Voorwoord
Waarom deze samenvatting? In 2013 leerde ik een Nederlandse organisatie kennen die de Toronto Blessing en aspecten van de Word of Faith aanhangt. Zelf wist ik niets van deze leren af, maar al snel kwam ik uit op de neo-charismatische beweging. Het werd mij echter helder dat op het internet hier niet echt duidelijk en (bovenal) chronologisch uitleg over wordt gegeven. Dat was althans mijn ervaring.
De neo-charismatische beweging is een wereldwijde religieuze beweging die snel groeit. Zij wordt gerekend tot het evangelisch protestantisme en bestaat voor een groot deel uit jongeren en jonge volwassenen. Deze samenvatting gaat in op wat deze beweging nu inhoudt: haar oorsprong en ontwikkeling, haar uitgangspunten, haar leringen en theologie, haar (verwante) stromingen, haar praktijken, haar extremiteiten, en de kritiek hierop. Want hoewel er in de beweging veel wordt gesproken over het mooie van het volgen van Jezus, zijn er diverse kritische kanttekeningen te plaatsen bij het onderwijs over meerdere onderwerpen.
Ik wil duidelijk stellen dat ik geen theoloog ben. Ik heb enkel een samenvatting gemaakt op basis van wat ik op het internet heb gevonden, op basis van bepaalde boeken of uitgaves en op basis van antwoorden op mijn e-mails, waarin ik aan bepaalde personen of organisaties verdere uitleg over een bepaald onderwerp heb gevraagd. Daarom, omdat teksten op deze site een aanzet kunnen zijn tot een kritische benadering, wil ik er op wijzen hier verder zelf onderzoek naar te doen.
Succes met lezen, het is heel wat tekst…
R.K.
januari 2014
‘Opgegroeid in de Gereformeerde Kerken in Nederland (nu Gereformeerde Kerken binnen de PKN), maar ook daarbuiten gekeken…’
N.B. 1. Het gebruikmaken van een bron wil niet per definitie zeggen dat ik het eens ben met alles beweerd door deze bron.
N.B. 2. De tekst kan aangepast of uitgebreid worden.
N.B. 3. Het kan voorkomen dat na verloop van tijd bepaalde links (in kleur weergegeven) niet meer actief zijn.
Gegeven bijbelteksten zijn uit de Nieuwe Bijbelvertaling21 (NBV21, 2021), uitgegeven door het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap (NBG).
In deze samenvatting maak ik ook gebruik van de Herziene Statenvertaling (HSV, 2010); een herziening naar meer hedendaags Nederlands van de Statenvertaling (SV, 1637). Reden is dat sommige (ontstane) uitdrukkingen en leringen niet of moeilijk afgeleid kunnen worden uit de NBV21. Bij gebruik staat HSV vermeld. Bij het gebruikmaken van andere vertalingen staat dit ook vermeld.
Inhoud
Inleiding
Hoofdstuk 1: De heilige Geest en de Geestesgaven
1.1. De heilige Geest
1.2. De Geestes- of charismatische gaven
De vijfvoudige bediening
Cessationisme
1.3. Wedergeboorte
Hoofdstuk 2: De eerste golf: de Pinksterbeweging
Extase, trance en ‘enthousiasme’
Het montanisme
Puritanisme, piëtisme, John Wesley, methodisme en Heiligingsbeweging
2.1. Begin Pinksterbeweging
Charles Fox Parham
William Joseph Seymour en Azusa Street
William Howard Durham
De doop met de heilige Geest
Overtuigingen
In perspectief
Hoofdstuk 3: (New Order of) Latter Rain
Een opwekking met apostelen en profeten
3.1. Begin New Order of Latter Rain
Healing Revival
William Marrion Branham
Hoofdstuk 4: De tweede golf: de charismatische beweging
Begin charismatische beweging
Hoofdstuk 5: De derde golf: de neo-charismatische beweging
5.1. John Richard Wimber
Wonderen en tekenen (krachtevangelisatie)
Doop met de heilige Geest en tongentaal
Kerkgroei (church growth)
Aanbidding (worship)
5.2. Charles Peter Wagner
De Nieuwe Apostolische Reformatie (NAR)
Geestelijke oorlogsvoering
Kingdom Now
Hoofdstuk 6: De Toronto Blessing
‘In de geest’-manifestaties
Begin Toronto Blessing
Hoofdstuk 7: Word of Faith (Woord van Geloof)
7.1. Begin Word of Faith
7.2. Uitgangspunten Word of Faith
7.3. Critici tot de Word of Faith
Hoofdstuk 9: Charismatische invloed in Nederland
Het evangelisch christendom in Nederland
GMF (voorheen TRIN)
Bijbel- en discipelschapscholen
9.1. Nederlands onderzoek: ‘Ooit evangelisch’
9.2. Namen in neo-charismatisch Nederland
Hoofdstuk 10: Kritiek op de (neo-)charismatische beweging
Wat is een dwaalleer?
10.1. Kritiek op de (neo-)charismatische leer
1. De heilige Geest op de voorgrond
2. De doop met de heilige Geest
3. Tongentaal
4. Handoplegging
5. Wonderen en tekenen (krachtevangelisatie)
6. Genezingen?
7. Een opwekking op basis van Joël 2:23b, 28-29?
Een manifestatie van de zonen van God?
8. Nieuwe apostelen en profeten, profetieën en bijzondere openbaringen?
9. Kingdom Now
10. Geestelijke oorlogsvoering
11. Bevrijdingspastoraat
12. Aanbidding (worship)
13. Vasten en bidden
10.2. Contemplatieve technieken en passieve houding
Soaken
10.3. Kritiek op de manifestaties ‘in de geest’
Trance- en religieuze ervaringen in de opwekkingen van de achttiende eeuw
Bijbelse onderbouwing van de manifestaties ‘in de geest’?
Kundalini?
10.4. Kritiek op de Toronto Blessing
10.5. Hypnose- en beïnvloedende situaties binnen charismatische kringen
Hypnose in religie
Benny Hinn: genezer of hypnotiseur?
Derren Brown
3D-documentaire
Marjoe Gortner
10.5.1. Uiteindelijke conclusie manifestaties ‘in de geest’
10.6. Kritiek op de Word of Faith-leer
Jezus stierf geestelijk (JDS)
Kleine goden-leer
Geloof is een ‘substantie’
De kracht van het geloof
Woord van geloof (word of faith)
Woorden hebben kracht (positief of negatief belijden)
Het welvaartsevangelie (prosperity gospel)
Bijzondere ervaringen
Degradatie van God en Jezus, vergoddelijking van de mens en Satan
Ander evangelie
10.7. Valse leren
Bijlagen
Bijlage 1: Mijn jeugd bij een groep extremistische christenen in Nederland
Bijlage 2: Esther: ‘Wat ik in charismatische kerken meemaakte was schadelijk’
Inleiding
Wil je je gaan verdiepen in de charismatische theologie (leer over God en goddelijke zaken) is het noodzakelijk eerst in te gaan op de heilige Geest. Het charismatisch geloof in huidige bovennatuurlijke ‘Geestesgaven’ is hierbij cruciaal. Het is echter afwijkend met wat de traditionele kerken leren.
Hoofdstuk 1: De heilige Geest en de Geestesgaven
1.1. De heilige Geest
De heilige Geest wordt binnen het christendom beschouwd als de geest van God. Samen met God en de Zoon van God (Jezus Christus) vormt de heilige Geest de heilige Drie-eenheid.
De werking van de heilige Geest is één van de centrale thema’s van de bijbel. In de bijbel wordt ‘geest’ gebruikt voor Gods aanwezigheid en kracht. De aanduiding van Gods geest met ‘heilig’ komt vooral in het Nieuwe Testament voor.
Het Hebreeuwse woord voor geest is roeach, het Griekse woord is pneuma. Deze woorden betekenen in de eerste plaats ‘wind’ of ‘adem’.
De combinatie met het woord ‘heilig’ is vooral bekend uit het Nieuwe Testament (vooral bij Lucas en Johannes). Maar ook daar wordt het woord ‘geest’ veel vaker los gebruikt. In het Oude Testament komt de combinatie ‘heilige Geest’ maar enkele keren voor (Psalm 51:13 en Jesaja 63:10-11).
In het Oude Testament komt de kracht van de geest van God eerst naar voren bij rechters (richteren) en profeten. De rechters krijgen Gods geest voor een bepaalde tijd, zodat ze een ongewone taak kunnen volbrengen. Als beschreven wordt dat profeten vervuld worden met Gods geest betekent dit dat ze in een toestand van verrukking zijn: de religieuze inspiratie uit zich in geestvervoering.
Met de overgang van het leiderschap van de rechters naar het koningschap, verandert ook het beeld van de geest van God. Gods geest wordt nu verbonden aan een functie. De zalving van de koning wijst erop dat Gods geest met de koning is. Later wordt dit ook toegepast op de messias en op het hele volk.
In Ezechiël en Joël krijgt de Geest een opvallende rol. Bijvoorbeeld in het visioen over het dal vol beenderen in Ezechiël 37:1-14. Gods geest schenkt nieuw leven aan wanhopige mensen in ballingschap. In het bijbelboek Joël is de uitstorting van de Geest over het hele volk een teken dat de ‘dag van de Heer’ aanbreekt.
In het Nieuwe Testament wordt de christelijke gemeente beschreven als een gemeenschap aan het einde van de tijd die vervuld is met de Geest. Dat komt in alle geschriften van het Nieuwe Testament naar voren. De heilige Geest komt in allerlei contexten ter sprake, bijvoorbeeld:
– Het verhaal over de uitstorting van de heilige Geest, bekend als Pinksteren en te vinden in Johannes 20:19-23 en Handelingen 2:1-13.
– De opstanding van Jezus en van de christenen is verbonden met Gods geest (Romeinen 1:4).
– De Geest is aanwezig in het optreden van Jezus.
– In de brieven van Paulus, wanneer hij spreekt over de plaats van de Wet in het leven van christenen (bijvoorbeeld Romeinen 8:2-4).
– In het evangelie volgens Johannes heeft de Geest een bijzondere functie. De Geest wordt als een soort sfeer afgezet tegen de sfeer van de wereld, de duisternis en het vlees (zie bijvoorbeeld Johannes 3:6).
[Bron: https://www.debijbel.nl/kennis-achtergronden/christelijk-geloof/127 ]
Tijdens de afscheidsgesprekken in het Johannesevangelie (Johannes 13-17) legt Jezus de functie van de heilige Geest uit. De Geest heet in Johannes vaak ‘pleitbezorger’ (bijvoorbeeld Johannes 14:16-17). Het Griekse woord paraklêtos kan behalve ‘pleitbezorger’ ook ‘helper’ of ‘trooster’ betekenen. Het is zijn taak om iemand bij te staan en voor hem het woord te voeren.
Tot de taak van de heilige Geest behoort vooral dat Hij de leerlingen ‘alles duidelijk [zal] maken en alles in herinnering [zal] brengen wat Ik tegen jullie gezegd heb’ (Johannes 14:26). Hij zal hun ‘de weg wijzen naar de volle waarheid’ (Johannes 16:12-16). En dat wordt exclusief aan de leerlingen beloofd (Johannes 14:15-18).
[Bron: https://www.debijbel.nl/kennis-achtergronden/christelijk-geloof/128 ]
In de bijbel worden verschillende metaforen en symbolen aangeduid om de heilige Geest te beschrijven:
Vuur. Johannes de Doper zegt tegen zijn toehoorders dat zij gedoopt zullen worden met de heilige Geest en met vuur. Op Pinksteren hebben de discipelen vuurtongen op hun hoofden, dat gezien wordt als het ontvangen van de heilige Geest.
Water. Alle gelovigen zijn gedoopt in één Geest en door Hem doordrenkt. De heilige Geest wordt ook aangeduid als het levende water.
De zalving. De zalving met olie werd als symbool gezien als het ontvangen van de heilige Geest. In het Oude Testament werden koningen gezalfd met olie.
Een duif. Toen Jezus de heilige Geest ontving daalde er een duif op Hem neer.
De wind. Verschillende keren in de bijbel gaat een handeling en/of de komst van de heilige Geest gepaard met het opsteken van een wind. Ook Jezus zelf maakt een vergelijking tussen de heilige Geest en de wind.
[Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Heilige_Geest ]
De vrucht van de Geest
In Galaten 5 zegt de apostel Paulus dat je goed op de heilige Geest moet letten: Hij wil je leren hoe je Jezus kunt volgen in deze wereld. Als je de heilige Geest hebt ontvangen, gaat die met jou aan het werk. Hij versterkt en bekrachtigt wat je aan goede en mooie verlangens hebt, maar snoeit ook wat niet in een christelijk leven past. En omdat het de Geest is die met jou bezig is, heet het ‘de vrucht van de Geest’. Het is een term die de negen eigenschappen samenvat van een waar christelijk leven geleid door de heilige Geest: het is het resultaat van Gods werk. In Galaten 5:22-23 noemt Paulus deze negen eigenschappen: liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing.
In het Grieks wordt het woord ‘vrucht’ (‘karpos’) gebruikt als verzamelnaam: een enkelvoudswoord met een meervoudsbetekenis. Dit is te vergelijken met het woord ‘bos’: ondanks dat het woord enkelvoud is, impliceert het dat er meer dan één boom staat.
[Bron: https://www.debijbel.nl/blog/de-vrucht-van-de-geest?utm_source=debijbel.nl&utm_medium=refferal&utm_campaign=blog-google-maps ]
1.2. De Geestes- of charismatische gaven
De term charisma is afkomstig van het Griekse woord charis dat ‘genade’ betekent. In het christelijk geloof heeft de meervoudsvorm charismata betrekking op de zogeheten charismatische gaven (letterlijk ‘genadegaven’). Men noemt ze ook wel Geestesgaven: gaven gegeven door en het werk van de heilige Geest.
De apostel Paulus wijdt enkele passages in zijn brieven aan de gaven: in de Brief van Paulus aan de Romeinen hoofdstuk 12, en in de Eerste brief van Paulus aan de Korintiërs hoofdstukken 12-14. Paulus gaat hier in op ‘bijzondere’ (bovennatuurlijke) en ‘gewone’ (niet-bovennatuurlijke) Geestesgaven.
De gemeenten van Paulus bestonden uit kleine groepen mensen die in huiskamers bijeenkwamen. In de tijd van het Nieuwe Testament is de huisgemeente het fundament van de christelijke beweging. Christenen kwamen in de eerste eeuw niet bij elkaar in speciale kerkgebouwen. Hun bijeenkomsten waren in huizen van welgestelde gemeenteleden. Deze huizen hadden hooguit plaats voor dertig tot veertig mensen.
Paulus schrijft in 1 Korintiërs 12:7: ‘In iedereen is de Geest zichtbaar aan het werk, ten bate van de gemeente.’ De apostel schrijft verder dat de christenen in de gemeente elkaar nodig hebben: ‘Al deze gaven worden geschonken door een en dezelfde Geest, die ze aan iedereen afzonderlijk toebedeelt zoals Hij wil.’ (1 Kor. 12:11) Paulus vermeldt de volgende gaven van de heilige Geest in zijn brieven (de schuingedrukte gave is de vertaling uit de HSV):
1. Profetie (NBV21: ‘profeteren’) (Rom. 12:6 – NBV21 vers 7 -, 1 Kor. 12:10).
Profetie in de bijbel houdt in het doorgeven van een boodschap van God voor anderen. ‘Profeteren’ wordt in het Nieuwe Testament ook gebruikt tot de prediking van de christelijke leraren en soms ook voor het prijzen van God.
In 1 Kor. 14:1 noemt Paulus profetie de belangrijkste van de gaven: ‘Jaag de liefde na en streef naar de gaven van de Geest, vooral op die van de profetie.’ (NBV21) ‘Maar iemand die profeteert spreekt tot mensen, en wat hij zegt is opbouwend, troostend en bemoedigend.’ (1 Kor. 14:3, NBV21)
2. Woord van wijsheid (NBV21: ‘het verkondigen van wijsheid’) (1 Kor. 12:8).
3. Woord van kennis (NBV21: ‘het overdragen van kennis’) (1 Kor. 12:8).
4. Onderwijzen (Rom. 12:7).
5. Werkingen van krachten (NBV21: ‘de kracht om wonderen te verrichten’) (1 Kor. 12:10).
6. Gaven van genezingen (NBV21: ‘de gave om te genezen’) (1 Kor. 12:9).
7. Geloof (vast vertrouwen op God) (1 Kor. 12:9).
8. Het onderscheiden van geesten (NBV21: ‘de kracht om te beoordelen of een profetie van de Geest afkomstig is’) (1 Kor. 12:10).
9. Dienstbetoon (behulpzaam zijn, NBV21: ‘bijstand’) (Rom. 12:7).
10. Bemoediging (SV: ‘die vermaant’, NBV21: ‘troosten’) (Rom. 12:8).
11. Uitdelen (geven in oprechtheid zonder bijbedoeling) (Rom. 12:8).
12. Over anderen ontfermen (uit medeleven mensen helpen, NBV21: ‘Wie barmhartig is, moet daarin blijmoedig zijn’) (Rom. 12:8).
13. Leiding geven (bestuur van de gemeente) (Rom. 12:8).
14. Tongentaal (spreken in vreemde talen, NBV21: ‘de kracht om in klanktaal te spreken’) (1 Kor. 12:10).
15. Het vertalen van tongentaal (NBV21: ‘de kracht om klanktaal uit te leggen’) (1 Kor. 12:10).
De vijfvoudige bediening
Efeziërs 4:11 noemt vijf ambten die een persoon op zich kon nemen. Men noemt dit ook wel ‘de vijfvoudige bediening’. Het zijn de ambten van:
1. Apostel (Het Griekse woord apóstolos betekent ‘degene die gezonden is’; letterlijk: ‘boodschapper’ of ‘vertegenwoordiger’. De term wordt in de christelijke traditie met name gebruikt voor iemand die door Jezus is uitgezonden om het evangelie te verspreiden.)
2. Profeet (een profeet geeft een boodschap van God aan anderen door). Profetie was volgens Paulus een directe openbaring van God, die bedoeld was om de gemeente op te bouwen. (‘Profeteren’ wordt ook gebruikt tot de prediking van de christelijke leraren en soms ook voor het prijzen van God.)
3. Verkondiger van het evangelie (deze brengt het geloof tot de niet-gelovigen).
4. Herder (deze draagt verantwoordelijkheid voor het geestelijk welzijn van gemeenteleden).
5. Leraar (een leraar laat de gemeenteleden in kennis groeien).
Cessationisme
Dat de heilige Geest ook tegenwoordig werkzaam in de kerk aanwezig is, wordt binnen de diverse kerken niet betwijfeld. Maar binnen het grootste deel van de protestantse stroming hangt men de visie aan dat er tegenwoordig niet meer bovennatuurlijke wondertekenen openlijk te aanschouwen zijn. Dit noemt men ook wel de cessationistische visie.
Het Engelse ‘cessation’ betekent (het proces van) beëindiging en is afkomstig van het Latijnse woord ‘cessare’ wat stoppen of vertragen betekent. Met cessationisme bedoelen we de opvatting dat de heilige Geest nadat de apostel Paulus in Rome aankwam, niet meer openlijk zichtbaar is met wonderen en tekenen zoals in de vroeg-christelijke gemeente. Wij beschikken nu over het afgeronde Nieuwe Testament als definitieve grondslag van de verkondiging en het christelijk geloof hoeft nu niet meer via uiterlijke tekenen te worden bevestigd.
De huidige werking van de ‘gewone’ Geestesgaven (bijvoorbeeld om bijstand te verlenen, te troosten, om leiding te geven) wordt niet betwijfeld. Het zijn schijnbaar gewone talenten van mensen binnen de gemeente, die door Paulus niettemin tot de Geestesgaven worden gerekend. Aan iets bovennatuurlijks hoef je hierbij echter niet te denken.
Aan het begin van de twintigste eeuw begonnen groepjes evangelische christenen te onderwijzen dat, naast de ‘gewone’ Geestesgaven, ook de bovennatuurlijke Geestesgaven tegenwoordig actief zijn en bedoeld om door iedere christen ervaren te worden: tongentaal, profetie en genezing. Deze christenen zouden bekend worden als de Pinksterbeweging (of Pinkstergemeente).
Na de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) kwamen ook delen van de historische kerken onder invloed van deze leer, waaronder protestantse kerkgenootschappen en de Rooms-Katholieke Kerk (die geen cessationistische visie heeft). Deze stroming binnen de kerken, die niet specifiek gebonden is aan de Pinksterbeweging, noemt men de charismatische beweging.
Vanaf de jaren 1980 kwam de neo-charismatische beweging opzetten (‘neo’ betekent ‘nieuw’).
1.3. Wedergeboorte
Historisch gezien heeft het christendom verschillende metaforen gebruikt om zijn inwijdingsritueel te beschrijven, dat wil zeggen: geestelijke wedergeboorte door de heilige Geest.
De bijbel bedoelt met wedergeboorte het weer tot leven wekken van de menselijke geest, die ‘dood was door overtredingen en zonden’ en dus van God gescheiden was. Wedergeboorte is volgens het christendom een opnieuw geboren worden in een ander mensengeslacht, dat van Jezus. Het wordt gezien als een eenmalige gebeurtenis. De meningen zijn echter verdeeld over wanneer de wedergeboorte bij een mens plaatsvindt.
De wedergeboorte wordt op een aantal plaatsen genoemd in het Nieuwe Testament en een toespeling daarop in het Oude Testament: Titus 3:4-5, Johannes 3:3-5, 1 Petrus 1:3, 1 Petrus 1:23-25, Ezechiël 36:26-27 (OT). (Matteüs 19:28 spreekt ook over wedergeboorte. Hier gaat het echter om de vernieuwing van de wereld na Jezus’ terugkeer op aarde.)
De algemene opvatting in de oosters-orthodoxe kerken, de Rooms-Katholieke Kerk, de Anglicaanse Kerk en de Lutherse Kerk is dat wedergeboorte plaatsvindt via het sacrament van de doop.
Na de Reformatie (startpunt 1517) heeft de gereformeerde theologie benadrukt dat wedergeboorte niet het automatische resultaat van de waterdoop is. Wedergeboorte is volledig het werk van God en kan op elk moment in iemands leven plaatsvinden.
Na de Reformatie plaatste men binnen het evangelicalisme de wedergeboorte bij bekering.
N.B. Bovenstaande gaat niet specifiek in op opgroeiende kinderen binnen een (kerk)gemeente.
[Geraadpleegde bronnen: https://en.wikipedia.org/wiki/Born_again , https://nl.wikipedia.org/wiki/Wedergeboorte_(christendom) , https://en.wikipedia.org/wiki/Evangelicalism ]

Hoofdstuk 2: De eerste golf: de Pinksterbeweging
In deze samenvatting wordt gesproken over de ‘eerste, tweede en derde golf’. Het betreft een verdeling geopperd door de neo-charismatische theoreticus Charles Peter Wagner (zie hoofdstuk 5) die uitging van drie ‘golven van de heilige Geest’. De ‘eerste golf’ betreft dan het ontstaan van de Pinksterbeweging (hoofdstuk 2), de ‘tweede golf’ die van de charismatische beweging (hoofdstuk 4) en de ‘derde golf’ die van de neo-charismatische beweging (hoofdstuk 5).
Extase, trance en ‘enthousiasme’
In de geschiedenis van het christendom is religieuze extase voortdurend aanwezig geweest. Het heeft zeker bijgedragen aan de uitbreiding van de gemeente. Anderzijds werden er al vanaf het begin controles en criteria ingevoerd om echte van onechte religieuze ervaringen te kunnen onderscheiden. Extatische en ‘enthousiaste’ religiebeleving stonden doorgaans op gespannen voet met de officiële kerk. Vaak was in deze bewegingen namelijk sprake van verzet tegen autoriteitsaanspraken van het officiële leergezag. Door innerlijke verlichting en rechtstreekse openbaring door middel van de heilige Geest te claimen, werden hervormingen van de kerk nagestreefd. Binnen de gevestigde kerken zijn extatische en ‘enthousiaste’ religieuze groeperingen altijd verbonden met sektarisme en fanatisme.
Extase en trance zijn begrippen die erg dicht bij elkaar liggen. Letterlijk betekent extase (van het Griekse ekstasis) ‘het uit zichzelf treden’. Het wordt vaak gebruikt om een toestand van religieuze opwinding aan te duiden. Extase gaat niet altijd gepaard met opwinding. Bij religieuze extase in diepe rust, spreekt men vaak van trance. Het woord trance is afgeleid van het Latijnse transire, wat ‘overgaan’ betekent. In een trancetoestand overstijgt men de werkelijkheid, men transcendeert.
Algemene kenmerken van zowel extase als trance zijn: een gevoel van eenheid, een deel uitmaken van een geheel; een verlies van tijd- en ruimtebesef; het gevoel dat de ervaring een objectieve en valide (geldige) bron van kennis is; gevoelens van vreugde, blijdschap, vrede, geluk, van iets heiligs of hogers; paradoxale (schijnbaar tegenstrijdige), onlogische en onbeschrijfelijke ervaringen, en een gevoel van zelfverlies.
Naast extase en trance wordt in de Engelstalige literatuur op dit gebied ook wel de term ‘enthusiasm’ (enthousiasme) gebruikt om een intense godsdienstige beleving aan te duiden die gekenmerkt wordt door sterke emoties, waaraan openlijk uitdrukking wordt gegeven door middel van lichaamshouding, lichaamsbeweging, roepen, huilen en lachen. ‘Enthousiasme’ is de toestand, waarbij heftige bewegingen en ongewone emotionele expressie worden geïnterpreteerd als tekenen dat een god of geest tijdelijk bezit heeft genomen van iemand.
In de praktijk is het lang niet altijd eenduidig vast te stellen of sprake is van extase of ‘enthousiasme’. Extase, trance en ‘enthousiasme’ lijken verschillende namen voor hetzelfde, met ieder een eigen accent. Wat ze gemeenschappelijk hebben is de verwijzing naar een andere, ‘hogere’ realiteit.
Het gebruik maken van hulpmiddelen om doelbewust een toestand van extase te bereiken is van alle tijden. Drie manieren kunnen daarbij onderscheiden worden. Extase kan bereikt worden door deprivatie (in het bijzonder door te vasten), door overstimulatie of door het innemen van drugs.
In het christendom wordt extase met name bereikt door te vasten. Vasten is echter bedoeld om het geloof te versterken, niet om een extatische ervaring te bewerkstelligen. Die laatste vorm van vasten vinden we wel in het leven van de vrouwelijke mystici en bij de Quakers, die de gewoonte hadden om te vasten op momenten dat ze problemen hadden of een beslissing moesten nemen. Een periode van vijftien dagen was daarbij normaal, maar twintig dagen was niet ongebruikelijk.
Ook heeft muziek altijd een belangrijke rol gespeeld bij het opwekken van religieuze extase. In vrijwel alle religies wordt muziek gebruikt bij erediensten, vaak in combinatie met dans. Dans versterkt de groepsband en wekt intense gevoelens op, soms zelfs een staat van trance. Muziek wordt op diverse manieren gebruikt: in het sjamanisme wordt drummen gebruikt om een toestand van uitzinnigheid en trance te bereiken, en voodoo kent een langdurig ritmisch dansen en drummen. In charismatische religies wordt muziek gebruikt om soortgelijke toestanden op te roepen. De situatie die het vaakst een religieuze ervaring oproept, is luisteren naar muziek. Waarschijnlijk bestaat er een sterk verband tussen religieuze ervaring en toestanden die opgewekt kunnen worden door muziek: het zijn beide vergelijkbare mentale toestanden, non-verbaal en non-rationeel. Een andere overeenkomst is dat beide over het algemeen worden uitgevoerd in een groep, leidend tot een speciaal soort van gemeenschappelijke belevenis, een speciaal soort sociale cohesie.
[Bron: http://www.jacquesjanssen.nl/wp-content/uploads/2008/11/the-house-of-god.pdf ]
Het montanisme

Feitelijk is er vanaf de eerste eeuwen (na Christus) altijd wel een of andere beweging geweest binnen of buiten de kerk, die ijverde voor de beleving van méér dan de kerk bood. De eerste diende zich aan tijdens de tweede helft van de tweede eeuw in Phrygia, het gebied van de stad Laodicea in het westen van Klein-Azië (nu het uiterste westen van Turkije). De voormalig heidense priester Montanus († circa 195) en zijn twee priesteressen stichtten toen een charismatische beweging: het montanisme. Montanus legde sterk de nadruk op de wederkomst van Jezus en verkondigde dat weldra het Nieuwe Jeruzalem en het duizendjarig vrederijk zouden aanbreken. Nu zou de heilige Geest regeren. Hij beschouwde zichzelf als de profeet, de spreekbuis van de heilige Geest. Hij was de trooster, de parakleet, van wie Jezus beloofd had dat Hij hem in de laatste dagen zou sturen.
Veel praktijken van de montanisten (glossolalie, profetie, vasten, stuiptrekkingen) zijn opnieuw geïntroduceerd door de verschillende charismatische bewegingen in de twintigste eeuw. Net zoals de moderne charismatici weken de montanisten af van het christendom door hun ervaringen, omdat zij dachten dat de bijzondere openbaring van God niet opgehouden was met de geschriften van de apostelen. De beweging kende een groot succes in Klein-Azië en verspreidde zich zodanig binnen de hele kerk, tot in Rome.
Er was ook sprake van beïnvloeding door de leer van de stoïcijnen. Het stoïcisme, een beweging die te vergelijken is met de huidige New Age-beweging, won veel aan belang in de tweede eeuw door toedoen van de Romeinse keizer Marcus Aurelius (121–180, keizer van 161 tot 180). Er is dus een vergelijkbare situatie met de huidige door een charismatische beweging binnen de kerk en een New Age-beweging in het heidendom.
De omvang van het montanisme bracht een reactie teweeg bij christelijke apologeten, zoals Apollinaris, Apollonius, Miltiades, Melito en Hippolytus. Zij voerden aan dat echte profeten onfeilbaar zijn, niet in extase raken, geen glossolalie beoefenen en zich niet verrijken; iets wat wel het geval was bij de montanisten. De bisschoppen moesten het officieel afkeuren, zelfs aangeven als demonisch en de charismatici excommuniceren om hun ketterse leer langzaam te laten uitsterven. Het montanisme heeft zich, voornamelijk in Klein-Azië, weten te handhaven tot in de zesde eeuw.
[Bronnen: http://www.apologetique.org/nl/artikelen/religie/heterodoxie/neomontanisme/BDG_glossolalie_nl.htm , https://nl.wikipedia.org/wiki/Montanisme , https://nl.wikipedia.org/wiki/Montanus , https://www.woordenwereld.nl/files/geregistreerd/Cahiers/De_charismatische_beweging_en_wij.pdf pagina 9]
Puritanisme, piëtisme, John Wesley, methodisme en Heiligingsbeweging
De drang naar rechtstreeks contact met God en naar regelrechte openbaringen van de heilige Geest is eigenlijk steeds als een verschijnsel aan de rand van de christelijke kerk blijven bestaan. Zo staat in historisch verband met de Pinksterbeweging de Heiligingsbeweging die uitging van een ‘ervaring’ van een ‘doop met de heilige Geest’. De Heiligingsbeweging kent haar oorsprong met name in het methodisme, wat weer linken heeft met het piëtisme. En het piëtisme kent op zijn beurt raakvlakken met het puritanisme. Geschiedenis van een zoektocht naar een ‘ervaring’.
Puritanisme
Het puritanisme is in het laatste kwart van de zestiende eeuw in Engeland en Schotland opgekomen als reactie op de hoofdstroom van de Anglicaanse Kerk, welke zich in 1534 afgescheiden had van de Rooms-Katholieke Kerk*. Naast dat de puriteinen vonden dat in de Anglicaanse Kerk (officieel: de Episcopaalse Kerk van Engeland) nog te veel Roomse elementen bewaard waren gebleven, pleitten zij voor een persoonlijker beleving van het christelijk geloof (bekering en wedergeboorte) en een striktere zuivere levenswandel (heiliging**). Een aantal van de puriteinse theologen meende dat de verlossing in twee stadia plaatsvindt. Eerst wordt men een christen, later kan een tweede stadium volgen; dat van de verzekerdheid.
Inspiratiebronnen voor het puritanisme waren de Lollards (of Lollarden, succesvol rond 1400), volgelingen van John Wyclif (1330-1384), en William Tyndale (1494-1536); de eerste protestant die de bijbel in het Engels vertaalde. Onder de Engelse puriteinen was een kleine groep die de volwassenendoop hanteerde. Hieruit ontstond het baptisme.
Het puritanisme maakt deel uit van een internationale vroomheidsbeweging binnen het protestantisme in de zeventiende en achttiende eeuw. Zo was er in Nederland de Nadere Reformatie (1600-1750)***, ontstonden in de Engelse koloniën in Noord-Amerika binnen puriteinse kringen de First Great Awakening (1720-1740) en de Second Great Awakening (1790-1840), en was er in Duitsland het piëtisme.
* Het begrip ‘rooms-katholiek’ is ontstaan tijdens de Reformatie (startpunt 1517) om onderscheid te maken tussen hen die de paus trouw bleven en de protestanten. Het woord ‘rooms’ duidde oorspronkelijk op de stad Rome.
** Het meest gebruikelijke gebruik van de term heiliging binnen de christelijke theologie is een verwijzing naar de verandering die door God in een gelovige is teweeggebracht (begonnen op het punt van redding en doorgaand gedurende het hele leven van de gelovige; veel vormen van christendom geloven dat dit proces in de hemel zal worden voltooid).
*** In Nederland is het puritanisme nog terug te vinden onder de bevindelijk gereformeerden.
Piëtisme
Het woord ‘piëtist’ (afgeleid van de Latijnse term pietas: de doorleefde vroomheid) kwam in Duitsland in gebruik als spottende benaming voor aanhangers van de Duitse lutherse predikant Philipp Jakob Spener (1635-1705). Hij publiceerde in 1675 zes voorstellen om de Lutherse Kerk te hervormen, als reactie op de dogmatische leerstellingen van deze kerk die bijna de plaats hadden ingenomen die Maarten Luther (1483-1546) tijdens de Reformatie (startpunt 1517) alleen aan de bijbel had toegewezen. Vooral de geloofsformules werden bestudeerd en gepredikt, terwijl de bijbel als bron voor een vroom leven minder belangrijk was geworden. In plaats van het bepleiten van het priesterschap van alle gelovigen, hadden lutherse pastors zich tot een hiërarchie gevormd, terwijl zij het praktisch pastoraal werk onvoldoende aandacht gaven.
Spener combineerde de lutherse nadruk op bijbelse doctrine met de calvinistische* tendens (beweging in een bepaalde richting) van een krachtig christelijk leven. Na zijn dood werd de Duitse theoloog August Hermann Francke (1663-1727) de leidende persoon in het piëtisme, dat aanhang kreeg binnen de meeste lutherse kerken in Europa.
* Binnen het gereformeerd protestantisme (ook wel calvinisme genoemd) had in Nederland de invloed van hervormer Johannes Calvijn (1509-1564) ervoor gezorgd dat naast de theologie ook veel aandacht werd gegeven aan de christelijke ethiek. In theologische termen: waar het lutheranisme vrijwel alleen aandacht gaf aan het dogma van de rechtvaardiging door het geloof alleen (sola fide), hadden calvinisten ook veel aandacht voor de heiliging en de vorming van een christelijke gemeenschap.
Het piëtisme kent samenkomsten in kleine groepen (conventikels). Vooral binnen deze groepen is alle ruimte voor lekenpredikers (oefenaars). Een bevindelijk (zie verder) woord van de oefenaar werd/wordt nogal eens van meer waarde geacht dan de boekengeleerdheid van een academisch geschoolde theoloog. De evangelische richting binnen het piëtisme, die in de Verenigde Staten (VS) van Amerika tot ontwikkeling kwam, is echter gekenmerkt door massale bijeenkomsten.
Het piëtisme legt de nadruk op zondebesef en persoonlijke bekering. Daarmee hangt de eis van wedergeboorte samen; er zijn kenmerken waaraan een wedergeborene dient te voldoen. Niet minder belangrijk is levensheiliging: men wil zuiver leven (puritanisme).
Men protesteerde tegen kerkgang uit sleur of een al te oppervlakkige geloofspraktijk, waarin de ervaring van zonde en genade ontbreekt. Men verlangde naar een ‘nadere reformatie’, waarin de bijbelse boodschap niet alleen leerstellig zuiver zou worden verkondigd, maar ook op ieders leven persoonlijk zou worden toegepast; als een zaak niet alleen van het hoofd (kennis van de leer), maar vooral als een existentiële ervaring van God in het hart doorslaggevend voor waar christen zijn (bevinding). Dit kon resulteren in dat de geloofsweg die de bekeerde mens moest gaan, precies in stadia werd uitgetekend en voorgeschreven. Maar het kon ook uitlopen op een leven in grote blijmoedigheid.
Dit laatste was het geval bij de Moravische broeders of hernhutters (de latere Evangelische Broedergemeente), leden van de leefgemeenschap Hernhut (Saksen, Duitsland). Deze was door Nikolaus von Zinzendorf (1700-1760) op zijn landgoed gesticht in 1722. Hij was theoloog en droeg het gedachtegoed uit van Spener. In de samenkomsten ging het er emotioneel aan toe; er werd veel gezongen en gezamenlijk gemediteerd. Deze blijmoedige geloofsbeleving ging samen met een nieuwe missionaire houding. John Wesley, een jonge Engelse priester in de Anglicaanse Kerk, werd hierdoor geraakt. Zijn naam is onlosmakelijk verbonden met het methodisme.
John Wesley en het methodisme

John Benjamin Wesley (1703-1791) begon samen met zijn broer Charles (1707-1788) als opwekkingsprediker rond te gaan, maar ze raakten al snel in conflict met hun kerkelijke autoriteiten. Toen de broers niet meer in de reguliere Anglicaanse kerkdiensten mochten spreken, begonnen zij eigen bijeenkomsten in de open lucht. John zag zich uiteindelijk in 1784, door de blijvende tegenwerking van de kerkleiding, gedwongen de beweging te verzelfstandigen ter wille van de voortgang van zijn opwekkingswerk.
Wesley riep op tot directe en daadwerkelijke bekering tot Christus (als de enige weg tot behoud) en tot een nieuw, heilig leven. Formeel kerklid zijn was niet genoeg; met het christen-zijn moet ernst worden gemaakt, ook door het schematisch (methodisch) aanhouden van gebed en meditatie. Dit was de aanleiding dat Wesleys volgelingen methodisten werden genoemd; een naam die zij zelf ook gingen voeren. Maar dat methodistische verminderde niet de spontaniteit van geloofsuitingen. In de samenkomsten ontbrak het niet aan het spreken in tongen, het getuigen van dromen en visioenen, en het spreken van richtingwijzende woorden (‘profetie’). In terugblik besefte Wesley de verwantschap met de montanisten uit de eerste eeuwen van de kerkgeschiedenis.
Voor Wesley was het van groot belang dat een christen een goddelijke zekerheid van genade ontving. Hij had al als zendeling gewerkt in Georgia (VS), zonder werkelijk te weten behouden te zijn. Naar eigen zeggen werd deze werkelijkheid tijdens een door hem bijgewoonde bijeenkomst van de hernutters (24 mei 1738 in Londen), gedurende het voorlezen van de introductie van het commentaar van Luther over de Romeinen-brief: ‘Ik voelde mijn hart vreemd verwarmt. Ik voelde, dat ik vertrouwde op Christus, Christus alleen voor mijn zaligheid. En een zekerheid werd mij geschonken dat Hij mijn zonden had weggenomen, ja de mijne, en mij behouden had van de wet der zonde en des doods.’ In zijn latere verkondiging heeft Wesley steeds weer op dit verhaal (de ‘Aldersgate Streetervaring’) teruggegrepen.
In zijn preken legde Wesley sterk de nadruk op de doctrine van persoonlijke redding door geloof en de bevestiging door de heilige Geest dat men inderdaad een kind van God is. Kenmerkend voor Wesley, en het methodisme, is de nadruk niet op het vertrouwen op Christus, maar op het gevoel daarvan. Voor Wesley was belangrijk dat iemand door het geloof behouden wordt; dit is in lijn met Luther (1483-1546) en Calvijn (1509-1564). Maar bij Wesley was de hoofdzaak niet zonder meer het vertrouwen op Gods beloften; het kennen van en vertrouwen op de persoon en het werk van Jezus. Waar het voor Wesley in het geloof om gaat, is het ontvangen van een zekerheid; een ervaring die aan het directe ingrijpen van de heilige Geest te danken is. Het gaat om een rechtstreeks getuigenis van de heilige Geest aan de eigen geest, dat hij (zij) een kind van God is. Het is de eigenlijke kracht van het leven van een gelovige. Daarom is het kennen van het moment van dat ingrijpen van groot belang voor een christen. Bij gelegenheid gaf Wesley wel te kennen dat een mens zich daarin kan vergissen: de stem van de eigen verbeelding kan worden aangezien voor het getuigenis van Gods geest.
Deze prediking van een ‘extra’ ervaring (die later zal worden aangeduid als ‘second blessing’ of ‘tweede zegen’) is door John William Fletcher (1729-1785), een medestander van Wesley, voor het eerst aangeduid als een ‘doop met de heilige Geest’.
In samenhang met de nadruk op de ‘hogere’ ervaring die een essentiële plaats in het methodisme kreeg, greep Wesley terug op het arminianisme. We kennen het uit de strijd tussen de remonstranten (arminianen) en contra-remonstranten, waaraan we een van de Nederlandse belijdenisgeschriften te danken hebben: de Dordtse Leerregels. Hierin zijn de bijbelse overwegingen van de Synode van Dordrecht (1618-1619) geformuleerd, op grond waarvan het remonstrantisme veroordeeld werd.
Het arminianisme heeft grote nadruk gelegd op de vrije wil van de mens. De inspanning waartoe de mens in staat is, speelt dan ook in het methodisme een grote rol in het bereiken van de vereiste hoogte in de geestelijke ervaring. Via het methodisme heeft het invloed gehad op de Heiligingsbeweging in de negentiende eeuw en op de twintigste-eeuwse uitlopers daarvan, die in het geheel van de ‘evangelische beweging’ zijn terug te vinden. We herkennen de arminiaanse manier van spreken in de nadruk op de eigen beslissing: je moet en je kunt zelf een keus maken om je leven aan God te geven.
Deze eigen beslissingsmogelijkheid heeft ook in het zoeken naar ‘hogere ervaring’ een duidelijke plaats. De mens moet zelf vastbesloten zijn om ‘het’ te willen ontvangen. Hij moet aan bepaalde voorwaarden (willen) voldoen die de ervaring voor hem zullen ontsluiten. Deze ‘voorwaardenleer’ is vooral uitgewerkt in de wereldwijde opwekkingsbeweging van de negentiende eeuw: de Heiligingsbeweging.
De Heiligingsbeweging
De Heiligingsbeweging is een evangelische opwekkingsbeweging die ontstond in de tweede helft van de negentiende eeuw in het noorden van de VS. De beweging gaat uit van een reeks overtuigingen en praktijken die voornamelijk ontstonden binnen het methodisme van de negentiende eeuw, en in mindere mate binnen andere tradities zoals het quakerisme (met de drang om God te ervaren), het anabaptisme (met de volwassenendoop) en het restaurationisme (herstel van het vroege christendom in zijn originele apostolische vorm) (zie ook invloeden). Men is sterk gericht op John Wesleys onderwijs, hoewel men soms hiervan afwijkt. Hoewel de beweging interconfessioneel (verschillende kerkelijke richtingen, interkerkelijk) is, maken (heiligings)methodisten het grootste deel van de beweging uit.
Binnen de beweging groeide het idee van een viervoudig evangelie: Jezus redt, heiligt, geneest en Hij komt terug. Men ging ervan uit dat de wederkomst van Jezus niet meer lang zou duren. Omdat ze geloofden dat ze in de eindtijd leefden, verwachtten ze dat God de christelijke kerk geestelijk zou vernieuwen en het herstel van Geestelijke gaven en de evangelisatie van de wereld tot stand zou brengen.
Vanuit het aspect heiliging legde men de nadruk op de leer van een tweede werk van genade, of tweede zegen, dat men over het algemeen volledige heiliging of christelijke perfectie noemt. Voor de Heiligingsbeweging betekent de term ‘perfectie’ de volledigheid van het christelijk karakter: de vrijheid van alle zonde en het bezit van alle genaden van de heilige Geest.
De National Holiness Association werd in 1867 opgericht en rond 1870 bereikte de boodschap ook Engeland, waar in 1874 bijeenkomsten werden gehouden in Brighton en Keswick. Hier kwam de zogeheten Keswick Convention uit voort.
De Heiligingsbeweging gaat uit van de gedachte dat bij bekering een persoon gerechtvaardigd (gered) en wedergeboren wordt (gedeeltelijke heiliging). De wedergeboorte ziet men hierbij als het eerste werk van genade. Hierna beleeft de persoon een groei van heiliging.
Deze groei zou zijn climax kennen in een tweede werk van genade, waarin de heilige Geest zijn hart reinigt van de erfzonde; letterlijk alle ingewortelde zonde uitroeiend (volledige heiliging).
Deze tweede zegen zou meteen gebeuren wanneer de gelovige zichzelf presenteert als een levend offer aan God met een houding van totale toewijding en geloof. De heilige Geest zou dan zijn inwonende aanwezigheid verlenen, waardoor de gelovige toegerust wordt met kracht tot getuigen en het weerstaan van verleidingen tot zonde*. In navolging van John Fletcher noemde de Heiligingsbeweging het ontvangen van deze tweede zegen, de doop met de heilige Geest (of Geestesdoop). Het is de ervaring die leidt tot de periode van volledige heiliging
* Sommige heiligingsstromingen gingen hierbij uit van een zondeloos leven, hoewel Wesley hierover genuanceerder dacht: hij geloofde niet in een zondevrij leven.
Schematisch samengevat:
Heiligingsbeweging: wedergeboorte — groei van heiliging — ontvangst van volledige heiliging (genoemd de doop met de heilige Geest).
Een van de heiligingspredikers, de methodist Charles Fox Parham, stichtte in 1900 een bijbelschool. Zijn studenten meenden in de bijbel te vinden dat tongentaal het bewijs van die doop met de heilige Geest is – iets dat de Heiligingsbeweging tot die tijd niet had geleerd.
[Geraadpleegde bronnen: De charismatische beweging – Dr. Karel Blei, pagina 28-34, https://www.woordenwereld.nl/files/geregistreerd/Cahiers/De_charismatische_beweging_en_wij.pdf , https://nl.wikipedia.org/wiki/Puritanisme , https://nl.wikipedia.org/wiki/Pi%C3%ABtisme_(kerkgeschiedenis) , https://web.archive.org/web/20160607153731/http://protestant.nu/Encyclopedie/tabid/359/Default.aspx?Page=pi%C3%ABtisme , https://petervandenburg.infoteur.nl/specials/protestants-pietisme.html , https://nl.wikipedia.org/wiki/John_Wesley , https://nl.wikipedia.org/wiki/Methodisme , https://en.wikipedia.org/wiki/Sanctification , https://en.wikipedia.org/wiki/Second_work_of_grace , https://nl.wikipedia.org/wiki/Heiligingsbeweging , https://en.wikipedia.org/wiki/Holiness_movement , https://en.wikipedia.org/wiki/Pentecostalism derde alinea , https://www.digibron.nl/viewer/collectie/Digibron/id/tag:Radix,19870701:newsml_cc10d946f293a50291470fbc3d363da4 ]
2.1. Begin Pinksterbeweging
Charles Fox Parham
De Amerikaanse predikant en gebedsgenezer Charles Fox Parham (1873-1929) speelde een cruciale rol in het ontstaan van de Pinksterbeweging. Naast dat hij methodist was, voelde Parham zich verwant met de Heiligingsbeweging. Hij begon op 15 oktober 1900 de Bethel Bible School in een landhuis in Topeka (Kansas, VS). Het betrof een kortdurende opleiding voor toekomstige zendelingen.
Parham verliet eind december zijn studenten (allen afkomstig uit de Heiligingsbeweging) een paar dagen en gaf hen opdracht aan de hand van het bijbelboek Handelingen (van de apostelen) uit te zoeken wat het bewijs was van de doop met de heilige Geest. Zijn studenten brachten daarna verschillende dagen door met gebed en bijbelstudie.
Op nieuwjaarsdag begon, na handoplegging door Parham, de studente Agnes Ozman ‘in tongen te praten’. Parham meende dat zij Chinees had gesproken. De dagen daarna ondergingen Parham en meerdere studenten vergelijkbare ‘tongentaalervaringen’. Twee studenten verlaten de school echter en bezorgen Parham negatieve publiciteit.
Parham zag de doop met de heilige Geest als een bekrachtiging tot wereldevangelisatie in de laatste dagen voor de terugkomst van Jezus. Deze opvatting bracht hem ertoe deze te verbinden met het spreken in tongen. Naar aanleiding van Handelingen 2 (het ontvangen van de heilige Geest door de honderdtwintig discipelen van Jezus op Pinksteren, waarna zij tot de buitenstaanders spraken in hun eigen taal) zag hij dit als het spreken in menselijke talen die men niet had geleerd (xenoglossie): iedere Geestvervulde christen is automatisch geroepen voor het zendingsveld dat behoort bij de ontvangen taal en langdurige taalstudie is overbodig. Parham leerde dat de doop met de heilige Geest een derde ervaring was, na wedergeboorte en volledige heiliging.
William Joseph Seymour en Azusa Street
Parhams school te Topeka werd in 1901 opgedoekt en in 1905 opende Parham een tienweekse bijbelschool in Houston (Texas, VS). Hier volgde William Joseph Seymour (1870-1922), afkomstig uit de Heiligingsbeweging, lessen die hij vanwege zijn Afro-Amerikaanse achtergrond op de gang moest volgen. Seymour was een zoon van vrijgelaten slaven, vanaf zijn 25ste blind aan zijn linkeroog en katholiek opgevoed in armoede. Zijn ouders bezochten echter ook een baptistengemeente. Seymour besloot na zes weken zijn studie te beëindigen en vertrok (uiteindelijk) naar Los Angeles. Hij verzocht en kreeg een vergunning als voorganger van Parhams Apostolic Faith Movement en deed zijn werk in Los Angeles onder Parhams autoriteit. Seymour kreeg zijn eerste ‘tongentaalervaring’ op 12 april 1906.
Volgens Seymour, in navolging van Parham, was volledige heiliging voorwaarde om de doop met de heilige Geest te ontvangen. Hij, evenals Parham, onderwees hiermee drie werken van genade: de wedergeboorte (eerste werk van genade), volledige heiliging (tweede werk van genade) en de doop met de heilige Geest, zoals blijkt uit tongentaal (derde werk van genade). De ‘doop’ zou gepaard gaan met Geestelijke gaven, met de nadruk op de bovennatuurlijke gaven: tongentaal, profetie en genezing.
Pinkstermensen op zendingsgebied moesten concluderen dat de gebezigde tongentaal geen menselijke talen betrof (xenoglossie). Hierna bestempelde men de tongentaal als een onverstaanbare niet-bestaande taal (glossolalie), waarin de gelovige op directe wijze met God zou communiceren.
Onder Seymours leiding brak er van 1906 tot 1909 een religieuze opleving of opwekking uit vanuit een voorheen (Afrikaans) methodistisch kergebouw aan de 312 Azusa Street in Los Angeles, welke als laatste dienst deed als stal met daarboven te verhuren kamers. Deze religieuze opleving wordt algemeen gezien als het begin van de Pinksterbeweging (aanvankelijk ‘tongenbeweging’ genoemd). De diensten werden gekenmerkt door vele extatische emotionele en lichamelijke uitingen (manifestaties) ondergaan door het aanwezige publiek. Een opvallend aspect was dat de groep interraciaal was, hetgeen vrij omstreden was in de VS van het begin van de twintigste eeuw.
De opwekking werd door de gelovigen gezien in een reeds goed begrepen religieuze context. Het einde van de wereld kwam spoedig en God, door middel van een ‘uitstorting van de heilige Geest’, gaf hen de kracht om een laatste uitbarsting van evangelisatie en voorbereiding te accepteren voordat het te laat was. Ook kunnen zij die ‘met de heilige Geest gedoopt zijn’ hopen zich bij de heiligen te voegen die in ‘de opname‘ zouden worden opgenomen. Dit begrip was gedurende meerdere generaties gegroeid vanuit het Wesleyaanse concept van ‘volledige heiliging’.
Extatische verschijnselen
De diensten van de opwekking in Los Angeles kenden weinig structuur. Mensen predikten en getuigden als bewogen door de heilige Geest, spraken en zongen ‘in tongen’, en ondergingen verschillende andere extatische ervaringen. Deze verschijnselen trokken al snel de aandacht van de media.
De kranten schreven kritische berichten over de opwekking en noemden de gelovigen ‘Holy Rollers’, ‘Holy Jumpers’, ‘Tangled Tonguers’ en ‘Holy Ghosters’. Deze benamingen sloegen op de taferelen die de journalisten gadesloegen. Zo was de Los Angeles Times niet zo vriendelijk in de beschrijving: ‘De bijeenkomsten worden gehouden in een bouwvallig hutje op Azusa Street en de aanhangers van de vreemde leer praktiseren de meest fanatieke godsdienstige rituelen, prediken de wildste theorieën en werken zichzelf toe naar een vreemde staat van opwinding in hun eigenaardige ijver. De buurt wordt ’s nachts vervuld met het afschuwelijke gehuil van de aanbidders, die uren heen en weer zwaaien in een zenuwslopende houding van bidden en smeekbeden doen.’
Een andere plaatselijke verslaggever beschreef in september 1906 de gebeurtenissen met de volgende woorden: ‘… schandelijke vermenging van de rassen … ze krijsen en maken huilende geluiden, dag en nacht. Ze rennen, springen, schudden overal, schreeuwen om het hardst, draaien rond in cirkels, vallen op de door zaagsel bedekte vloer; schokken, schoppen en rollen hier helemaal overheen. Sommigen van hen vallen flauw en bewegen uren niet, alsof ze dood zijn. Deze mensen lijken wel gek, geestelijk gestoord of onder een of andere spreuk te zijn. Ze beweren te worden vervuld met de Geest. Ze hebben een neger als hun prediker die een groot deel van de tijd op zijn knieën blijft zitten met zijn hoofd verscholen tussen houten kratten melk. Hij praat niet veel, maar soms hoor je hem schreeuwen: ‘Bekeert u!’ En hij behoort leiding te geven aan dit alles… En ze zingen herhaaldelijk hetzelfde liedje: ‘De Trooster is gekomen’.’
De eerste editie van de Apostolic Faith publicatie (een tijdschrift dat Seymour zelf uitgaf) beweerde een meer voorkomende reactie van bezoekers: ‘Trotse, goed geklede predikers kwamen om te “onderzoeken”, maar snel werd hun hoogmoed vervangen door verwondering. Ze raakten overtuigd en heel vaak zag je ze daarna binnen korte tijd over de vuile vloer wentelen; God om vergeving vragend en ze als kleine kinderen makend.’
Parham was echter ook scherp in zijn kritiek: ‘Mannen en vrouwen, blank en zwart, knielden samen of vielen over elkaar heen. Een blanke vrouw, misschien wel in het bezit van rijkdom en cultuur, zie je vallen in de armen van een grote “buck” neger, waarna ze stevig wordt vastgehouden als ze rilt en schudt in een bizarre imitatie van de pinksterzegen. Verschrikkelijk en verschrikkelijk jammer!’
Kort na het uitbreken van de opwekking bracht Parham een bezoek aan Seymour en probeerde een corrigerende rol te spelen met betrekking tot de vele extatische uitingen tijdens de diensten en de interraciale geloofsgroep. Parham was hier tegenstander van. Het veroorzaakte een definitieve breuk tussen Seymour en Parham.
De toeloop van christenen uit andere Amerikaanse steden en het buitenland, was zo groot dat er gedurende drie jaren dagelijks bijeenkomsten in Azusa Street werden gehouden. Deze mensen namen de nieuwe leer weer mee naar hun kerken.
De pinksterleer ondervond echter veel weerstand van de kant van de andere evangelische christenen en de gevestigde kerken. Dit leidde ertoe dat de mensen die de nieuwe leer hadden aanvaard, eigen gemeenten stichtten.
William Howard Durham
Toen Seymour in 1911 op ‘revival tour’ was, sprak William Howard Durham (1873-1912) uit Chicago in Azusa Street. Durham was afkomstig uit de Heiligingsbeweging, maar van huis uit opgegroeid in een baptistische gemeente. Hij vond het moeilijk om Seymours doctrine (leer) van een drie-fasen-proces te accepteren. Hij onderwees het Finished Work* en leerde een twee-fasen-proces, waarbij de doop met de heilige Geest na wedergeboorte plaatsvindt. Dit leidde tot verdeeldheid in de Pinksterbeweging.
Het Finished Work kreeg de grootste steun van de onafhankelijke en ongeorganiseerde stedelijke gemeenten en missies (activiteiten bedoeld om mensen te bekeren). De pinkstergemeenten in het Amerikaanse Zuiden waren het meest bestand tegen de nieuwe doctrine. Tegenwoordig behouden deze denominaties (Apostolic Faith Church, Church of God (Cleveland), Church of God in Christ, Free Gospel Church en Pentecostal Holiness Church) en hun seminaries (zoals het Free Gospel Bible Institute) het tweede werk van genade-begrip van heiliging. Maar Durham verwierf snel aanhangers onder pinkstermensen met een gereformeerde en baptistenachtergrond, en veel missionarissen in het buitenland. Hij stond echter op gespannen voet met de oudere pinksterpredikers, zoals Seymour, Parham en Florence L. Crawford (een ex-medewerkster van Seymour). Maar de meeste pinkstergemeenten na 1911 gesticht, hielden zich aan de leer van het Finished Work. Durhams erfgoed is onder andere aanwezig bij de Assemblies of God (1914) en de International Church Of The Foursquare Gospel (1923).
* The Finished Work (het voltooide werk) is een doctrine die heiliging plaatst op het moment van bekering, waarna de bekeerde christen geleidelijk in genade groeit. Dit is in strijd met de Wesleyaans-Arminiaanse doctrine van volledige heiliging die volledige heiliging plaatst in een duidelijk ‘tweede werk’ van genade, waarvan de pinkstergelovigen leerden dat het een noodzakelijke voorwaarde is om de doop met de heilige Geest te ontvangen.
Hoewel Seymours boodschap zich over de hele wereld had verspreid, was in 1914 de gemeente in Azusa Street geslonken tot een kleine, plaatselijke, zwarte Amerikaanse kerk. Seymour bleef hier predikant tot aan zijn dood in 1922.
Kracht
In de Pinksterbeweging (na 1911) onderscheidt men twee perioden in het leven van de gelovige. Maar hier is die tweede periode niet die van de verzekerdheid, zoals bij de puriteinen, en ook niet van de (volledige) heiliging, zoals bij de volgelingen van Wesley. Volgens de Pinksterbeweging is de tweede periode die van kracht en van spreken in tongen. De belofte van de doop met de heilige Geest (Handelingen 1:5) is immers verbonden met de belofte van kracht (Handelingen 1:8). En toen de apostelen en die bij hen waren, de Geest ontvingen, spraken ze in tongen (Handelingen 2:4).
Men stelt dat bij de wedergeboorte een mededeling van leven plaatsvindt, en hij die dit ontvangt is gered. Bij de doop met de heilige Geest vindt een mededeling van kracht plaats, en hij die dit ontvangt is klaar om te dienen. De doop met de heilige Geest zou dan ook gepaard gaan met Geestelijke gaven (kracht), met de nadruk op de bovennatuurlijke gaven: tongentaal, profetie en genezing.
Schematisch samengevat:
Heiligingsbeweging: wedergeboorte — groei van heiliging — ontvangst van volledige heiliging (genoemd de doop met de heilige Geest).
Pinksterbeweging (na 1911): wedergeboorte — doop met de heilige Geest (gepaard met Geestesgaven), zoals blijkt uit glossolalie.
De doop met de heilige Geest
De Pinksterbeweging onderwijst dat het heilsfeit Pinksteren beschreven in Handelingen 2 (het ontvangen van de heilige Geest, waarna de honderdtwintig discipelen van Jezus in tongentaal spraken), zich bij iedere gelovige herhaalt. Het zou dan gaan om een tweede zegen (‘second blessing’) na de wedergeboorte, welke men betitelt met ‘de doop met de heilige Geest’. Geestelijke gaven zouden hiermee gepaard gaan, met de nadruk op de bovennatuurlijke gaven: tongentaal, profetie en genezing (door handoplegging en gebed). Men meent dat glossolalie het zichtbare bewijs is van het ontvangen van de doop met heilige Geest. Hierna is een persoon gereed voor dienstbaarheid.
Men stelt dat bij bekering een persoon gerechtvaardigd (gered) en wedergeboren wordt, maar dat het geloofsleven gevoelsarm blijft als er niet een tweede zegen bij komt: de doop met de heilige Geest. Zonder deze ‘doop’ blijft het behelpen. Men maakt zo onderscheid tussen ‘eersterangs’ en ‘tweederangs’ gelovigen.
Men begon de mensen de handen op te leggen voor het ontvangen van de doop met de heilige Geest. De weg om deze te ontvangen: er in geloof om bidden, naar voren komen in een samenkomst en je de handen op laten leggen. Degene die je de handen oplegt, bidt dat je gedoopt mag worden met de heilige Geest: de handoplegging gaat gepaard met gebed. Daarna moest men eventueel nog wachten op de ‘doop’.
Overtuigingen
De Azusa Street Revival duurde slechts een paar jaar en bevatte geen formele of geschreven theologie. Het is voortgekomen uit een algemene heiligingsachtergrond.
De Pinksterbeweging kent de noodzaak tot bekering, de volwassenendoop als getuigenis van geloof, een activistische levensstijl (onder meer door zending en evangelisatie), de nadruk op Jezus’ kruisdood en een vrij letterlijke interpretatie van de bijbel. Men benadrukt de leer van het ‘volle evangelie’ of ‘foursquare evangelie’. De Engelse term ‘foursquare’ verwijst naar de vier fundamentele overtuigingen van de Pinksterbeweging: Jezus redt volgens Johannes 3:16; doopt met de heilige Geest volgens Handelingen 2:4; geneest lichamelijk volgens Jakobus 5:15; en komt terug om hen te ontvangen die gered zijn volgens 1 Thessalonicenzen 4:16–17.
- Jezus redt. Pinkstertheologie legt sterk de nadruk op ‘redding’. Iemand kan alleen gered worden door Jezus Christus aan te nemen als Heer en Redder tot vergeving van je zonden.
- Jezus doopt met de heilige Geest, met glossolalie als zichtbaar bewijs.
- Jezus geneest lichamelijk. Pinksterleer wortelt genezing in de verzoening van Christus, in de zin dat het kruisoffer van Jezus een ‘dubbele genezing’ kocht; zowel de vergeving van zonden als de genezing van het lichaam. Niet iedereen ontvangt echter genezing. Genezing is ondergeschikt aan Gods wil.
- Jezus komt terug. Men ging uit van een dispensationalistisch-premillennialistisch wereldbeeld en geloofde dat men in de laatste periode, of bedeling, van de geschiedenis leefde en dat de duizendjarige terugkeer van Jezus op handen was. Men geloofde dat de hedendaagse periode van opwekking een laatste kans was om de wereld te evangeliseren, voordat het te laat was. Verder, dat zij die gedoopt waren met de heilige Geest behoorden tot de levende heiligen die naar de hemel zouden worden weggerukt (de opname), voordat de grote verdrukking zou beginnen. Dit geloofssysteem legde de nadruk op bezorgdheid over de eindtijd (eschatologie) en beschouwde gewoonlijk het bijbelboek Openbaring als profetische gebeurtenissen in de nabije toekomst.
In perspectief
De opwekking in Los Angeles stond niet op zichzelf. Zo was zij beïnvloed door een methodistische opwekking in Wales (‘The Welsh Revival‘, 1904-1905). Deze religieuze opleving was voornamelijk gebaseerd op muziek en vermeende bovennatuurlijke verschijnselen, zoals de visioenen van Evan Roberts (1878-1951). The Welsh Revival beïnvloedde ook de rest van Groot-Brittannië, Scandinavië, delen van Europa (waaronder Nederland), Noord-Amerika, de missiegebieden van India en het Oosten, Afrika en Latijns-Amerika. De Pinksterbeweging tot (omstreeks) 1960 wordt ook wel benoemd als de vroege, oude, klassieke of traditionele Pinksterbeweging. In theologisch opzicht is de Pinksterbeweging een stroming binnen de evangelische beweging (waaronder ook het baptisme en methodisme).
[Geraadpleegde bronnen: https://en.wikipedia.org/wiki/Pentecostalism , https://nl.wikipedia.org/wiki/Pinksterbeweging , https://www.apostolicarchives.com/articles/article/8801925/173190.htm , http://www.stucom.nl/document/0081.htm , https://wrldrels.org/nl/2012/06/17/azura-street-mission-2/ , https://www.lucepedia.nl/dossieritem/pinksterbeweging/de-pinksterbeweging , https://en.wikipedia.org/wiki/Baptism_with_the_Holy_Spirit#Classical_Pentecostalism , https://en.wikipedia.org/wiki/Charles_Fox_Parham , https://en.wikipedia.org/wiki/William_J._Seymour , https://en.wikipedia.org/wiki/William_Howard_Durham , https://en.wikipedia.org/wiki/Finished_Work , https://stringfixer.com/nl/Pentecostalism , https://www.digibron.nl/viewer/collectie/Digibron/id/tag:Radix,19870701:newsml_cc10d946f293a50291470fbc3d363da4 ]
Hoofdstuk 3: (New Order of) Latter Rain
Een van de meest uitgebreide invloeden in de evangelische wereld vanaf het laatste kwart van de vorige eeuw, is de terugkeer van de theologie van de Latter Rain (late regen). Velen zijn zich echter niet bewust van het feit dat een dergelijke invloed bestaat binnen het huidige evangelisch christendom. De Latter Rain-leer heeft in grote mate invloed op charismatische gelovigen en evangelisten die menen dat er een wereldwijde opwekking zal plaatsvinden, voordat Christus mag terugkeren bij de tweede wederkomst. Bewegingen zoals Vineyard (zie hoofdstuk 5) en een groot aantal (neo-)charismatische gemeenten en organisaties drinken diep uit de fontein van de Latter Rain-theologie.
De Latter Rain-beweging is oorspronkelijk rond 1880 in het westen van Noord-Carolina en het oosten van Tennessee (VS) ontstaan, uit groepen ontevreden baptisten en methodisten die hun kerk daardoor verlieten. Men bracht een heiligingsleer en ging ervan uit dat de wederkomst van Jezus niet meer lang zou duren: de term ‘latter rain’ duidt op een geloof dat de laatste dagen voor Jezus’ terugkomst zijn aangebroken. Hoewel Parham en Seymour deze 1880’s-beweging als voorloper van de Pinksterbeweging omarmden, ontstond in Canada na de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) een nieuwe Latter Rain-beweging, de New Order of Latter Rain, met zulke afwijkende doctrines dat deze door zowel de traditionele kerken als de Pinksterbeweging afgewezen werd.
De 1880’s Latter Rain-beweging verkondigde een heiligingstheologie en in overeenstemming met de verzen in Joël 2:23-29, waarin de term ‘latter rain’ voorkomt, was er een prominente acceptatie en aanmoediging van de doop met de Geest, het spreken in tongen, profetie, wonderen en andere Geestelijke gaven. Op basis van Joël 2:23, waarin de ‘late regen’ de planten klaarmaakt voor de oogst, was er een goed ontwikkelde hoop op een ‘uitstorting van de heilige Geest’. Men voorspelde dat deze wereldwijd zou zijn en zou leiden tot uitgebreide zendingsactiviteiten vóór het begin van de eindtijd. Op basis van publicaties over opwekkingen in het land (vooral in het zuidoosten van de VS), raakte men ervan overtuigd dat deze ‘uitstorting’ of ‘late regen’ al onderweg was.
Ambrose Jessup Tomlinson (1865-1943), een voormalig Quaker, was (uiteindelijk) de grote naam binnen deze 1880’s-beweging. Hij bracht veel van de gemeenten samen en veranderde in 1907 de naam van Holiness Church (het organisatorisch centrum van de beweging) in The Church of God (verhuisd in 1908 van Camp Creek naar Cleveland, Tennessee).
Een opwekking met apostelen en profeten
De basis van de New Order of Latter Rain-leer is dat men meent dat we aan het begin staan van een wereldwijde opwekking, vlak voor de terugkomst van Jezus: de Latter Rain (late regen). Dit uitgangspunt is gebaseerd op de profetie in Joël 2:23b, gekoppeld aan de verzen 28 en 29.
Joël 2:23b: Die zal regen op u doen neerdalen, vroege regen en late regen in de eerste maand. Joël 2:28-29: Daarna zal het geschieden dat Ik Mijn Geest zal uitstorten op alle vlees: uw zonen en uw dochters zullen profeteren, uw ouderen zullen dromen dromen, uw jongemannen zullen visioenen zien. Ja, zelfs op de dienaren en op de dienaressen zal Ik in die dagen Mijn Geest uitstorten. (HSV)
De beweging interpreteert beide regens (de vroege en late) in vers 23 als een uitstorting van de heilige Geest.
Men meent dat de uitstorting van de heilige Geest op de discipelen op Pinksteren de ‘vroege regen’ is. De periode van de apostelen (beschreven in Handelingen) zou daarmee de ‘vroege regen-opwekking’ zijn (geweest), welke heeft geleid tot het ontstaan van de christelijke kerk.
De ‘late regen-opwekking’ zou een grote uitstorting van de heilige Geest zijn vlak voor de terugkomst van Jezus op aarde (de eindtijd of ‘de laatste dagen’). Een belangrijk aspect hiervan zouden nieuwe apostelen en profeten zijn, welke leiding zullen geven aan de opwekking. De New Order-leer is dan ook een leer van restaurationisme: God zou het apostolische (of eerste-eeuwse) christendom aan het herstellen (restaureren) zijn door middel van hun unieke beweging.
Herstel vijfvoudige bediening en de kerk
De beweging meent dat God de bedieningen (ambten) van apostel en profeet zal herstellen in deze huidige tijd (herstel vijfvoudige bediening naar Efeziërs 4:11). Deze personen zouden door hun profetieën ‘huidige waarheid’ (‘wat zegt de Geest tegenwoordig?’) brengen en aan hun uitspraken werd hetzelfde gezag als de bijbel toegekend. Profetie was dan ook een belangrijk kenmerk van de beweging.
De apostelen en profeten zouden de christelijke kerk verenigen door hun instructies, en de bestaande kerkstructuren en gekozen leiderschappen vervangen. In de ‘laatste dagen’ voor de terugkomst van Jezus zouden de verschillende christelijke denominaties (geloofsrichtingen) verdwijnen en de ware kerk zou samenvloeien tot stadsgrote kerken onder leiding van deze nieuw ingestelde apostelen en profeten. De Latter Rain-opwekking zou dan ook een volledige oecumenie inhouden: een transformatie (het overgaan van de ene in de andere vorm) tot eenheid van de christenheid. ‘Eenheid’ houdt dan in hetzelfde denken, zeggen, geloven en belijden, geïnstrueerd door de apostelen en profeten.
Deze leer is door George H. Warnock (1917-2007, extra link) in 1951 uitgewerkt in het boek ‘The Feast of Tabernacles’ (het Loofhuttenfeest). Hij besprak de rol van de beweging bij het naleven van de voltooiing van drie van Gods feesten voor Israël (Pasen, Pinksteren en het Loofhuttenfeest), door perfectie van de heiligen en hun heerschappij over de aarde. Warnock stelde dat deze drie feesten het hele kerktijdperk voorafbeelden en typeren, beginnend met Jezus’ kruisdood en eindigend met de ‘manifestatie van de zonen van God’.
Manifestatie van de zonen van God
Binnen de beweging was er het geloof, geërfd van William Branham en uitgebreid door leraren van de Latter Rain (met name George Warnock), dat bepaalde zeer godvruchtige leden de ‘manifestatie van de zonen van God’ zouden worden. Degenen die dit niveau bereikten zouden goddelijke krachten hebben, waaronder het spreken van elke taal en het ‘teleporteren’ van plaats naar plaats, en een leger vormen dat in staat is om alle obstakels te overwinnen om alle mensen in geografisch georganiseerde afzonderlijke kerken te brengen ter voorbereiding op het bewind van de Heer.
3.1. Begin New Order of Latter Rain
Ter onderscheiding van de 1880’s Latter Rain-beweging, wordt de beweging de New Order of Latter Rain genoemd. George Hawtin (1909-1994) is betiteld als de ‘vader’ van de beweging. Met zijn broer Ernest (1911-2006) en Percy G. Hunt was hij voorganger en docent aan het Canadese Pentecostal (Pinkster) Bethel Bible Institute in Saskatoon (Saskatchewan, Canada). George Hawtin werd gevraagd af te treden wegens gebrek aan samenwerking met het instituut, en Hunt nam ontslag uit sympathie. Beiden werden hiermee voormalig voorganger van de Pentecostal Assemblies of Canada.
De twee begonnen oktober 1947 het Pinkster Sharon Orphanage and Schools in North Battleford (Saskatchewan, Canada). Zij deden dit samen met pinksterpredikant Herrick Holt, stichter van de Foursquare Church in North Battleford. Ook namen zij zeventig leerlingen van het Bethel Bible Institute mee, de meerderheid van de studenten. Daarop sloten Hawtins broer Ernest en Hawtins zwager Milford E. Kirkpatrick (1912-2002) zich bij hen aan.
Men vond dat de Pinksterbeweging was ‘ingeslapen’ en weinig emotioneel en spiritueel leven meer kende. De beweging was hier een antwoord op en men zag zichzelf als een herstel van de vroegere Pinksterbeweging.
De mannen geloofden dat er parallellen bestaan tussen de geschiedenis van Israël en de kerk, zodat wanneer Israël herstellende gebeurtenissen meemaakt, de kerk op dezelfde manier een geestelijk herstel ervaart. Zo begon men de timing van de opwekking in verband te brengen met de oprichting van de staat Israël in mei 1948.
Een kenmerk van de ‘Sharonopwekking’ was de poging om geen andere denominatie op te richten, zoals wel was gebeurd tijdens de eerdere Pinksterbeweging. George Hawtin was van mening dat de eenheid van de kerk essentieel was om haar herstel tot stand te brengen en moedigde daarom de oprichting van zelfstandige plaatselijke gemeenten aan. Men legde sterk de nadruk op relationele netwerken boven de organisatiestructuur. In de praktijk bleek echter dat de leiders in de beweging richtinggevend waren.
Vastend en biddend naar een opwekking
De predikanten waren geïnspireerd door William Branham, hoofdfiguur binnen de Healing Revival-beweging (zie verder). Zij woonden in de herfst van 1947 een genezingsdienst van hem bij in Vancouver (Canada), waar Branham hen de handen oplegde voor ‘impartatie’ (overdracht, overbrenging) van Geestelijke kracht. De mannen waren zo beïndrukt door de genezingen en extatische manifestaties tijdens Branhams diensten dat ze zelf ook hiernaar op zoek gingen, want ze waren bezorgd over de afgenomen (aangenomen) werking van de heilige Geest; eens zo duidelijk in het begin van de Pinksterbeweging. Men wilde het geloof weer ‘ervaren’ en begon te vasten en te bidden op zoek naar deze ‘verdieping’ van het christendom.
Het vasten en bidden nam dan ook een belangrijke plaats in binnen de beweging, geïnspireerd door de leer over vasten en bidden beschreven in het boek ‘The Atomic Power With God Through Fasting and Prayer’ (1946) van de Amerikaanse gebedsgenezer Franklin Hall (1907-1993). Hall onderwees dat vasten een manier was voor opwekking en herstel van de kerk, en dat een christelijk gebed vruchteloos – of tenminste zwaar belemmerd – zou zijn zonder vasten. Hall meende dat een persoon een niveau van directe communicatie met God zou kunnen bereiken door lange perioden (tot wel veertig dagen) te vasten en langere perioden van intens gebed aan te gaan. In wat hij leerde [link] betrad hij de gebieden van het occultisme.
Hawtin en zijn medestanders streefden naar lange periodes van vasten voor ‘uitstorting van de heilige Geest’ en op 11 februari 1948 profeteerde een jonge vrouw, na een periode van vasten, over een open deur die God had ingesteld voor de studenten en hen vroeg hier doorheen te gaan. Een volgende profetie beschrijft de open deur als de deur naar de gaven en bedieningen in het lichaam van Christus. Opwekking (inclusief onder andere spreken en zingen in ‘tongen’, extatische manifestaties, genezingen en een geloof in de nadering van de eindtijd) brak uit op de campus en lessen werden geannuleerd. Tijdens de diensten werden mensen uit het publiek naar voren geroepen en kregen een handoplegging vergezeld met een persoonlijke profetie door zowel de leerkrachten als hun leerlingen.
Veel geïnteresseerden woonden de diensten bij. Dit leidde tot wat wordt beschouwd als de eerste ‘campmeeting’ (7-18 juli 1948) die uiteindelijk bezocht werd door duizenden bezoekers uit Canada en de VS. Tegen het midden van 1949 was de beweging een grote zorg geworden voor de meer orthodoxe pinkstermensen.
Overtuigingen
- De beweging was een protest tegen de meer ‘droge’ Pinksterbeweging van die tijd, zonder emotioneel en spiritueel leven.
- Men had grotendeels de neiging om het mystieke en subjectieve (profetieën, ervaringen, intuïtie en ‘richtlijnen rechtstreeks van God’) te bevoordelen boven exegese van de bijbel. Deze profetieën en richtlijnen veranderden van tijd tot tijd.
- Men keek zeer gestileerd, symbolisch en typologisch naar de Hebreeuwse geschriften (het Oude Testament) om zo het Nieuwe Testament te interpreteren.
Deze punten bevatten de volgende uitwerking:
- De aanvaarding van het concept van de Latter Rain, zoals gevonden in de boeken Deuteronomium (11:14), Joël (2:23) en Zacharia (10:1). Deze passages beschrijven een vroege regen om een oogst te starten en een late regen (Engels: latter rain) om het tot rijpheid te brengen voor de oogst. Latter Rain-aanhangers zien hun opwekking als een zeker teken dat de eindtijd op handen is.
- De Latter Rain-beweging zag de term ‘Latter Rain’ als een symbool van een tijd van herstel (restauratie) van een zegevierende, universele kerk, inclusief alle apostolische gaven, in de eindtijd; in tegenstelling tot het nogal strenge, pessimistische, calvinistische dispensationalisme dat wijdverbreid was in de Pinksterbeweging van die tijd.
- De apostolische gaven die hersteld moesten worden, waren onder meer het spreken in tongen, genezing, zegen door de Geest, profetie en de vijfvoudige bediening. De rollen van profeten en apostelen (die volgens de leraren in de (vroege) middeleeuwen voor de kerk verloren zouden zijn gegaan) zouden nu worden hersteld om de zegevierende kerk te leiden en de wereld voor te bereiden op de wederkomst van Jezus Christus. Anders gezegd: de Latter Rain zal Gods werk op aarde voltooien, met de kerk verenigd en zegevierend over de wereld, en zal het koninkrijk van God inluiden. De beweging geloofde ook dat de doop met de heilige Geest en Geestelijke gaven (inclusief genezing) konden worden ontvangen door het opleggen van handen van de ene gelovige naar de andere (impartatie), in tegenstelling tot de traditionele pinksternadruk op ‘wachten’ (biddend wachten op Gods aanwezigheid).
- De meeste andere leringen volgden uit deze basisovertuigingen, waarbij de interpretatie van deze overtuigingen de neiging had specifiek voor bepaalde omstandigheden te zijn. Een deel van deze indirecte context was het geloof dat christenen gedemoniseerd konden worden en bevrijding konden eisen. Een ander deel was de overtuiging dat intense, emotionele lofprijzing en aanbidding (‘The Sacrifice of Praise’) God in de aanwezigheid van de gelovigen zou kunnen brengen (beschreven als het herstel van de tabernakel van David). Een enigszins ongerelateerde overtuiging was dat vrouwen een volledige en gelijkwaardige bediening zouden moeten hebben.
- Er is discussie over de vraag of de beweging als premillenniaal, postmillenniaal of gewoon amillenniaal moet worden beschouwd (zie ook Chiliasme). De meeste gelovigen lijken een eindtijdscenario te hebben geaccepteerd, waarin denominaties zullen worden vernietigd en de kerk zal worden verenigd door ‘overcomers‘ (overwinnaars) die zijn uitgerust met bovennatuurlijke krachten, waardoor de wereld wordt voorbereid op de wederkomst van Jezus Christus en het begin van het koninkrijk van God. De rol en timing van de verdrukking en de opname lijken niet vast te staan. Deze kwesties worden door een aantal groepen als belangrijk beschouwd, met name dispensationalistische fundamentalisten.
- Er was het geloof dat bepaalde zeer godvruchtige leden de ‘manifestatie van de zonen van God’ zouden worden. Dit geloof is de basis voor het concept van ‘overcomers’ en Joëls leger.
- Verdedigers van de Latter Rain zien de leringen als een belangrijke stap in de lange ontvouwing van de bijbelse waarheid. Ze plaatsen zichzelf op één lijn met de hervormers (Reformatie), de puriteinen, de Wesleyanen en de negentiende-eeuwse evangelische opwekking. Volgens hen is de New Order-doctrine de laatste trede op de ladder, waarmee Gods volk omhoog klimt terwijl ze ‘voortgaan naar volmaaktheid’.
George Hawtin schreef op 1 januari 1948: ‘Alle grote uitstortingen uit het verleden hebben hun opmerkelijke waarheid gehad. Luthers waarheid was rechtvaardiging door geloof; Wesleys was heiliging; de baptisten leerden de pre-millenniumkomst van Christus; de Missionary Alliance leerde goddelijke genezing; de Pinksteruitstorting heeft de doop met de heilige Geest op zijn rechtmatige plaats hersteld. Maar de volgende grote uitstorting zal gekenmerkt worden door al deze waarheden plus zo’n demonstratie van de negen gaven van de Geest (genoemd in 1 Korintiërs 12:8-10), zoals de wereld – zelfs niet de apostolische wereld – ooit eerder heeft gezien.’
Kritiek
De eerste kritiek kwam al snel en grotendeels uit pinksterbronnen. Pinkstermensen verwierpen het gebruik van persoonlijke profetie, de overdracht van Geestelijke gaven (zoals genezing, profetie en tongen) van de ene gelovige naar de andere door het opleggen van handen (impartatie). Ze verwierpen ook wat door pinkstermensen werd beschouwd als een verdraaiing van de bijbel, het geloof in de voorspellingen van de manifestatie van de zonen van God en het herstel van de posities van apostel en profeet. Men noemde deze allemaal in strijd met de historische leringen van de Pinksterbeweging. Deze lijst van bezwaren vormde de basis voor de officiële verwerping van de New Order of Latter Rain-beweging in 1949 door de Assemblies of God (1914), het grootste verband van pinkstergemeenten ter wereld, en verschillende andere pinksterorganisaties.
Later publiceerde een vrij groot aantal algemeen fundamentalistische groepen (eerst in boeken en tijdschriftartikelen, en later op websites) bezwaren tegen de eschatologische leringen van de Latter Rain, tegen de leer van de manifestatie van de zonen van God, tegen het restaurationisme dat uitging van levende apostelen en profeten, tot wat zij als ‘onbeproefde’ profetie beschouwden, en tot wat zij ook beschouwden als misbruik of het niet gebruiken van de bijbel, gebaseerd op het ‘gezag geven aan ervaringen omwille van zichzelf, in plaats van op grond van de normen van het Woord van God’.
Een andere, veel bredere kritiek komt van bronnen buiten deze twee gemeenschappen en is van toepassing op pinkstermensen in het algemeen en misschien ook op groepen binnen de heiligingstraditie, maar was specifiek gericht op de leer van de Latter Rain. Dat is de stelling dat de emotionaliteit, bovennatuurlijkheid, tongen, genezing en andere leringen met betrekking tot Geestelijke gaven een modern neo-montanisme vormen, een herleving van een christelijke ketterij.
Tegenwoordige kritiek draait niet om de beweging zelf, maar om de verschillende hedendaagse leringen en praktijken die voortkomen of werden ontwikkeld uit de leringen van de Latter Rain. Enkele hiervan zijn het leger van Joël (Joëls leger) en soortgelijke groepen gebaseerd op de leer van de manifestatie van de zonen van God, de Shepherding-beweging, restaurationisme en heerschappijtheologie.
Healing Revival
Hawtin en consorten waren sterk beïnvloed door William Branham, een vooraanstaand persoon binnen de genezingsbeweging Healing Revival. Deze ging uit van de fundamentele leerstellingen van de Pinksterbeweging, maar meende dat God een hernieuwde zalving voor genezing aan hen had toebedeeld. De ‘Sharonbroeders’ gingen vanaf 1948 nauw samenwerken met de genezingsbeweging.
Healing Revival kwam vanaf juni 1946 op in de VS en kende haar hoogtijdagen tot 1958. Branham wordt algemeen beschouwd als de initiatiefnemer en gangmaker van de beweging. Zo was hij de bron van inspiratie voor Thomas Lee Osborns (1923-2013) wereldwijde ‘kruistochtministrie’ (ook in 1958 in Nederland) en tientallen andere kleinere ‘ministries’ (bedieningorganisaties) die betrokken waren bij de Healing Revival. Veel van deze ministries deelden hun genezinggetuigenissen in het tijdschrift The Voice of Healing, uitgegeven om zo samenhang mogelijk te maken binnen deze ministries en de stroming in het algemeen. De Healing Revival stond daardoor ook bekend als de Voice of Healing-beweging. Naast Branham waren Oral Roberts (zie verder), James Gorden Lindsay (1906-1973), A.A. Allen (1911-1970) en Jack Coe (1918-1956) prominente figuren binnen de beweging.
Binnen de beweging bestond een hernieuwd geloof in en de nadruk op goddelijke genezing. Daarnaast kwamen thema’s als het geven van tienden, heiliging, gebed (bidden) en vasten aan bod. De spoedige terugkomst van Jezus was een belangrijk uitgangspunt. Bijeenkomsten werden onder andere gehouden in enorme tenten.
Bij de New Order of Latter Rain was profetie een belangrijk kenmerk, terwijl bij de Healing Revival genezing op de voorgrond stond. Bij de Pinksterbeweging had tongentaal meer bekendheid.
William Marrion Branham

William Marrion Branham (1909-1965) was de leidinggevende persoon binnen de Healing Revival en begon op zijn 24ste als tent-evangelist. Hij had een baptistenachtergrond en beweerde een profeet te zijn met de zalving van Elia, die was gekomen om de wederkomst van Jezus aan te kondigen. Hij zei tijdens zijn leven verschillende openbaringen te hebben gehad, waaronder ettelijke met een engel (‘The Voice’: De Stem) die regelmatig met hem zou hebben gecommuniceerd.
Branham was sterk beïnvloed door het werk van Franklin Hall en meende dat de (toenmalige) nieuwe pinkstergroepen de grote Latter Rain-opwekking inluiden. Hij was de eerste die handoplegging voor genezing en bevrijding (van vermeende demonen) uitoefende en was de pionier in het concept dat demonische aanwezigheid lichamelijke ziekte veroorzaakt. Ook onderwees hij de impartatieleer (overdracht door handoplegging).
Branham raakte in de loop van de jaren (19)60 in opspraak, omdat hij meende dat de theologie van de Drie-eenheid, zoals in de meeste kerken werd uitgedragen, geen bijbelse basis had. Hij vond het een leugen van de duivel. Hij leerde dat er één God is die zich op verschillende manieren manifesteert. Ook meende hij dat Kaïn niet een zoon was van Adam, maar het resultaat van seksuele gemeenschap tussen Eva en de slang in het paradijs. Daarnaast geloofde Branham in een herstel van de eigenschappen van de vroege kerk ter voorbereiding op de eindtijd, inclusief het herstel van de vijfvoudige bediening waarbij apostelen en profeten rechtstreeks gezag van God hebben. Tevens was hij de grondlegger van de leer van de ‘manifestatie van de zonen van God’. Branham beweerde dat zijn onderricht [link] door goddelijke openbaring aan hem was gegeven.
Granville Oral Roberts
Granville Oral Roberts (1918-2009) was naast Branham een prominent figuur binnen de Healing Revival en een van de eerste Amerikaanse evangelisten die in de jaren (19)50 het medium televisie begon te gebruiken. Hij begon zijn ministrie (bedieningorganisatie) in 1947 en had een methodisten-pinksterachtergrond. Roberts stichtte de Oral Roberts Evangelistic Association (1947) en Oral Roberts University (1963), beide gevestigd in Tulsa (Oklahoma, VS).
Roberts verkondigde het Seed-faith. Dit is de leer dat financiële welvaart begint met het planten van een zaadje. Het ‘zaadje’ is dan een gelddonatie. Roberts zei: ‘Solve your money needs with money seeds.’
Hoewel Roberts sympathie kreeg voor de Word of Faith-beweging (zie hoofdstuk 7), die ook het Seed-faith verkondigt, waren het in 1979 professor Charles Farah jr. en in 1982 Farahs student Daniel Ray McConnell, allebei verbonden aan de Oral Roberts University, die felle kritiek uitten op de Word of Faith-doctrines.
In het begin van zijn bediening lag bij Roberts sterk de nadruk op genezing en bevrijding (van vermeende demonen), geïnspireerd door Branham. Roberts beweerde zelfs dat hij doden kon opwekken. Hij was een groot voorbeeld voor mensen in het bevrijdingspastoraat* en genezingsbedieningen**. Hij claimde echter vele genezingen waarvan geen bewijzen zijn. Door de jaren heen verschoof bij Roberts het accent echter steeds meer naar evangelisatie.
Vele profetieën die Roberts heeft uitgesproken zijn niet uitgekomen. De bekendste is wel die van het City of Faith ziekenhuis. Roberts beweerde een openbaring van God te hebben ontvangen om het City of Faith Medical and Research Center te bouwen. In 1989, slechts acht jaar na de opening, bestond er een schuld van 25 miljoen dollar en sloot Roberts het ziekenhuis in Tulsa. Het grootste deel van het complex werd omgebouwd tot kantoorruimte en verhuurd als City Plex Towers.
* Bevrijdingspastoraat: geestelijke verzorging waarin mensen bevrijd worden van vermeende demonische gebonden- of bezetenheid.
** Gebedsgenezing: het pogen mensen te genezen door tussenkomst van een religieus geïnspireerde genezer of predikant.
De ‘Sharonopwekking’ in het Canadese North Battleford verloor haar kracht na een aantal jaren. Degenen die waren veranderd door de New Order-leer, vormden verschillende groepen die algemeen bekend werden als de Latter Rain-beweging. Hoewel de Sharongroep de grote impuls gaf aan de leer, was het vooral het Elim Bible Institute in Hornell (later in Lima, beide New York, VS) dat in de jaren daarna de leer uitdroeg.
De effecten van de New Order of Latter Rain op de grote en belangrijkste pinksterdenominaties was na het midden van de jaren (19)50 minimaal. Dit was deels te wijten aan de rol van de Assemblies of God (1914) in de confrontatie met deze leer. Een hernieuwde opkomst van deze Latter Rain-theologie zien we binnen de neo-charismatische beweging (zie hoofdstuk 5), hoewel er ook binnen de charismatische beweging Latter Rain-invloeden zijn te herkennen.
[Geraadpleegde bronnen: http://www.apologeticsindex.org/l05.html , https://en.wikipedia.org/wiki/Latter_Rain_(1880s_movement) , https://wrldrels.org/nl/2012/06/17/azura-street-mission-2/ , https://wrldrels.org/2016/10/08/new-latter-rain-movement/ , https://en.wikipedia.org/wiki/Latter_Rain_(post%E2%80%93World_War_II_movement) , Covenant Theology: A Critical Analysis Of Current Pentecostal Covenant Theology pagina 51-59 ]

Hoofdstuk 4: De tweede golf: de charismatische beweging
Voorheen verlieten mensen die een (extatische) pinksterervaring hadden gehad (of hierin geïnteresseerd waren geraakt) hun kerken. Een verandering trad hierin op in de jaren 1960. De trend werd dat men van in plaats de kerk te verlaten, andere mensen binnen de kerk uitnodigde om diezelfde ervaringen te ondergaan. Deze trend werd toen ook wel ‘neo-pentacostalism’ (nieuwe Pinksterbeweging) genoemd. De mensen bleven in hun verschillende kerken, om deze zo van binnenuit te veranderen. Deze ‘nieuwe Pinksterbeweging binnen de kerken’ werd bekend als de charismatische beweging; een naam ontleent aan de charismatische gaven (de Geestesgaven) waar een bijzonder belang aan wordt gehecht.
De popularisering en bredere acceptatie van charismatische leringen en ideeën zijn gekoppeld aan de Healing Revival (1946 -1958). De opwekkingpredikers van die tijd, waaronder William Branham en Oral Roberts, hielden grote interkerkelijke bijeenkomsten waarin de nadruk werd gelegd op de gaven van de Geest. Dit leidde tot een groter bewustzijn en acceptatie van pinksterleringen en -praktijken.
Charismatische gelovigen delen veel van hun geloofsovertuiging met de kerk waarvan zij deel uitmaken. Dat daargelaten streven zij gemeenschappelijk naar vernieuwing binnen al deze diverse kerken. En die vernieuwing moet ‘charismatisch’ zijn.
Men meent dat de kerken anders, of meer dan voorheen, zouden moeten openstaan voor de ervaring van de aanwezigheid en het werk van de heilige Geest. Zou de heilige Geest zich ook niet vandaag kunnen doen gelden als een bezielende macht, als een macht die in de bestaande kerkelijke orde opschudding teweegbrengt?
Binnen de charismatische beweging gelooft men in een ervaring van de doop met de heilige Geest (met of zonder handoplegging). Deze zou de soevereine actie van God zijn, die gewoonlijk plaatsvindt wanneer een christen met overgave en volgzaamheid hierom bidt. Dit is in overeenstemming met de pinksterleer.
Maar binnen een groot deel van de charismatische beweging stelt men dat de heilige Geest al in een gelovige aanwezig is door de wedergeboorte (een deel gelooft door het sacrament van de waterdoop, afhankelijk van de kerkelijke leer). De doop met de heilige Geest zou de heilige Geest dan ook ‘ontketenen’, waardoor de gelovige de beschikking krijgt over de (bovennatuurlijke) Geestesgaven. Men neigt om een reeks van bovennatuurlijke ervaringen (profetie, wonderen, genezingen) te accepteren als bewijs dat men is gedoopt met de heilige Geest. Dit is in tegenstelling tot de Pinksterbeweging die het spreken in tongen beoordeelt als het zichtbare bewijs van het ontvangen van de doop met de heilige Geest.
Als ander verschil met de Pinksterbeweging kun je noemen dat de pinkstergelovigen eigen gemeenten kennen en uitgaan van evangelisatie- en zendingswerk. Charismatische gelovigen zien hun beweging meer als een kracht voor vernieuwing binnen de eigen kerk, hoewel er ook zelfstandige charismatische gemeenten zijn gesticht.
Begin charismatische beweging
Het is niet eenvoudig om een precies startpunt voor de charismatische beweging te noemen, maar vaak wordt dit gelegd bij Dennis Bennett (1917-1991), een Amerikaanse episcopale* priester (maar geboren in Engeland).
Op 4 april 1960 sprak Bennett in Saint Mark’s Episcopal Church in Van Nuys (Los Angeles, Californië, VS) en vertelde zijn gemeente dat hij was ‘gedoopt met de heilige Geest’; een geestelijke ervaring die gepaard gaat met het ‘spreken in tongen’: een in extase uitstoten van onverstaanbare klanken (glossolalie). Tot dan toe kreeg deze ‘doop’ vooral aandacht binnen de Pinksterbeweging. Na afloop van zijn preek en de volgende twee weken, waaronder Pasen (17 april), ondergingen veel gemeenteleden dezelfde ervaring. Het was een soort herhaling van de gebeurtenissen in 1906 in Azusa Street. Dit werd door de pers opgepikt en zodoende werd dit door heel de VS en verder bekend. Bennet werd gevraagd zijn ambt bij Saint Mark’s Episcopal Church neer te leggen, maar werd een van de gezichtsbepalende figuren van de beweging. Hij zette zijn bediening voort bij Saint Luke’s Episcopal Church te Seattle (Washington, VS) tot 1981. In dat jaar ging hij verder met de door hemzelf gestichte Christian Renewal Association. Hij speelde ook een belangrijke rol bij de oprichting van Episcopal Renewal Ministries in 1973 (nu: Acts 29 ministrie).
* De Episcopaalse Kerk is de Anglicaanse Kerk van de VS. De kerkelijke organisatie lijkt veel op die van het rooms-katholicisme, maar wijkt daar op enkele essentiële punten van af. Sommige kerken beschouwen zich als katholiek, anderen zien zich meer als protestant. (De Anglicaanse Kerk is ontstaan in 1534 toen de Britse koning Hendrik VIII deze afscheidde van de Katholieke Kerk.)
In de jaren 1960 en 1970 kwam de aandacht voor de bovennatuurlijke gaven van de Geest de gevestigde kerken binnen. Verschillende predikanten van bijvoorbeeld de lutheranen of de southern baptists (het grootste protestantse kerkgenootschap in de VS) werden gevraagd hun kerk te verlaten. Dit in tegenstelling tot priesters binnen de Episcopaalse en Rooms-Katholieke Kerk, op voorwaarde dat zij niet voor een te grote scheiding van geesten zouden zorgen. De Katholieke Charismatische Beweging kwam vanaf 1967 tot stand; in dit kader wordt gesproken over ‘de charismatische vernieuwing’ (men sprak liever van ‘vernieuwing’, omdat ‘beweging’ toch nog de suggestie van iets náást de kerken zou kunnen geven). De charismatische beweging had binnen de Oosters-orthodoxe Kerk veel minder invloed dan binnen andere kerken.
Op internationaal niveau was David du Plessis (1905–1987), afkomstig uit de Zuid-Afrikaanse Pinksterbeweging, van grote invloed. Hij is met name bekend, omdat hij als een van de eerste pinksterchristenen toenadering zocht tot de gevestigde kerken.
Hoewel veel charismatische gelovigen binnen de gevestigde kerken gevonden kunnen worden, zijn er buiten deze kerken tevens onafhankelijke charismatische (evangelische) gemeenten gesticht. In de VS is Calvary Chapel Costa Mesa (1965) hiervan een voorbeeld. In het Verenigd Koninkrijk is Jesus Army (1969) een voorbeeld van de impact buiten de VS. Ook in de rest van de wereld zijn charismatische gemeenten gesticht.
[Geraadpleegde bronnen: https://en.wikipedia.org/wiki/Charismatic_movement , https://nl.wikipedia.org/wiki/Charismatische_beweging , https://en.wikipedia.org/wiki/Baptism_with_the_Holy_Spirit#Charismatic_Movement , https://nl.wikipedia.org/wiki/Dennis_Bennett , https://en.wikipedia.org/wiki/Dennis_Bennett_(priest) , https://en.wikipedia.org/wiki/Catholic_charismatic_renewal , https://nl.wikipedia.org/wiki/Katholieke_charismatische_vernieuwing ]

Hoofdstuk 5: De derde golf: de neo-charismatische beweging
De neo-charismatische (‘neo’ betekent ‘nieuw’) of ‘derde golf’-beweging bestaat uit een breed scala van gemeenten en organisaties die de kracht en de gaven van de heilige Geest benadrukken, maar niet behoren tot de Pinkster- of charismatische beweging. Vanaf het begin van de jaren 1980 kwam deze beweging opzetten als resultaat van de groei van ‘pinksterervaringen’ onder inheemse, onafhankelijke, niet-confessionele christelijke groepen zonder formele confessionele banden. De grootste concentratie van neo-charismatische gemeenten is te vinden in Afrika, Azië en Latijns-Amerika.
Neo-charismatici geloven dat krachtevangelisatie, waarbij bovennatuurlijke wonderen het delen van het evangelie vergezellen, effectiever is dan evangelisatie zonder tekenen en meer lijkt op de soort van evangelisatie die eerste-eeuwse christenen gebruikten. Binnen de beweging zien we een hernieuwde opkomst van de New Order of Latter Rain-leringen. Prominente figuren zijn John Richard Wimber en Charles Peter Wagner.
5.1. John Richard Wimber

De Amerikaan John Richard Wimber (1934-1997) was een getalenteerd muzikant en tijdens de jaren 1962-1963 bekend als toetsenist en zanger van de vijfkoppige Amerikaanse band The Paramours, waaruit het muzikale duo The Righteous Brothers is voortgekomen. Wimber bekeerde in mei 1963 tot het evangelisch christendom en schreef zich meteen in aan Azusa Pacific College (Azusa, Californië, VS), die uitgaat van een Wesleyaans-Arminiaanse theologie. Na zijn afstuderen werd hij gewijd als Quaker-predikant. Daarna nam hij een pastorale positie in bij Yorba Linda Friends Church. Hij leidde in 1970 elf bijbelstudiegroepen, waarbij meer dan vijfhonderd mensen betrokken waren.
Wimber was van 1974 tot 1978 directeur van het door hem gestarte Department of Church Growth (kerkgroei) van het Charles E. Fuller Institute of Evangelism and Church Growth, opgericht door het Fuller Theological Seminary (Pasadena, Californië, VS) en de Fuller Evangelistic Association.
Wimber sloot zich in 1977 aan bij Calvary Chapel Association, waar hij een (zelf gestichte) gemeente leidde in Yorba Linda (Californië, VS). Wimbers ideeën over de gaven van de heilige Geest leidden echter tot een conflict, waarna hij zich in 1982 aansloot bij een kleine groep van charismatische gemeenten: de Vineyard (wijngaard) Christian Fellowships. Deze kent haar wortels in het traditionele evangelisch christendom, waarbij ze de term ‘Empowered Evangelicals’ gebruikte ter onderscheiding van de (oude) Pinksterbeweging. Wimber veranderde de naam van zijn gemeente in Anaheim Vineyard Christian Fellowship. Dat jaar bestond Vineyard uit acht gemeenten.
Vineyard kent haar oorsprong in 1974 in de oprichting van een Calvary Chapel-kerk in Los Angeles (VS) door Kenn Gulliksen en zijn vrouw Joanie, leden van Calvary Chapel Costa Mesa (Los Angeles). De bijbelgroepen werden bijgewoond door veel populaire acteurs/actrices en muzikanten, waaronder Bob Dylan. Gulliksen droeg kort na Wimbers aansluiting de leiding aan hem over. Daarna maakte Vineyard een groei door, wat resulteerde in de oprichting van de Association of Vineyard Churches (1986).
Wimber en Charles Wagner gaven samen vanaf 1982 voor vier jaar een cursus over Geestelijke gaven genaamd ‘Signs, Wonders, and Church Growth’ (tekenen, wonderen, en kerkgroei) aan het Fuller Theological Seminary.
Wimber bouwde vanaf 1988 relaties op met profetische figuren zoals Paul Cain (1929-2019), Bob Jones († 2014) en Mike Bickle (1955), verbonden aan Kansas City Fellowship, een onafhankelijke charismatische gemeente die onder de vlag van Vineyard zou komen als Metro Vineyard (zie Kansas City Prophets). Een tijdlang hadden deze mannen aanzienlijke invloed op Wimber en Vineyard. Er waren echter mensen binnen Vineyard die sceptisch waren, en Wimber zelf raakte in zijn verwachtingen teleurgesteld over de restauratieleer en de niet-uitgekomen profetieën van deze mannen. Wimber begon rond 1991 afstand te nemen van de profetische beweging en leidde Vineyard terug in de richting van kerkgroei, terwijl de gemeente in Kansas het Vineyardlabel liet vallen.
In het begin had de Vineyardbeweging geen officiële geloofsverklaring. De belangrijkste redenen hiervoor waren:
- De demonstratieve leer van John Wimber, die effectief de toon zette mede op de leerstellige overtuigingen van de beweging.
- Een verlangen om laagdrempelig te zijn; men moedigde mensen aan ‘te komen zoals je bent’. Men probeerde in het bijzonder elke sfeer of actie die als openlijk dogmatisch kan worden beschouwd, te vermijden.
Volgens de tekst in de officiële Vineyard Statement of Faith die in 1994 werd uitgebracht, was er sinds 1983 een poging om een gemeenschappelijke geloofsverklaring te creëren aan de gang. Het duurde echter meer dan tien jaar om dit te voltooien, omdat: ‘Aan de ene kant voelden we ons verplicht om onze bijbelse en historische orthodoxe overtuigingen uiteen te zetten, aan de andere kant wilden we de waarden en prioriteiten beschrijven die Vineyard uniek maken binnen de context van het evangelicalisme.’
Wonderen en tekenen (krachtevangelisatie)
Wimber paste de koninkrijkstheologie van George Eldon Ladd (1911-1982) toe in zijn leer. Hij kwam aan het Fuller Theological Seminary in aanraking met schrijven van Ladd. Deze baptistische predikant en professor aan het Fuller Theological Seminary meende dat het koninkrijk van God al in ons midden aanwezig is, maar nog niet volledig: het zou een ‘already’ (nu reeds) onderdeel hebben en een ‘not yet’ (nog niet) (volledig) onderdeel.* Dit betekende dat Wimber een theologie had voor zowel het lijden als voor wonderen** en tekenen***. Wimber was ervan overtuigd dat mensen tot geloof zouden komen, wanneer de kracht van het evangelie door wondertekenen (met name goddelijke genezing en profetie) bewezen werd. Hij noemde dit ‘krachtevangelisatie’ en verwees hiernaar met doin’ the (Jesus) stuff.
Charles Wagner introduceerde in 1983 de uitdrukking ‘de derde golf van de heilige Geest’ om het concept te beschrijven dat Wimber onderwees. De ‘eerste golf’ betreft dan het ontstaan van de Pinksterbeweging en de ‘tweede golf’ die van de charismatische beweging.
* Ladd ging uit van het voorgestelde concept van Geerhardus Johannes Vos (1862-1949) tot het koninkrijk van God.
Vineyard stelt: ‘Wij geloven dat Gods Koninkrijk is gekomen in de bediening van onze Here Jezus Christus en dat het steeds blijft komen door de Gemeente in de bediening van de Geest en dat het volkomen zal zijn in de heerlijke, zichtbare en zegevierende verschijning van Christus – Zijn terugkeer naar de aarde als Koning.’
** Wonder: een zeer indrukwekkende en naar menselijk denkvermogen (schijnbaar) onverklaarbare gebeurtenis.
*** Tekenen: wonderen ‘ter bevestiging van’; in de trant van een kenmerk, een merkteken.
Doop met de heilige Geest en tongentaal
Wimber sloot aan bij een gewijzigde evangelische blik die stelt dat de doop met de heilige Geest gebeurt bij bekering, maar dat er een ervaringsaspect is dat pas op een later tijdstip kan worden gemanifesteerd of vrijgegeven. Wimber zag tongentaal (glossolalie) dan ook niet als het zichtbare bewijs van de doop met de heilige Geest, maar slechts als een van de Geestesgaven waarover gelovigen konden beschikken na deze ‘doop’. Deze zouden vaak ook (maar niet beperkt zijn tot) genezing en profetie behelzen.
Kerkgroei (church growth)
Wimber legde, samen met Wagner, een bijzondere nadruk op de stichting van gemeenten (Engels: ‘church growth’ of ‘church planting’). ‘Kerkgroei is de beste vorm van evangelisatie’, meende Wimber. Zowel tijdens zijn leven als na zijn dood (1997) heeft Vineyard vele honderden gemeenten gesticht, zowel in de VS als daarbuiten (in 2020 claimde men 2400 in 95 landen). Deze gemeenten zijn georganiseerd in zogenaamde AVC’s (Associations of Vineyard Churches). Dit zijn lokale verbanden, waarbij de gemeenten in dat gebied elkaar ondersteunen. Een AVC is meestal landelijk (maar in Nederland betreft het AVC-verband de hele Benelux).
Aanbidding (worship)
Een belangrijk onderdeel in de Vineyarddiensten is ‘worship’: aanbidding. Een muziekband neemt hier een centrale plaats in. De liedjes zijn modern en pop-achtig. Vineyard brengt onder het label Vineyard Worship albums uit.
5.2. Charles Peter Wagner
De Amerikaanse theoreticus Charles Peter Wagner (1930-2016) werkte nauw samen met Wimber, met wie hij vanaf 1982 voor vier jaar een cursus over Geestelijke gaven genaamd ‘Signs, Wonders, and Church Growth’ (tekenen, wonderen, en kerkgroei) aan het Fuller Theological Seminary gaf. Wagner diende als zendeling in Bolivia onder de South American Mission and Andes Evangelical Mission (nu SIM International) van 1956 tot 1971. Daarna diende hij gedurende dertig jaar (1971-2001) als hoogleraar Church Growth (kerkgroei) aan het Fuller Theological Seminary. Hij is de oprichter van Global Harvest Ministries, een overkoepelende (parachurch) organisatie met 120 gemeenten in 1982. Ook richtte hij het Wagner Leadership Institute (1998) op; nu Wagner University. Daarnaast was hij vicepresident van Global Spheres Inc.. Wagner is auteur van meer dan zeventig boeken.
De Nieuwe Apostolische Reformatie (NAR)
Wagner had de gedachte dat God de vijfvoudige bediening (Efeziërs 4:11-13) aan het herstellen is. Deze theologie gaat ervan uit dat in de christelijke geschiedenis een neerwaartse en opgaande lijn te zien is.
De neergaande lijn is begonnen toen de Romeinse keizer Constantijn de Grote in 313 het christendom institueerde, waarna in 380 de Katholieke Kerk als staatsgodsdienst van het Romeinse rijk werd uitgeroepen. Daarna zijn er vele misstanden gegroeid.
De Reformatie (beginpunt 1517) begon met het herstellen van de waarheden; in dit geval de genade van Jezus Christus. Sindsdien zijn er continu vernieuwingsbewegingen geweest die iets van die verborgen waarheden openbaarden. Zo legden het puritanisme en piëtisme de nadruk op een persoonlijke relatie met de Schepper. Begin vorige eeuw ‘ontdekte’ de Pinksterbeweging de heilige Geest en het spreken in tongen. Nu zou God de vijfvoudige bediening aan het herstellen zijn met huidige apostelen en profeten (restaurationisme).
Wagner gebruikte de term Nieuwe Apostolische Reformatie (New Apostolic Reformation: NAR) om te omschrijven wat hij zag als een apostolisch-profetische beweging binnen (neo-)charismatische gemeenten. Wagner verklaarde: ‘De wortels van de NAR gaan terug tot het begin van de African Independent Church Movement in 1900, de Chinese House Church Movement die begon in 1976, de US Independent Charismatic Movement die begon in de jaren 1970 en de Latijns-Amerikaanse Grassroots Church Movement die begon rond dezelfde tijd. Ik was noch de oprichter, noch een lid van een van deze bewegingen. Ik was gewoon een professor die opmerkte dat ze de snelst groeiende kerken in hun respectievelijke regio’s waren en dat ze een aantal gemeenschappelijke kenmerken hadden.’ De NAR is dan ook een overkoepelende term voor de losse verzameling van onafhankelijke gemeenten en ministries die een aantal overeenkomstige belangen hebben. Het is geen organisatie en kent geen formeel lidmaatschap.
Wagner somde de verschillen tussen de NAR en andere protestantse denominaties als volgt op (de verschillen wijken ook af van de traditionele Pinksterbeweging):
– Apostolisch bestuur.
– Een rol en functie voor hedendaagse profeten.
– Heerschappijtheologie (zie verder ‘Kingdom Now’).
– Theocratie. Hoewel vergelijkbaar in opzet en doel, niet te verwarren met theocratische regering, maar eerder het doel om ‘koninkrijk gezinde mensen’ te hebben op alle gebieden van de samenleving. Er zijn zeven specifiek geïdentificeerde gebieden: religie, gezin, onderwijs, overheid, media, kunst en amusement, en zaken.
– Relationele structuren. Gemeentebestuur heeft geen formele structuur, maar is eerder een relationele en vrijwillige afstemming op apostelen.
Wagner schreef dat de meeste gemeenten binnen de NAR actieve bedieningen van ‘geestelijke oorlogsvoering’ hebben.
Geestelijke oorlogsvoering

Wagner is mede bekend door zijn theorie van ‘geestelijke oorlogsvoering’ (‘spiritual warfare’). Deze leer was voor 1990 onbekend in de christelijke wereld (hoewel er wel diverse zienswijzen tot de duivel en demonen bestonden). De basisvisie van Wagner is dat christenen een ‘strategisch geestelijke oorlog’ tegen Satan en zijn demonen moeten voeren om zodoende de terugkomst van Jezus op aarde voor te bereiden. De huidige apostelen en profeten zag Wagner als ‘gebedsstrijders’ die verantwoordelijk zijn voor het inluiden van de terugkeer van Jezus en het koninkrijk van God, door middel van ‘oorlogsgebed’. Wagner opperde dat er drie niveaus zijn binnen deze ‘oorlogsvoering’:
1. Grondniveau: Persoon tot persoon; bidden voor elkaars persoonlijke behoeften. Dit komt tot uiting in het bevrijdingspastoraat (zie hoofdstuk 10.1. Bevrijdingspastoraat).
2. Occult niveau: Houdt zich bezig met demonische krachten vrijgegeven door activiteiten die verband houden met satanisme, hekserij, astrologie en andere vormen van occultisme.
3. Strategisch of kosmisch niveau: Het terugdringen en ontbinden van demonen die over overheden heersen.
Op dit niveau maakt men gebruik van ‘spiritual mapping’ (een term in 1991 bedacht door George Otis jr.): bevrijding van demonische machten past men toe op locaties, in plaats van personen. Geestelijke territoriale machten worden boven een bepaald gebied in kaart gebracht, waarna wordt gebeden om deze te bestrijden, ook op de plek zelf. Het houdt in het ‘ontdekken’ waar demonen het meest actief en krachtig zijn, waarom ze die macht kunnen behouden en ook wat hun namen zijn.
Deze leer van geestelijke oorlogsvoering zie je terug in de leer over ‘territoriale demonen’ en de praktijk binnen het neo-charismatische bevrijdingspastoraat. Het uitgangspunt van Wagner bij dit alles is dat Satan en zijn demonen letterlijk in de wereld zijn, dat demonen van Satan kunnen worden geïdentificeerd bij naam en dat christenen verplicht zijn een geestelijke strijd met hen aan te gaan.
Kingdom Now
Wagner was aanhanger van de Kingdom Now (Koninkrijk Nu)-leer. Deze aftakking binnen de heerschappijtheologie kreeg vooral bekendheid in de late jaren (19)80 in de VS.
Heerschappijtheologie kwam in de jaren (19)70 op in de VS, waarbij het vermengd werd met aspecten van christelijk nationalisme. Belangrijke impuls gaf de Amerikaanse theoloog Francis Schaeffer (1912-1984), welke veel van zijn ideeën ontleende aan de gereformeerde theologen Abraham Kuyper (1837-1920) en Cornelius van Til (1895-1987). Hij wist hun postmillenniaristische (post=na) opvattingen, die veel meer mogelijkheden boden voor politieke activiteit van christenen, te verbinden met zijn eigen premillenniaristische (pre=voorafgaand) visie. Schaeffer leverde hierdoor een ideologische legitimering voor het ontstaan van het Amerikaanse christelijk fundamentalisme en Religieus Rechts.
De Kingdom Now-leer is een vorm van chiliasme (millennialisme) en is een postmillenniaristische leer: een interpretatie van Openbaring 20 die de terugkomst van Jezus plaatst na (post) het (duizendjarig) vrederijk. De theologie is sterk beïnvloed door de (New Order of) Latter Rain en critici hebben het verbonden met het vijfvoudige bediening-denken, de NAR en geestelijke oorlogsvoering. Degenen die zich overgeven aan het gezag van huidige apostelen en profeten zullen de controle over de ‘koninkrijken’ van deze wereld overnemen. Hiermee worden alle sociale instellingen bedoeld: het ‘koninkrijk’ van religie, gezin, onderwijs, overheid, media, kunst en amusement, en zaken.
De Kingdom Now-theologie stelt dat Jezus niet eerder kan terugkeren op aarde, totdat al zijn vijanden door de gelovigen bedwongen zijn. De leer gaat er van uit dat God sinds de zondeval door Adam en Eva, de heerschappij over de wereld heeft verloren aan Satan. God zou nu op zoek zijn naar mensen die Hem zullen helpen deze heerschappij te herstellen.
Kingdom Now meent dat de gelovigen over de aarde moeten regeren (naar Openbaring 5:10). Men ziet het als een goddelijke opdracht om te streven naar zoveel mogelijk invloed in deze wereld – geestelijk, economisch, maatschappelijk en politiek – wat uiteindelijk moet leiden tot wereldbeheersing, om zodoende het koninkrijk van God te realiseren op aarde. Een strategie hierbij is te proberen sociale instellingen – waaronder overheden en wetten – onder ‘Gods gezag’ te brengen.
Wagner meende dat Kingdom Now de beste praktische theologie is om sociale veranderingen in de samenleving door te voeren. Politiek actieve christenen, vooral in de VS, willen als gevolg hiervan invloed krijgen op seculier (niet-christelijk) burgerlijk bestuur.
[Geraadpleegde bronnen: https://vineyardusa.org/about/john-wimber/ , https://nl.wikipedia.org/wiki/Vineyardbeweging , https://vineyardwageningen.site/bezoekers/wat-is-vineyard/internationaal/ , https://vineyardwageningen.site/lezen-over-ons/over-vineyard/wat-wij-geloven/ , https://en.wikipedia.org/wiki/Association_of_Vineyard_Churches , https://en.wikipedia.org/wiki/John_Wimber , https://nl.wikipedia.org/wiki/John_Wimber , https://en.wikipedia.org/wiki/Neo-charismatic_movement , https://en.wikipedia.org/wiki/Born_again#History_and_usage , https://en.wikipedia.org/wiki/Baptism_with_the_Holy_Spirit#Classical_Pentecostalism , https://en.wikipedia.org/wiki/C._Peter_Wagner , https://nl.wikipedia.org/wiki/C._Peter_Wagner , https://en.wikipedia.org/wiki/New_Apostolic_Reformation , https://wrldrels.org/nl/2016/10/08/new-apostolic-reformation/ , https://www.christianitytoday.com/ct/1998/january12/8t1055.html , Toen de kracht gods op mij viel, pagina 184 , https://nl.wikipedia.org/wiki/Chiliasme#Postmillennialisme , https://en.wikipedia.org/wiki/Dominion_theology#Kingdom_Now_theology , https://nl.wikipedia.org/wiki/Heerschappijtheologie ]
Hoofdstuk 6: De Toronto Blessing
Binnen de derde golf-beweging maakte men een verdere ontwikkeling door, door het ontstaan van de Toronto Blessing-beweging. Deze is begonnen in januari 1994 in een Vineyardgemeente in de Canadese stad Toronto (Ontario, Canada). De beweging is vooral bekend geworden door de extatische manifestaties (lichamelijke of emotionele uitingen) die aan de werking van de heilige Geest worden toegeschreven* (zie deze link ter illustratie), zoals het ‘lachen in de geest’, ‘dronken in de geest’, het ‘vallen en rusten in de geest’ en zelfs het maken van dierengeluiden (‘brullen, blaffen, krijsen… in de geest’). Minder komt voor het ‘dansen in de geest’ (een soort van tap- of balletdansen).
Op de eigen site schrijft men: ‘De Toronto Blessing is een overdraagbare zalving (zegen: ‘blessing’). In zijn meest zichtbare vorm overwint het aanbidders met uitbarstingen van lachen, huilen, kreunen, schudden, vallen, “dronkenschap” en met zelfs gedragingen die zijn beschreven als een “kruising tussen een jungle en een boerderij”.’
De manifestaties kennen grote raakvlakken met de extatische verschijnselen tijdens het ontstaan van de Pinkstergemeente in Los Angeles. Dezelfde reacties waren ook te aanschouwen gedurende de vroegere Britse opwekkingen en The First en Second Great Awakening in de VS, en vergelijkingen zijn gemaakt met bepaalde mystieke ervaringen binnen het hindoeïsme en mystieke en gnostische tradities (doorgegeven van een gebruik of gewoonte) van andere religies wereldwijd (zie hoofdstuk 10.3. en 10.4.).
* De uitingen worden daardoor ook wel met de hoofdletter ‘G’ benoemd als ‘in de Geest-manifestaties’.
‘In de geest’-manifestaties
‘Vallen in de geest’ gaat letterlijk om ‘vallen’: iemand legt een ander de handen op en het gevolg is dat degene die de handen wordt opgelegd, achterover valt. Sommigen maken schokkende bewegingen en/of blijven een tijd in zwijm op de grond liggen (‘rusten in de geest’). Het ‘lachen in de geest’ (‘heilig lachen’ of ‘holy laughter’) komt er op neer dat de gelovige een enorme lachkick krijgt. Het gaat soms zover dat men er ‘dronken in de geest’ van wordt: men loopt als een dronken persoon rond.
De Toronto Blessing-beweging beweert dat de heilige Geest de oorzaak is van al deze manifestaties. John Arnott (zie verder) legde tijdens een predikantenmeeting (19 oktober 1994) uit: ‘Er gebeurt een overdracht van de zalving van de Geest die je niet alleen ziet, die je niet alleen zelf ervaart, maar die je ook mee naar huis neemt naar je eigen mensen.’
Critici stellen echter dat deze extatische en ‘enthousiaste’* manifestaties teweeggebracht worden door suggestieve beïnvloedingspraktijken door de voorgangers zelf, het verwachtingspatroon binnen het publiek en de sfeer tijdens de diensten of samenkomsten (zie hoofdstuk 10.4. en 10.5.).
* De term ‘enthousiasme’ (Engels: ‘enthusiasm’) wordt gebruikt om een intense godsdienstige beleving aan te duiden die gekenmerkt wordt door sterke emoties, waaraan openlijk uitdrukking wordt gegeven door middel van lichaamshouding, lichaamsbeweging, roepen, huilen en lachen. ‘Enthousiasme’ is de toestand, waarbij heftige bewegingen en ongewone emotionele expressie worden geïnterpreteerd als tekenen dat een god of geest tijdelijk bezit heeft genomen van iemand.
Begin Toronto Blessing
Het voorgangersechtpaar John en Carol Arnott begon rond 1988 een neo-charismatische gemeente die zich kort daarna aansloot bij de Vineyardbeweging. De gemeente werd bekend als de Vineyard Airport Church, doordat men zich uiteindelijk vestigde bij Lester B. Pearson International Airport te Toronto.
Het echtpaar raakte geïnspireerd door opwekkingen geleid door de (door Word of Faith-prediker Benny Hinn beïnvloede) Argentijn Claudio Freidzon (1955) in Argentinië en Zuid-Afrika. Ze nodigden de voormalig baptistische voorganger Randy Clark van de Vineyardgemeente te Saint Louis (VS) uit in januari 1994, waarna deze drie maanden in Toronto predikte. Clark was in augustus 1993 in Tulsa (VS) beïnvloed door Rodney Howard-Browne (1962), een Zuid-Afrikaanse Word of Faith-prediker met een ministrie in Louisville (VS) (nu in Tampa, Florida, VS). Howard–Browne, eind 1987 met zijn gezin verhuisd naar de VS, was de vroegst bekende voorstander van het ‘heilig lachen’ en wordt de ‘heilige Geest-barkeeper’ genoemd, door de vele ‘dronken in de geest’-manifestaties tijdens zijn diensten.
In Toronto introduceerde Clark de aanpak en technieken van de Zuid-Afrikaan en de daarmee gepaard gaande extatische ervaringen. Tijdens dat jaar groeide de gemeente naar duizend leden. Clark richtte in hetzelfde jaar (1994) zijn ministrie Global Awakening op. Een paar jaar later verliet hij Vineyard.
Bezoekers van de opwekking namen de methoden weer mee naar hun eigen gemeenten. Meldingen van soortgelijke opwekkingen kwamen daarna uit Atlanta (VS), Anaheim (VS), Saint Louis (VS), een aantal Canadese steden, Cambodja en Albanië. Eenzelfde grootschalige opwekking als de Toronto Blessing vond plaats in Pensacola (Florida, VS): de Brownsville Revival (of Pensacola Outpouring, 1995-2000).
John Wimber plaatste in 1995 de Airport Church buiten het verband van de internationale Vineyardbeweging. Wimber was niet tegen manifestaties in een dienst (ze kwamen ook bij hem voor), zolang het beoordeeld kon worden als echte acties van God en niet een soort van vertoning betroffen of gepromoot werden door iemand op het podium. Hij vond dat in Toronto veel te veel de nadruk werd gelegd op de extatische manifestaties en de Vineyardbeweging was niet bij machte hier goed toezicht op te houden. Wimber spreekt in zijn brief aan de 550 wereldwijd verspreide Vineyardkerken van ‘exotische (vreemde) praktijken die buiten-bijbels zijn’. Gelijktijdig schrijft hij in dezelfde brief: ‘Dat gezegd hebbende, ben ik persoonlijk niet van mening dat dit demonisch of per se goddelijk is. Ik breng dit onder in de categorie “overpeinzen/ik weet het niet”.’
In Toronto ging men zelfstandig verder als Toronto Airport Christian Fellowship (TACF), sinds 2010 ‘Catch The Fire Toronto’ geheten. In 1996 startte de TACF ‘Partners in Harvest’, met als doel alle door de opwekking geraakte (wereldwijde) groeperingen te verenigingen. Later werd ook nog ‘Friends in Harvest’ opgericht.
Naast het Catch The Fire-netwerk en Global Awakening zijn Bethel Church Redding (Bill Johnson), Iris Global (Heidi en Rolland Baker), Harvest International Ministries (Ché Ahn), gemeenten/ministries die verbonden zijn met de Brownsville Revival (John Kilpatrick, Steve Hill) en gemeenten/ministries die verbonden zijn met de Lakeland Revival (Todd Bentley, zie hoofdstuk 8) duidelijke voorbeelden van de Toronto Blessing-gedachte.
Vaderhart van God
Centraal bij de beweging staat de ‘openbaring van het Vaderhart van God‘. De boodschap hiervan luidt: kom zoals je bent en weet hoe kostbaar je bent in Gods ogen. Gods liefde wordt hierin benadrukt en velen houden zich vast aan de gelijkenis van de verloren zoon, waarin de vader op de uitkijk blijft staan (Lucas 5:11-32).
Soaken
De praktijk van het soaken (of soaking) is ontstaan in de Toronto Blessing-beweging. De Engelse term betekent zoveel als ‘doordrenken’ of ‘volzuigen’. Door te soaken wil men ‘de helende energie van de heilige Geest als een spons volledig opnemen’. Men wil ‘in de stilte luisteren naar wat de heilige Geest een persoon wil laten zien’. De nadruk ligt op rusten en meestal gebeurt het soaken dan ook liggend.
Invloed Word of Faith
De Toronto Blessing-beweging kent vanaf haar begin al invloeden vanuit de Word of Faith. John Wimber wees echter de Word of Faith-beweging en haar doctrines af.
De Toronto Blessing-beweging kent een wereldwijde invloed. Zo hebben in Nederland naar schatting zo’n honderd evangelische gemeenten (inclusief pinkstergemeenten) de Toronto Blessing-leer met haar manifestaties omarmd.
[Geraadpleegde bronnen: https://en.wikipedia.org/wiki/Toronto_Blessing , https://nl.wikipedia.org/wiki/Toronto_Blessing , https://sv.wikipedia.org/wiki/Claudio_Freidzon , https://en.wikipedia.org/wiki/Catch_the_Fire_World , https://www1.cbn.com/700club/john-and-carol-arnott-spread-fire , https://en.wikipedia.org/wiki/John_Wimber#Authenticity , https://nl.wikipedia.org/wiki/John_Wimber , https://nl.wikipedia.org/wiki/Soaken ]
Hoofdstuk 7: Word of Faith (Woord van Geloof)
Binnen de neo-charismatische beweging oefent de Word of Faith-leer invloed uit, met name binnen de Toronto Blessing-beweging. De Word of Faith-beweging kent pinksterinvloeden, maar heeft als centraal uitgangspunt de leringen van de New Thought-beweging. De kern van haar ideologie is dat het geloof als een daadwerkelijke kracht gebruikt kan worden, door ‘woorden van geloof’ uit te spreken. De naam Word of Faith (Woord van Geloof) is afgeleid van Romeinen 10:8 die spreekt van ‘the word of faith, which we preach’ (King James Bible) (HSV: ‘het Woord van het geloof, dat wij prediken’).
7.1. Begin Word of Faith
Phineas Parkhurst Quimby
De Word of Faith-leer is sterk beïnvloed door de New Thought-beweging, die weer beïnvloed is door de ideeën van de Amerikaanse hypnotiseur en magnetiseur Phineas Parkhurst Quimby (1802-1866). Quimby was op zijn beurt in de late jaren 1830 beïnvloed door Franz Anton Mesmer en zijn praktijk van mesmerisme (dierlijk magnetisme).
Quimby verkondigde een eigen leer met betrekking tot genezing en beoefende autosuggestie. Hij meende dat ziekte in de menselijke geest ontstaat als gevolg van foute gedachten of overtuigingen. Een persoon die echter open staat voor Gods wijsheid kan elke ziekte overwinnen. Hij geloofde dat Jezus was gekomen om deze waarheid te verkondigen en hij de genezingsmethode van Jezus had herontdekt: ziekte en kwalen kun je genezen door positieve gedachten en een positieve houding, door je opvattingen over ziekte te veranderen.
Christian Science-oprichtster Mary Baker Eddy (1821-1910) was patiënte van Quimby en toonde grote belangstelling voor zijn ideeën, maar volgde hem niet in alles. De New Thought-beweging is echter een duidelijk exponent van Quimby’s gedachtegang.
New Thought
Quimby’s metafysische ideeën hebben geleid tot de New Thought-beweging. Deze beweging ontstond in het begin van de negentiende eeuw in de VS en bezit belangstelling voor het panentheïsme.
New Thought gaat uit van het volgende: God (gezien als ‘Oneindige Intelligentie’: Infinite Intelligence) is alomtegenwoordig (overal tegelijkertijd aanwezig), het goddelijke is alles omvattend en bevindt zich in alles (immanentie), de ware menselijke persoonlijkheid is goddelijk, een gelovige gedachte is een kracht voor goed, ziekte ontstaat in de menselijke geest en ‘positief denken’ heeft hierop een helende werking.
Op basis van deze uitgangspunten leert men de law of attraction (wet van aantrekking): door de focus op positieve of negatieve gedachten brengt een persoon positieve of negatieve ervaringen in zijn leven. Dit zou een basisregel zijn van/in het leven. Hoewel Quimby nooit de uitdrukking ‘law of attraction’ heeft gebruikt, was zijn basisaanname dezelfde – hoewel Quimby zich slechts beperkte tot genezingen. Naast genezingen en gezondheid past de New Thought-beweging zijn zienswijze echter ook toe op het terrein van financiën, relaties en ambities. De basis van de law of attraction is geworteld in ideeën die voortkomen uit verschillende filosofische en religieuze tradities, in het bijzonder het hermetisme, New England transcedentalisme, het hindoeïsme en de interpretatie van bepaalde bijbelteksten uit Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes (de evangeliën).
Naast de Word of Faith zien we onder andere binnen de New Age-beweging raakvlakken (maar ook verschillen) met de New Thought-leer.
[Geraadpleegde bronnen: http://ppquimby.com/alan/newage.htm , http://ppquimby.com/alan/metamul.htm , http://ppquimby.com/alan/contrast.htm , http://ppquimby.com/alan/quimby.htm , https://en.wikipedia.org/wiki/Phineas_Parkhurst_Quimby , https://en.wikipedia.org/wiki/New_Thought ]
Essek William Kenyon

Uitwerker van het concept van de law of attraction door het ‘positief belijden’ is de Amerikaan Essek William Kenyon (1867-1948). Hij was voorganger bij de New Covenant Baptist Church en startte in 1898 het Bethel Bible Institute in Spencer (Massachusetts, VS). Deze school is uiteindelijk samengegaan met Gordon College (Wenham, Massachusetts).
Kenyon had een methodistenachtergrond, maar vanaf 1890 kreeg de New Thought-leer een enorme invloed op hem. Hoewel het verdedigbaar is dat Kenyon nog enigszins uitging van bepaalde orthodoxe principes, resulteerde deze invloed in Kenyons gedachte dat voorspoed beloofd is aan iedere wedergeboren gelovige. Hij schreef uiteindelijk achttien boeken. Deze vormen de basis van de Word of Faith-leer uitgedragen door Kenneth Hagin.
Kenneth Erwin Hagin

In de jaren 1970 ontwikkelde zich een op welvaart gerichte beweging, waarvan de Amerikaanse pinksterprediker Kenneth Erwin Hagin (1917-2003) wordt gezien als de ‘vader’. Deze ‘Woord van Geloof’ (Word of Faith)-beweging leert dat een christen met geloof alles tot stand kan brengen wat in overeenstemming is met de bijbel. Hagin kreeg een sleutelrol in de uitbreiding van deze welvaartstheologie. Hij bezat echter geen formele opleiding in exegese, hermeneutiek of bijbelse talen.
Hagin leidde vanaf 1937 gedurende twaalf jaar vijf Assemblies of God-gemeenten in de staat Texas (VS), waarna hij in 1949 begon rond te reizen als evangelist. Hij was lid van de Healing Revival tussen 1947 en 1958, waar hij beïnvloed werd door William Branham en Thomas Lee Osborn.
Hagin was sterk beïnvloed door Kenyons schrijven. De pre-pinkstergelovigen John Benjamin Wesley, Charles Grandison Finney, George Whitefield, Peter Cartwright en John Alexander Dowie legden echter al de basis die Hagins geloofstheologie zou vormen. Maar Kenyon was wel de belangrijkste van al deze invloeden.
Hagin richtte in 1963 de Kenneth E. Hagin Evangelistic Association op (verhuisd in 1966 naar Tulsa, Oklahoma, VS). Hierna opende hij in 1974 in Tulsa het RHEMA Bible Training Center, vanwaar zijn Word of Faith-leer zich verspreidde.
Volgens hemzelf onderging Hagin op 22 april 1933 zijn bekeringservaring. Hij vertelde dat hij in een tijdsbestek van tien minuten driemaal gestorven is (uit zijn lichaam getreden) en iedere keer de poort van de hel zag, maar steeds weer tot leven kwam. De derde keer vroeg hij om vergeving van zijn zonden. Hagin claimde ook dat hij in 1934 door een openbaring van God opstond van het sterfbed. Hij beweerde nog meerdere malen directe openbaringen van Christus te hebben ontvangen.
De Word of Faith-leer is een fel bekritiseerd denken, waarbij de beweging een gebrek aan hermeneutische principes wordt verweten met nadruk op anti-intellectualisme. Bijbelteksten legt men veelal letterlijk uit.
Samenvattend zou je de beweging kunnen omschrijven als leraren die een gemeenschappelijke leer uitdragen, waarin zich varianten kunnen bevinden. Er bestaat geen bestuursorgaan voor de beweging en er is geen sprake van een hiërarchische structuur. De ministries of gemeenten zijn onafhankelijk, waarbij sommigen zich kerk noemen.
7.2. Uitgangspunten Word of Faith
Het hart van de Word of Faith-ideologie is het denken dat het geloof als een daadwerkelijke kracht gebruikt kan worden. Door (eigen) woorden in geloof uit te spreken, in overeenstemming met de bijbel, zou een gelovige dan ook kunnen realiseren wat men veronderstelt dat de bijbel belooft: welvaart, vooral op het terrein van gezondheid en rijkdom.
Word of Faith beweert dat God de mensen schiep in zijn lichamelijke beeld als kleine goden. Vóór de zondeval hadden mensen het vermogen om situaties te laten ontstaan door gebruik te maken van de kracht van het geloof. Na de zondeval namen de mensen de natuur (aard, karakter) van Satan over en verloren ze dit vermogen.
Om deze situatie te corrigeren gaf Jezus zijn goddelijkheid op en werd een mens, stierf geestelijk en nam Satans natuur op zich, ging naar de hel, werd wedergeboren met Gods natuur en stond op uit de dood. Hierna stuurde Jezus de heilige Geest om deze incarnatie (belichaming) in bekeerlingen te herhalen, zodat ze kleine goden worden zoals God oorspronkelijk bedoeld had.
Als gevolg hiervan zouden wedergeboren christenen opnieuw het vermogen hebben om de kracht van het geloof te gebruiken door een woord van geloof (word of faith) positief uit te spreken (de positieve belijdenis), om zo een gewenste situatie te realiseren en men welvarend kan worden op alle gebieden van het leven. De Word of Faith-beweging onderwijst hiermee een welvaartsevangelie. Dit duidt een leer aan die een grote mate van materiële rijkdom en gezondheid in dit leven belooft aan wie gelooft.
Hieronder gaan we in op de belangrijkste leerstellingen binnen de Word of Faith.
Jezus stierf geestelijk (JDS)
Word of Faith ontkent dat de lichamelijke dood van Jezus aan het kruis zondaars redt! Kenyon stelde dat als de lichamelijke dood van Jezus voldoende zou zijn geweest om voor de zonde te betalen, het overlijden van iedere gelovige ook zijn/haar zonden zou moeten vergeven. Jezus moest daarom ook ‘geestelijk’ gestorven zijn. In deze ‘geestelijke dood’ zou Jezus de natuur van Satan overgenomen hebben en naar de hel zijn gegaan, waar Hij werd gemarteld door Satan en zijn demonen gedurende drie dagen en nachten. Daarna werd Jezus in de hel wedergeboren met Gods natuur en stond op uit de dood. Deze leer wordt aangeduid met JDS: Jesus died spiritually (Jezus stierf geestelijk). De leer kent varianten, maar de centrale boodschap luidt dat Jezus niet aan het kruis, maar in de hel heeft betaald voor onze zonden: de verzoening* vond niet plaats aan het kruis, maar in de hel.
* De verzoening is het herstel van de relatie tussen de mens en God. Traditionele christenen geloven dat Jezus het door zijn dood aan het kruis mogelijk heeft gemaakt om deze relatie te herstellen, nadat de mens deze door zondig te zijn verbroken had. ‘Verzoening’ houdt in zijn algemeenheid in dat de vriendschap in een relatie hersteld wordt, nadat er een breuk is opgetreden.
Kleine goden-leer
Word of Faith leert dat Jezus werd wedergeboren met Gods natuur, en dat eenzelfde wedergeboorte nu wordt verleend aan iedere gelovige. Jezus stuurde de heilige Geest om deze incarnatie in bekeerlingen te herhalen, zodat ze kleine goden worden zoals God oorspronkelijk bedoeld had. Dit onderbouwt men onder meer met Genesis 1:26 en Johannes 10:34.
Genesis 1:26: God zei: ‘Laten Wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op Ons lijken; zij moeten heersen over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt.’
Johannes 10:34: ‘Jezus zei: Staat er in uw wet niet geschreven: “Ik heb gezegd: ‘U bent goden?’” (Jezus haalt hier de tekst uit Psalm 82:6 aan.)
De beweging stelt dat een mens geen onafhankelijke natuur van zichzelf heeft. Hij deelt in Gods natuur of dat van Satan. Adam deelde de goddelijke natuur, maar onderging door de zondeval een duivelse wedergeboorte en verkreeg hiermee Satans natuur – evenals alle mensen. Maar door geloof in Christus kan een mens de goddelijke natuur terugwinnen: de bekeerling wordt een ‘kleine god’. In dit kader haalt men ook 2 Korintiërs 5:17 en Galaten 6:15 aan.
2 Korintiërs 5:17: ‘Daarom ook is iemand die één met Christus is, een nieuwe schepping. Het oude is voorbij, het nieuwe is gekomen.’
Galaten 6:15: ‘Het doet er niet toe of iemand besneden is of niet, maar alleen of iemand een nieuwe schepping is.’
De Word of Faith-leraren stellen dat in 2 Petrus 1:4 de apostel Petrus de leer van kleine goden omarmt: ‘Hiermee zijn ons kostbare, rijke beloften gedaan, opdat u zou ontkomen aan het verderf dat de wereld beheerst als gevolg van de begeerte, en opdat u deel zou krijgen aan de goddelijke natuur.’
Hoewel de leraren het concept van meerdere goden onderwijzen, reserveren zij aanbidding tot alleen drie: God de Vader, Jezus Christus en de heilige Geest. De leer is daarmee meer henotheïstisch (geloof in meerdere goden, waarvan één god een prominente rol vervult) dan polytheïstisch (veelgodendom). (Het christendom is monotheïstisch: geloof in één god.)
Geloof is een ‘substantie’

De Word of Faith-leraren definiëren geloof als een ‘substantie’. Men baseert dit op de oude vertaling van Hebreeën 11:1 in de King James Bible: ‘Now faith is the substance of things hoped for, the evidence of things not seen.’ (King James Bible, 1611)
De Word of Faith-leer berust hoofdzakelijk op haar metafysische interpretatie van ‘substantie’ in dit vers als ‘oerstof’: geloof is de oerstof. Het begrip ‘oerstof’ heeft in de metafysica betrekking op (1) waaruit deze fysische wereld is opgemaakt en (2) wat er zich aan de andere kant van deze fysische wereld bevindt. ‘Oerstof’ is dus niet noodzakelijk ‘stof’. Het is een elementair gegeven of een hoedanigheid van een geheel andere orde (die men dan op een metafysisch of religieus vlak kan plaatsen). Zo meent de beweging dat moleculen uit atomen bestaan, die zijn samengesteld uit subatomaire deeltjes, die zijn samengesteld uit iets dat ‘geloof’ wordt genoemd. Maar daarnaast is geloof volgens de beweging ook een kracht.
De kracht van het geloof
Word of Faith stelt dat geloof (1) het (basis)element is waaruit het universum is gevormd en (2) het de kracht is waardoor de wetten van de spirituele (geestelijke) wereld (de wereld van de bovennatuurlijke krachten) functioneren. Deze kracht kan geactiveerd worden door gesproken woorden, als men die maar met genoeg geloof uitspreekt (in overeenstemming met de bijbel). Geloof is volgens de leraren in feite een kracht die ervoor zorgt dat alles wat we in geloof uitspreken, gebeurt: ‘what I believe, I receive’ (wat ik geloof, ontvang ik). Men meent dat de spirituele wereld de materiële wereld beïnvloedt en dat woorden van geloof kracht uitoefenen in de geestelijke wereld.
Men stelt dat God niets kan doen los of afgescheiden van geloof, want God zou een gelovig wezen zijn en daarmee is geloof zijn krachtbron. Dat God een gelovig wezen is, onderbouwt men met een eigen vertaling van Marcus 11:22: Jezus zei tegen hen: ‘Heb geloof in God.’
‘Have faith in God’ (King James Bible) is volgens de Word of Faith-leraren een onjuiste vertaling van de Griekse grondtekst. De juiste vertaling is volgens hen: ‘Have the faith of God’ (heb het geloof van God). God bezit dus geloof, is dus een gelovig wezen en daarmee afhankelijk van de kracht van het geloof, en is derhalve gebonden aan de wetten van de spirituele wereld.
In essentie wordt door Word of Faith het geloof opnieuw gedefinieerd van vertrouwen in een heilige en almachtige God ondanks onze omstandigheden, naar een middel (iets met behulp waarvan een doel bereikt kan worden) tot het controleren van God om ons te geven wat we willen.
Woord van geloof (word of faith)
De Word of Faith-leraren stellen dat de kracht van het geloof geactiveerd kan worden door een ‘woord van geloof’ (word of faith) uit te spreken. God heeft de wereld geschapen door ‘woorden van geloof’ te spreken. Hij visualiseerde het in zijn verbeelding en sprak ‘laat het zo zijn’ en geloven dat het zou zijn. Dit baseert men op Hebreeën 11:3: ‘Door het geloof zien wij in dat de wereld tot stand gebracht is door het Woord van God, en wel zo dat de dingen die men ziet, niet ontstaan zijn uit wat zichtbaar is.’ (HSV)
Men meent dat men door ‘woorden van geloof’ te spreken, een gewenste situatie kan realiseren en welvarend kan worden op alle gebieden van het leven. Men onderbouwt dit met Marcus 11:23-24: ‘Want, voorwaar, Ik zeg u: wie tegen deze berg zal zeggen: Word opgeheven en in de zee geworpen, en niet zal twijfelen in zijn hart, maar zal geloven dat wat hij zegt, gebeuren zal, het zal hem gebeuren wat hij zegt. Daarom zeg Ik u: alles wat u biddend begeert, geloof dat u het ontvangen zult, en het zal u ten deel vallen.’ (HSV) (Vergelijk Matteüs 21:21-22.)
Ervaart een gelovige na ‘woorden van geloof’ te spreken niet het gewenste resultaat, dan heeft dat als oorzaak een tekort of gebrek aan geloof, want ‘ook al heb je geloof als een mosterdzaadje, dan kun je bergen verplaatsen’ (naar Matteüs 17:20).
Woorden hebben kracht (positief of negatief belijden)
Woorden van geloof moet je op een positieve manier uitspreken. Daardoor zou je de positieve kant van de kracht van het geloof activeren. Dit noemt de beweging ‘positief belijden’.
De positieve belijdenis leert dat als je positief en gelovig bepaalde zaken uitspreekt (in overeenstemming met de bijbel), het op den duur gebeurt. Het gaat om het visualiseren (als beeld voorstelbaar maken) van wat je wilt, en het dan in bestaan spreken met het geloof in uw woorden: ‘name it and claim it’ (benoem het en maak er aanspraak op). Of zoals Kenyon zei: ‘What I confess, I possess’ (wat ik belijd, bezit ik).
Positief belijden (door woorden van geloof) is de praktijk van het hardop zeggen wat u wilt zien gebeuren, met de verwachting dat God het werkelijkheid zal maken. Een ‘negatieve belijdenis’ (door woorden van angst) kan dan ook negatieve resultaten opleveren, want deze zou de negatieve kant van de kracht van het geloof activeren. Gelovigen moeten dus bewust zijn van hun woorden, want ‘woorden hebben kracht’ (‘words have power’*).
De beweging haalt in deze leer Spreuken 6:2 aan: ‘ben je verstrikt in de woorden van je eigen mond, ben je in de woorden van je eigen mond gevangen’ (HSV), en Spreuken 18:21: ‘Dood en leven zijn in de macht van de tong,…’ (HSV), en ook Numeri 14:28: ‘… spreekt de HEERE, voorwaar, Ik zal met u doen zoals u ten aanhoren van Mij gesproken hebt.’ (HSV)
* ‘Words have power’ wordt ook wel vertaald met ‘woorden hebben macht’.
Het welvaartsevangelie (prosperity gospel)
De Word of Faith-leer mondt uit in de doctrine dat gezondheid en rijkdom beloofd zijn aan ieder die gelooft. Men predikt een welvaartsevangelie (Engels: prosperity gospel) dat stelt dat Abraham een verbond met God aanging in ruil voor gezondheid, rijkdom en voorspoed in het algemeen voor hem en zijn nageslacht.* Abrahams nageslacht is nu diegenen die in Christus geloven. Daardoor hebben zij die in Christus geloven een (verbonds)recht op Abrahams zegen van gezondheid en rijkdom.
Men stelt dat het welvaartsevangelie wordt gerechtvaardigd door 3 Johannes 1:2: ‘Geliefde, voor alle dingen wens ik, dat gij welvaart en gezond zijt, gelijk uw ziel welvaart.’ (SV 1977)
* Word of Faith stelt dat omdat Satan door een mens (Adam) de heerschappij over de aarde had verkregen, een andere mens (Abraham) de sleutelrol moest spelen bij het terugvorderen hiervan. God speelde na wat Satan had gedaan met Adam, maar dan zonder misleiding. Hij bood Abraham een verbond aan, wat hij accepteerde.
Gebaseerd op het idee dat de mens eigenaar was van de aarde, leert Word of Faith dat na de zondeval Satan de god van deze wereld werd. Adam en Eva namen de natuur van Satan aan en moesten Eden verlaten, God werd van de aarde verbannen en Satan verwierf de wettelijke rechten op de aarde en haar inwoners. (Deze leer kent raakvlakken met de Kingdom Now-theologie.)
Gezondheid
Demonen zitten volgens Word of Faith achter elke ziekte en kwaal, maar ziektesymptomen zijn niets anders dan trucs van Satan die onze rechtmatige gezondheid probeert weg te nemen. De oorzaak van ziekte is dat wij na deze symptomen een negatieve belijdenis uitspreken (‘ik word ziek’), waarna Satan de macht krijgt om ons daadwerkelijk te bestelen van onze gezondheid (we worden ziek). Door een positieve belijdenis uit te spreken kunnen we echter genezing opeisen, want we zíjn al genezen (hebben recht op gezondheid) op basis van het laatste gedeelte van Jesaja 53:5: ‘door zijn striemen is ons genezing geworden.’ (NBG51) De leraren onderwijzen dat lichamelijke genezing in de verzoening is inbegrepen.
In dit kader wordt ook Galaten 3:13 in relatie met Deuteronomium 28 gebruikt. Men beweert dat Galaten 3:13 zegt dat Christus ons verlost heeft van de ‘vloek’ van de (joodse) Wet. Deut. 28 is een gedeelte van de Wet; de hierin beschreven ziektes en kwalen zijn dus een vloek. Maar Jezus heeft door zijn werk van verzoening ons bevrijd van deze vloek. Gelovigen hebben dus recht op gezondheid.
Zonde
Naast dat je Satan gezag hebt gegeven over je gezondheid door woorden van angst (negatief belijden), kan een andere reden van ziekte gedane zonde zijn. Ook een onbekende zonde (die je begaan zou hebben) kan een reden zijn. Dit alles zou zelfs de oorzaak kunnen zijn als je pasgeboren kind sterft.
Rijkdom
De Word of Faith leert dat Jezus veel geld bezat toen Hij op aarde was. Hij had zoveel geld dat Hij Judas moest benoemen tot boekhouder. De reden dat niemand merkte dat Judas aan het stelen was, was dat er zoveel geld ‘in kas’ was. Er wordt gesteld dat Jezus en de apostelen financieel rijk waren, met het bezit van huizen, bedrijven en monetaire middelen. Dit baseert men op de volgende vijf argumenten:
1 . Het vermogen van Jezus te reizen zonder te werken om de kost te verdienen voor drie jaar.
2 . Referenties door Jezus en de apostelen aan het bezitten van huizen.
3 . Jezus had een penningmeester (Judas Iskariot).
4 . Jezus omgang met de hogere klassen van de samenleving.
5 . De bedrijven die elke apostel blijkbaar bezat of in werkte.
Gebaseerd op het concept dat Jezus en zijn apostelen rijk waren, evenals de historische voorbeelden dat volgelingen rijkdom bezaten, en de beloften voor financiële welvaart in het Oude en Nieuwe Testament, leert de Word of Faith dat wie in Christus gelooft ook rijk mag worden. Men is namelijk nageslacht van Abraham.
Seed-faith
Het Seed-faith is de leer dat financiële welvaart begint met het planten van een zaadje. Het zaadje is dan een gelddonatie. De term is afgeleid uit Matteüs 13:23 (zie ook Marcus 4:20 en Lucas 8:15): ‘Het zaad dat in goede grond is gezaaid, dat zijn zij die het woord horen en begrijpen. Zij zijn het die vrucht dragen, deels honderdvoudig, deels zestigvoudig, deels dertigvoudig.’
De Word of Faith-leraren stellen dat een regelmatige donatie aan de ministrie of gemeente een gelovige kan helpen rijk te worden, omdat God het veelvoudige zal terugbetalen. Dergelijk geven noemt men ‘sowing a seed of faith’ (een zaad van geloof zaaien). Naast Matteüs 13:23 baseert men dit op Maleachi 3:10 (‘tienden’ betalen), Lucas 6:38 (‘Geef, dan zal je gegeven worden…’) en Filippenzen 4:19 (God zal elk tekort van u aanvullen). Ook gebruikt men Galaten 6:7b: ‘wat een mens zaait, zal hij ook oogsten.’
Bijzondere ervaringen
Binnen de beweging gelooft men in bijzondere openbaringen als niet uitzonderlijk. Geclaimde profetieën, dromen, visioenen, ‘buiten het lichaam treden’, ‘opgenomen worden in de hemel of hel’ en andere openbaringen worden positief benaderd. ‘In de geest’-manifestaties waren voor de Toronto Blessing al bekend binnen de Word of Faith-beweging.
Samengevat
Qua basis stelt de Word of Faith-beweging dat Jezus zijn werk van verzoening in de hel heeft volbracht en niet aan het kruis (JDS), dat woorden kracht (of macht) hebben (positief of negatief belijden), en dat gelovigen als nageslacht van Abraham aanspraak mogen maken op gezondheid en rijkdom (het welvaartsevangelie).
Word of Faith-prominenten

Hagins belangrijkste volgeling is de Amerikaan Kenneth Max Copeland (1936). Kenneth Copeland Ministries (KCM) is gevestigd in Fort Worth (Texas, VS) en verzorgt diverse programma’s en registraties voor tv, waaronder ‘The Believer’s Voice of Victory’ (2015).
Copeland werd in 2007 geconfronteerd met een financieel onderzoek door de Amerikaanse overheid [bron]. In 2015 waren hij en zijn vrouw Gloria onderwerp van kritiek in een aflevering van Last Week Tonight Show with John Oliver over het ‘prosperity gospel’ [bron you tube]. Hierin werd Copeland beticht van het gebruiken van kerkdonaties voor de aankoop van een $20 miljoen duur jetvliegtuig dat werd gebruikt voor privéreisjes (3.17-4.54 min). Tevens werd gesteld dat de Copelands genezing door geloof promoten en scepticisme ten aanzien van de geneeskunde bevorderen. Dit werd geïllustreerd met een video van Kenneths vrouw Gloria, waarin ze zegt dat artsen patiënten ‘gif geven dat je zieker zal maken’ en dat de kerk een alternatief is voor medische behandeling (6.32-8.12 min). En door Oliver werd gesteld dat de Copelands belastingwetgeving misbruiken. Zo wonen zij in een villa van $6,3 miljoen, maar is dit opgevoerd als pastorievergoeding (9.47-10.26 min).
Rich Vermillion, een predikant die eens een naaste medewerker van Copeland was, noemt hem een ‘religieuze fraudeur’. Vermillion stelt dat tientallen miljoenen dollars die zijn geschonken voor Angel Flight 44, een organisatie die Copeland wilde opzetten om in geval van natuurrampen snel hulptroepen te kunnen vervoeren, onvindbaar blijken. Een hangar en vliegtuigen die Copeland gereed zou hebben staan, blijken niet te bestaan. [Bron]

De Canadese (maar geboren in Jaffa, Israël) Toufik Benedictus ‘Benny’ Hinn (1952) is een bekende Word of Faith-gebedsgenezer. Hinn is bekend om zijn ‘miracles cruisades’ (wonderkruistochten), waarin hij diverse genezingen claimt. Deze genezingen worden echter door media en critici in twijfel getrokken. Hinn wordt verweten een ordinaire podium-hypnotiseur te zijn die suggestieve beïnvloedingstechnieken toepast op zijn publiek, enkel om daar zelf rijk van te worden (zie hoofdstuk 10.5.). Hinn wordt bekritiseerd om zijn extravagante en luxueuze levensstijl, en zijn financiële handel en wandel was in 2007 aanleiding tot een onderzoek door de Amerikaanse overheid [bron]. De evangelist bezit een eigen half uur durend tv-programma ‘This is your day’. Hij schreef diverse boeken over het geloof, maar hem wordt een gebrek aan theologische opleiding en kennis verweten. Het hoofdkantoor van Benny Hinn Ministries/World Healing Center is gevestigd in Grapevine (Texas, VS).

Werelwijde bekendheid bezit ‘Smiling Preacher’ Joel Osteen (1963), ‘senior pastor’ van de Lakewood Church in Houston (Texas, VS). Joel volgde zijn vader John Osteen op, nadat deze overleed in 1999. Hij is schrijver van diverse bestsellers; een theologische studie heeft hij echter niet gevolgd. Kritiek op hem is onder andere dat zijn preken religieus oppervlakkig zijn, waarin hij enkel de goedheid van God en vertrouwen in jezelf benadrukt. Osteen zou meer een motivatiespreker zijn dan een prediker. Zijn inkomen bestaat uit de verkoop van zijn boeken en hij woont in een villa ter waarde van $10,5 miljoen.
Osteen kent zoveel kracht aan onze woorden toe, dat hij meent dat deze zelfs Gods plannen kunnen tegenhouden. Hij beweert dat dit bijna is gebeurd bij de aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper (Lucas 1:5-25): ‘Zacharias zei tegen de engel: “Ben je er zeker van dat dit gaat gebeuren? Zie je hoe oud we zijn? Ik denk gewoon niet dat dit mogelijk is.” … De engel antwoordde echter: “Zacharias, omdat je niet gelooft, omdat je God ondervraagd hebt, zul je zwijgen en niet meer kunnen praten totdat de baby is geboren.” … Wel, waarom heeft God zijn mond afgesloten? Hij wist dat Zacharias zou gaan praten met zijn vrienden: “Nou, ze hebben gezegd dat we een baby krijgen, maar ze moeten de verkeerde persoon hebben gehad. Man, wij zijn te oud!” Zie je, God kent de kracht van onze woorden. Hij weet dat we onze toekomst profeteren, en Hij wist dat Zacharias’ eigen negatieve woorden zijn plan zouden stoppen.’ [1]
De tv-zender History zond voorjaar 2019 de serie ‘Jesus: His life‘ uit, waarvan Osteen uitvoerend producent is. [2] [3]
[Bronnen: https://www.joelosteen.com/Pages/Home.aspx, https://en.wikipedia.org/wiki/Joel_Osteen, http://www.volkskrant.nl/magazine/de-goedheid-van-god~a862319/, [1] http://www.equip.org/article/christianity-still-in-crisis/, http://houston.culturemap.com, [2] https://www1.cbn.com/cbnnews/entertainment/2019/february/joel-osteen-executive-producer-on-historys-series-jesus-his-life-premieres-march-25, [3] https://www.joelosteen.com/Pages/Blog.aspx?blogid=13793 ]

Een invloedrijke aanhanger van de beweging is Joseph Prince (geboren Xenonamandar Jegahusiee Singh, Singapore, 1963), ‘senior pastor’ van de New Creation Church in Singapore (Zuidoost-Azië). Prince was een van de stichters van de gemeente in 1983 en schopte het van ICT’er tot een wereldwijd veelgevraagde spreker met vele miljoenen op zijn bankrekening. Hij heeft nauwe banden met de Hillsong Church en in Nederland met Redemption Church (voorheen Jong en Vrij).
Prince predikt een afwijkende leer over de genade van God: Jezus Christus is gestorven voor de zonden van mensen. Niet alleen de zonde die tot die tijd heeft plaatsgevonden, maar ook alle zonde die vanaf dat moment plaatsvindt is vergeven. Wanneer iemand dat accepteert kan hij zijn redding dus niet meer verliezen. Hieruit vloeit voort dat het voor een christen dus ook niet meer nodig is om vergeving van zonden te vragen. Ook het verkondigen van de geboden is hierdoor niet meer nodig.
In ons land worden door RTL5 en Family7 registraties met Prince uitgezonden.

Joyce Meyer (geboren Pauline Joyce Hutchison, 1943) was voorheen voorgangster bij Life Christian Center, een charismatische gemeente in Fenton (St. Louis, Missouri, VS). In deze plaats vestigde Meyer in 1985 haar Word of Faith-ministrie. Onder de noemer ‘Enjoying Everyday Life’ zendt deze tv- en radioprogramma’s uit, en verzorgt een magazine met dezelfde naam. ‘Hand of Hope’ is de naam van het zendingswerk binnen haar organisatie. Meyer schreef meer dan honderd boeken over het geloof, maar bezit geen gerenommeerde theologische opleiding. Stichting Geloven in Rotterdam haalde de Amerikaanse in mei 2015 naar een uitverkocht Ahoy, waar de muziek werd verzorgd door Hillsong London. De Nederlandse tv-zender Family7 zendt programma’s met Meyer uit.
De evangeliste bezit enkele villa’s en een privévliegtuig. Haar salaris, belastingpraktijk en buitensporige uitgaven vormden in het verleden punten van kritiek en onderzoek door de Amerikaanse overheid. [1] [2] Tegenwoordig ontvangt Meyer geen salaris meer, maar onderhoudt ze zich met de opbrengst van haar boeken.
Meyer postte 8 januari 2019 een opmerkelijke Instagram-post, waarin ze afstand lijkt te nemen van het welvaartsevangelie. Ze relativeert het in ieder geval wel. Ze zegt onder andere: ‘Geloof (…) is een krachtige macht, maar het is niet enkel automatisch. (…) Ik ben blij met wat ik geleerd heb over voorspoed (…en…) geloof, maar het raakte uit balans. Elke keer als iemand een probleem in zijn leven had, was dat omdat hij niet genoeg geloof had. (…) Dat klopt niet. Nergens in de bijbel wordt ons beloofd dat we nooit een probleem zullen hebben. Het kan me niet schelen hoeveel geloof je hebt, je zult niet kunnen voorkomen dat je nooit problemen in je leven zult hebben.’ [Bron Instagram]
[Bronnen: https://en.wikipedia.org/wiki/Joyce_Meyer, http://www.joyce-meyer.nl/, https://goedgelovig.wordpress.com/2007/11/07/slecht-nieuws-voor-de-telebennies/, [1] https://en.wikipedia.org/wiki/Joyce_Meyer#Salary_and_finances, [2] http://www.cbsnews.com/news/senate-panel-probes-6-top-televangelists/ ]
Paula White (officieel Paula Michelle White-Cain, geboren Paula Michelle Furr, 1966) groeide op in een problematisch gezin. Haar vader pleegde zelfmoord en ze kreeg te maken met armoede en seksueel misbruik. Op haar achttiende werd ze gelovig en ging naar het National Bible College and Seminary in Maryland (VS). Ze studeerde er echter niet af. Ze noemt Word of Faith-prediker T.D. Jakes (1957) haar geestelijk vader.
Ze scheidde tweemaal, trouwde driemaal en heeft een zoon uit haar eerste huwelijk met muzikant Dean Knight (gehuwd 1985-1989). Samen met haar tweede man Randy White (gehuwd 1990-2007) richtte ze in 1991 Without Walls International Church op (locaties in Tampa en Lakeland, Florida, VS). Na haar scheiding van White (ze behield de achternaam) werd ze senior pastor van beide locaties, maar na financiële malaise verliet ze dit schip. Ze werd januari 2012 senior pastor van New Destiny Christian Centre in Apopka (Florida), waar ze mei 2019 het leiderschap overgaf aan haar zoon Bradley Knight en zijn vrouw. De gemeente werd omgedoopt tot City of Destiny. April 2015 trouwde de evangeliste met rockmuzikant Jonathan Cain. Ze zette Paula White Ministries op, waarmee ze volgens haar website ‘honderdduizenden ponden voedsel aan de armen gaf en tientallen miljoenen dollars aan armen wereldwijd’. En ze heeft een tv-programma: Paula White Today.
Twee keer werd een onderzoek ingesteld naar de kerkelijke organisatie van haar en haar toenmalige man Randy White, zonder dat er overtredingen werden gevonden. Wel waren er opmerkelijke uitgaven: tussen 2004 en 2007 betaalde de kerk meer dan 2,7 miljoen dollar aan de familie van het stel. Paula en Randy kregen zelf een vergoeding van vijf miljoen en kochten een appartement van 3,5 miljoen in Trump Park Avenue in New York.
Donald Trump is sinds 2002 een persoonlijke vriend van White en ze trad november 2019 aan als officieel adviseur met directe toegang tot de toenmalige president. White zou Trump hebben geadviseerd over abortus, de crisis in Venezuela en de verhuizing van de Amerikaanse ambassade naar Jeruzalem. Ze sprak tijdens de presidentiële inauguratie van Trump (20 januari 2017) en steunde in 2018 Trumps migratiebeleid door te zeggen dat Jezus misschien wel een vluchteling was in Egypte (Matteüs 2:13-15), maar nooit de wet heeft gebroken. White zei in 2019 dat als je bij de verkiezing in 2020 niet op Trump zou stemmen, je je daarvoor uiteindelijk bij God moet verantwoorden. Met haar komst was het Witte Huis ‘heilige grond’; ‘omdat waar ik loop, God loopt’, aldus de predikante. De media die zich hadden verzet tegen ‘de roeping van president Trump’ zijn volgens haar demonisch.
[Bronnen: https://en.wikipedia.org/wiki/Paula_White , https://www.lazarus.nl/artikel/2019/11/waarom-christenen-moeite-hebben-met-trumps-dominee-adviseur-paula-white , https://paulawhite.org/ , https://www.thegospelcoalition.org/article/9-things-know-prosperity-gospel-preacher-paula-white/ , https://www.ad.nl/buitenland/nieuwe-adviseur-van-trump-paula-gods-fluisteraar-white~a972a1c5/?referrer=https://www.google.com/ , https://www.ad.nl/buitenland/televisie-predikante-krijgt-vaste-positie-in-het-witte-huis~a7244975/ ]
Andere bekende namen binnen de Word of Faith zijn onder andere Marilyn Hickey (1931), John Avanzini (1936), Robert Tilton (1946), Jerry Savelle (1946), Andrew Wommack (1949), Casey Treat (1955), T.D. Jakes (1957), Rod Parsley (1957), Rodney Howard-Browne (1961) en Creflo Dollar (1962).

John Oliver nam in 2015 in zijn Last Week Tonight Show op de Amerikaanse tv-zender HBO de Word of Faith-evangelisten kritisch onder de loep. Zie https://youtu.be/7y1xJAVZxXg (20 minuten).
7.3. Critici tot de Word of Faith
Een van de eerste critici tot de Word of Faith was Oral Roberts University professor Charles Farah jr. (1926-2001). Hij stelde in zijn boek ‘From the Pinnacle of the Temple’ (1979) dat de Word of Faith-leer meer uitging van veronderstellingen en vermoedens dan het geloof.
In datzelfde jaar schreef pinkstergeleerde Gordon Donald Fee (1934) een serie artikelen, waarin hij zowel de gezondheid- als de rijkdomevangeliën aan de kaak stelde. Fee publiceerde in 1985 zijn boek ‘The Disease of the Health and Wealth Gospels’.
Christelijke auteur Robert M. Bowman jr. (1957) stelt dat de Word of Faith-beweging ‘noch degelijk orthodox, noch grondig ketters’ is.
In 1982 stelde Daniel Ray McConnell, een van Farahs studenten, in zijn ‘The Kenyon connection: a theological and historical analysis of the cultic origins of the Faith Movement’ dat Kenyon de eigenlijke ‘vader’ was van de Word of Faith-leer, dat Hagin plagiaat had gepleegd ten opzichte van Kenyon, en dat er sprake was van een ketterij. McConnell stelt dat Kenyon de leer van de New Thought heeft geadopteerd en van een nieuw label heeft voorzien. Hij noemt de Word of Faith-leer een ‘Trojan Horse’ (paard van Troje) en een ‘ander evangelie’.
Vergelijkbare kritiek werd gemaakt door William De Arteaga, vroeger van het Christian Research Institute (evenals Robert M. Bowman jr.). Hij stelt dat Kenyon geen nieuwe bijbelse waarheden heeft ontdekt.
In 1990 werd ‘The Agony of Deceit: What Some TV Preachers Are Really Teaching’ gepubliceerd; een samenstelling van kritieken op de Word of Faith. Een van de auteurs, Christian Research Institute-oprichter Walter Ralston Martin (1928-1989), stelde dat Kenneth Copeland een valse profeet is en dat de beweging als geheel als ketters was te beschouwen.
Hank Hanegraaff (1950) beschuldigde in 1993 in zijn boek ‘Christianity in crisis’ de beweging van ketterij en sektarisch gedrag. Hanegraaff wordt ook wel ‘The Bible Answer Man’ genoemd en is verbonden met het Christian Research Institute. Hij betichtte de Word of Faith-leraren van het ‘degraderen’ van God en Jezus, en het ‘vergoddelijken’ van de mens en Satan. Hij stelde dat de god van de beweging niet de ware God van de bijbel is, maar enkel een zielige marionet die bestuurd wordt door de onpersoonlijke kracht van het geloof. Hij noemde de Word of Faith-leer een ‘ander evangelie dat in werkelijkheid helemaal geen evangelie is’.
Andere critici, zoals Norman Geisler (1932), Dave Hunt (1926-2013) en Roger Oakland, hebben de Word of Faith-theologie betiteld als afwijkend en in strijd met de leer van de bijbel. Zij veroordelen de welvaartsleer door er op te wijzen dat de bijbel het nastreven van veel geld en goederen afwijst.
De gezondheid- en welvaartsleerstellingen kregen veel kritiek met als argument dat Word of Faith-leraren ertoe neigen sommige waarschuwingen in de bijbel tegen de nadruk op materiële welvaart en het vertellen van het belang van het helpen van de armen niet te benadrukken.
Baptistenvoorganger John Piper (1946) wijst erop dat Jezus de apostelen voorspelde dat zij grote vervolging zouden ondervinden ter wille van zijn naam. Piper verklaarde onomwonden dat ‘het welvaartsevangelie niet zal aanzetten Jezus te prijzen, maar zal aanzetten welvaart te prijzen’.
De ‘kleine goden’-overtuiging wordt door critici afgedaan als ketterij en veel evangelische critici beweren dat het Word of Faith-onderwijs in feite sektarisch is.
Hank Hanegraaff betoogt dat de doctrine van de ‘kleine goden’ op een lijn is met de leer van Maharishi Mahesh Yogi (1918-2008), de grondlegger van de Transcendente Meditatie-techniek, en Jim Jones (1931-1978), de Amerikaanse sekteleider van de kerk People’s Temple (Indianapolis, VS, 1953).
De christelijke auteur en Christian Apologetics and Research Ministry (CARM)-oprichter Matthew J. Slick en bijbelse kritiek auteur W. Gary Phillips stellen dat de geschriften Psalmen 82:6 en Johannes 10:34, waar gezegd wordt dat mensen zijn als goden, uit hun context worden gehaald door de Word of Faith. Deze teksten zijn gericht tot de rechters van Israël, waar ze goden werden genoemd; niet omdat ze goddelijk waren, maar omdat zij de ware en enige God vertegenwoordigden wanneer zij oordeelden over het volk. Het Hebreeuwse en Griekse woord voor ‘goden’ gebruikt in beide Schriftgedeeltes, kan ook worden toegepast op magistraten en om iemand te beschrijven als ‘machtig’.
Daniel Ray McConnell (evenals anderen) beschouwt de leer dat Jezus ook geestelijk stierf (JDS) als ketterij .
Zie voor meer kritiek: https://en.wikipedia.org/wiki/Prosperity_theology#Criticism .
Zie ook hoofdstuk 10.6. Kritiek op de Word of Faith-leer.
[Geraadpleegde bronnen: https://www.gotquestions.org/Word-Faith.html , https://en.wikipedia.org/wiki/Word_of_Faith, https://nl.wikipedia.org/wiki/Woord_van_Geloof, https://en.wikipedia.org/wiki/Prosperity_theology , Hank Hanegraaff – Christianity in crisis, Harvest House Publishers, Eugene, Oregon (USA), 1997, Covenant theology, pagina 100-124, https://www.hopefaithprayer.com/word-of-faith/reconstructing-word-of-faith-theology/ ]
Hoofdstuk 8: Lakeland Revival
De Lakeland Revival (of Florida Healing Outpouring) was een opwekking die begon op 2 april 2008. De Canadese evangelist en gebedsgenezer Todd Bentley (1976) zou voor de duur van vijf dagen in de Ignited Church in Lakeland (Florida, VS) verblijven, maar bleef uiteindelijk zes maanden. De religieuze opleving staat bekend om zijn extatische manifestaties, gebedsgenezing en geclaimde wonderen.
Door uitzendingen op internet (van met name GOD TV, een internationaal evangelisch televisienetwerk) werd de opwekking binnen korte tijd over de hele wereld bekend onder pinkstergelovigen en charismatische christenen, die in grote getale naar Lakeland afreisden.
In veel opzichten is de Lakeland Revival vergelijkbaar met opwekkingen uit de jaren negentig, zoals de Toronto Blessing (Canada, 1994) en de Brownsville Revival in Pensacola (Florida, VS, 1995-2000). De nadruk van de Lakeland Revival lag echter meer op goddelijke genezing en de roep tot evangelisatie. Daarnaast was de Lakeland Revival nauwelijks los te zien van de persoon Todd Bentley en duurde de opwekking veel korter.
Tijdens de opwekking gingen volgens de verhalen blinden weer zien, stonden verlamden op uit hun rolstoel en verdwenen tumoren. Een meisje getuigde op de site God-tv dat zij was gebeten door een vampier en weer opstond uit de dood. In totaal herrezen volgens de verhalen dertien mensen uit de dood. Zowel op internet als op de podia werden getuigenissen van bezoekers en kijkers getoond. Bentley genas ook via de digitale snelweg en satelliet. Terwijl hij zijn handen zegenend op de laptop hield, kwamen er via de chat berichten over genezingen binnen vanuit de hele wereld.
Gelovigen meenden ook gouden tanden te hebben verkregen na hun bezoek aan de Lakeland Revival. Wetenschappelijk gezien is hier sprake van ‘ostension’: volkskundigen hebben herhaaldelijk laten zien hoe een bestaand verhaal door een verteller wordt veranderd tot een zelfbeleefde ‘ik-vertelling’. Deze tijdens en na de Lakeland Revival geuite volksverhalen worden wetenschappelijk als moderne exempelen aangeduid: exemplarische verhalen (voorbeelden) die een spiritueel bewijs zouden moeten leveren.
Sceptici vonden de bewijzen van de ‘distant healing’ te mager en getuigen van een gebrek aan wetenschappelijk inzicht. Bij distant healing wordt de lichamelijke en emotionele toestand van anderen op afstand beïnvloed.
De Nederlandse godsdienstpsychologe Joke van Saane (1968) zegt dat als er sprake is van genezingen, het vooral om vage, psychische aandoeningen gaat. Saane kreeg bekendheid door haar boek ‘Gebedsgenezing. Boerenbedrog of serieus alternatief?’ (2008).
De kritiek op de Lakeland Revival was hevig. Meerdere gelovigen spraken niet over een opwekking, maar over genezingscampagnes. Het gebrek aan medische bevestiging van de genezingen werd aangekaart door bepaalde media; zo concludeerde ABC’s Nightline dat geen enkel wonder kon worden geverifieerd. [1] [2]
De opwekking in Lakeland ging als een nachtkaars uit. Bentley bleek een buitenechtelijke relatie te hebben met een vrouwelijk staflid (met wie hij later trouwde) en hij viel voor velen van zijn voetstuk.
[Bronnen: https://nl.wikipedia.org/wiki/Lakeland_Revival, https://en.wikipedia.org/wiki/Lakeland_Revival, [1] http://www.tampabay.com/news/religion/todd-bentleys-revival-in-lakeland-draws-400000-and-counting/651191, [2] http://abcnews.go.com/Nightline/FaithMatters/story?id=5338963&page=1 ]
Hoofdstuk 9: Charismatische invloed in Nederland
Het evangelisch christendom in Nederland
Het evangelisch christendom is een stroming binnen het orthodox-protestantisme. Het is ontstaan uit de opwekkingsbewegingen binnen het Amerikaanse en Engelse protestantisme in de achttiende en negentiende eeuw. In de twintigste eeuw heeft deze stroming zich ook over Nederland en de rest van de wereld verbreid, vaak na prediking van Amerikaanse evangelisten. Deze christenen worden in het Engels ‘evangelicals’ genoemd, en in het Nederlands spreken we over ‘evangelischen’, ‘evangelische christenen’ en ook wel ‘evangelicalen’. Een belangrijke rol in de verbreiding van het evangelisch gedachtegoed in Nederland, werd in de jaren 1970 en 1980 gespeeld door de Evangelische Omroep (EO, 1967) en de Evangelische Hogeschool (gevestigd te Amersfoort in 1977).
De evangelische beweging wordt niet gekenmerkt door een gemeenschappelijke theologie, maar meer door een gezamenlijke geloofsbeleving en liedcultuur. Er is geen sprake van een eenheid en een overkoepelende organisatie. Tussen de gemeenten bestaan verschillende denkrichtingen en binnen de evangelische beweging is men het vaak oneens over wat ze nu precies geloven.
Men hecht grote waarde aan de onafhankelijkheid van een plaatselijke gemeente. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de variatie in namen. Veel ondersteunende organisaties (opleidingen, zendings- en diakonale organisaties, doelgroepgerichte organisaties, congrescentra en dergelijke) staan meestal los van de gemeenten, die overigens niet behoren tot de traditionele protestantse kerkgenootschappen. Gemeenten die tot de evangelische beweging worden gerekend zijn onder meer de baptisten, pinkstergemeenten, Vergadering van gelovigen en evangelische gemeenten. De beweging kent veel ‘vrije’ gemeenten.
Een vrije gemeente is een geloofsgemeenschap die bij geen enkel verband is aangesloten. Gebruikte namen zijn: evangelie- en evangelische gemeente, bijbelkring, christengemeente, Volle(-)Evangelie Gemeente, pinkstergemeente, evangeliegemeenschap en vrije baptistengemeente. Deze namen worden echter ook gebruikt door gemeenten die aangesloten zijn bij de Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten (VPE).
Mogelijk verwarrend hiermee is de naam van de Vrije Evangelische Gemeenten. Deze gemeenten kennen twee overkoepelende organen, namelijk de Bond van Vrije Evangelische Gemeenten in Nederland en de Federatie van Vrije Evangelische Gemeenten. De Bond van Vrije Evangelische Gemeenten werkt samen met de Protestantse Kerk in Nederland (PKN, 2004). Anno 2016 waren bij de bond 32 gemeenten aangesloten. Bij de federatie behoorden in 2016 zestien gemeenten.
‘Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig om…’ Strikt genomen is ‘de Schrift’ alleen van toepassing op de Tenach (het Oude Testament), maar ook aan het Nieuwe Testament werd vergelijkbaar gezag toegekend: ‘De Bijbel is van God ingegeven, geïnspireerd door de Heilige Geest. Daardoor heeft de Schrift goddelijk gezag als Woord van God en als norm voor verleden, heden en toekomst.’ Met deze visie neemt de evangelische beweging duidelijk afstand van andere visies volgens welke de bijbel een feilbaar menselijk religieus document zou zijn, of slechts gedeeltelijk van God ingegeven.
In het bijbelgebruik is het evangelisch christendom orthodox-protestant. De evangelischen profileren zich vooral rond een drietal onderwerpen: de onfeilbaarheid (of zelfs foutloosheid) van de bijbel (al het geschrevene is door God ingegeven en daardoor waar), de strijd tegen de evolutietheorie (en in het verlengde daarvan propaganda voor het creationisme) en medisch-ethische onderwerpen, zoals abortus en euthanasie. Men legt een grote nadruk op het belang van het gezin en wijst veelal het praktiseren van homoseksualiteit af.
In samenhang met de opvatting dat de eindtijd nabij is, wordt in het bijzonder gewezen op het ontstaan van de staat Israël als een teken van de terugkomst van Jezus. Binnen de eigen opvattingen zijn soms invloeden merkbaar van het chiliasme (millennialisme).
Voorgangers van evangelische gemeenten hebben vaak een veel sterkere machtspositie dan predikanten binnen traditionele structuren. De positie van de voorganger is in veel gevallen meer gebaseerd op persoonlijke kwaliteiten dan op een gedegen theologische opleiding. De veelal hiërarchische organisatiestructuren van evangelische gemeenten bieden weinig mogelijkheden tot correctie en aanvulling op het beleid van de sterke leider. [Bron: Otto de Bruijne, Peter Pit en Karin Timmerman – Ooit evangelisch (2009), pagina 150-151]
Pinksterbeweging in Nederland
In 1906 startten Gerrit Polman (1868-1932) en zijn vrouw Wilhelmine een gebedskring in Amsterdam. Polman was een voormalig officier van het (methodistische) Leger des Heils. De groep had berichten ontvangen over opwekkingen in Wales (Engeland, 1904-1905) en Los Angeles (VS, 1906). Zo’n opwekking wilde de gebedsgroep ook ervaren. Tijdens de bijeenkomsten baden de ongeveer 25 bezoekers voor de ‘doop met de heilige Geest’.
Op 29 oktober 1907 werd Wilhelmine Polman ‘door de heilige Geest aangegrepen’. Zij sprak in tongen, profeteerde en ‘zong in de Geest’. Deze gebeurtenis duidt Gerrit Polman aan als het begin van de Pinksterbeweging in Nederland. In de weken daarna hadden andere bezoekers soortgelijke ervaringen. Gerrit Polman ontving de ‘doop met de heilige Geest’ pas in 1908.
In die periode ontstonden verschillende kleine gemeenten, bijvoorbeeld in Haarlem en op Terschelling (1908), en later in Delfzijl. Tussen 1910 en 1915 volgden gemeenten in Leeuwarden, Sneek, Harlingen en Zwolle. Tot de jaren dertig kwamen in andere steden nieuwe gemeenten: Heerlen, Leiden, Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Hilversum, Gouda en Groningen.
In de pioniersfase (1907-1930) was de Pinksterbeweging in Nederland een eenheid, met Polman als leider, en de gemeente in Amsterdam vormde het centrum van de beweging. Dit veranderde toen Polman uit zijn ambt werd gezet wegens overspel. De landelijke samenhang viel weg en sommige mensen verlieten de beweging. Pieter Klaver (1890-1970), Pieter van der Woude (1895-1978) en Nico Vetter (1899-1945) waren de leiders die in deze periode naar voren traden. Rond de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) kwam er weer een nationale samenhang: Klaver en Vetter richtten de Verenigde Pinkstergemeenten in Nederland op. Van der Woude kwam daar in 1944 bij. Deze landelijke organisatie kreeg in 1959 uiteindelijk de naam broederschap van Pinkstergemeenten in Nederland.
Vanaf 1950 is er sprake van een nieuwe impuls in de Pinksterbeweging. Dit kwam door buitenlandse opwekkingspredikers en gebedsgenezers die Nederland bezochten. De Indiase evangelist Lam Jeevaratnam (1892-1960) was de eerste, maar de Nederlandse overheid zette hem het land uit omdat hij op een onrechtmatige manier geneeskunst uitoefende (hij deed aan exorcisme).
Evangelisten die volgden waren Elaine Richards (1951 en 1952), Hermann Zaiss (1952, 1953 en 1956) en Thomas Lee Osborn. Osborn trok wel de meeste aandacht met zijn samenkomsten op het Malieveld in Den Haag van 22 tot en met 31 augustus 1958. Op sommige avonden luisterden circa honderdduizend mensen naar zijn boodschap. Een aantal evangelisten uit Zweden zorgde ook voor een impuls. Op verschillende plaatsen in Nederland stichtten zij gemeenten.

Aan de ene kant was er in de periode van 1950-1990 sprake van groei. De evangelisten zorgden voor een grotere bekendheid van het gedachtegoed van de Pinksterbeweging. Aan de andere kant leidde deze bekendheid tot twee nieuwe varianten van het Pentecostalisme, namelijk ‘Stromen van Kracht‘ (jaren vijftig) onder leiding van Karel Hoekendijk (1904-1987), en ‘Kracht van Omhoog‘ (jaren zestig) onder leiding van Johannes Emmanuel van den Brink (1909-1989). De ‘oude’ Pinkstergemeente bestreed deze ideeën en de beweging in Nederland raakte verdeeld.
– ‘Stromen van Kracht’: aanhangers van deze richting geloofden dat christenen die de doop met de heilige Geest hadden ontvangen, alle negen genoemde Geestesgaven in 1 Korintiërs 12 konden bezitten. De gaven waren gewoon beschikbaar en de gelovigen moesten ze gebruiken. Uit deze richting kwam de stichting Opwekking (1960) voort die jaarlijks de Pinksterconferentie organiseert waar niet alleen christenen uit pinkstergemeenten komen, maar ook uit de gevestigde kerken.
– ‘Kracht van Omhoog’: aanhangers van deze richting geloofden dat wedergeboren christenen ‘gebonden’ konden zijn van demonen. De strijd tegen demonen en de duivel nam een centrale plaats in deze leer in. Door het starten van samenkomsten zijn toen in ons land zo’n vijftig nieuwe gemeenten ontstaan; meestal onder de naam Volle-Evangelie Gemeente.
De Pinksterbeweging staat bekend om haar conflicten en scheuringen, ook in Nederland. Het Landelijk Platform (van de Pinksterbeweging) wilde met zijn oprichting in 1994 de eenheid tussen de verschillende Nederlandse gemeenten stimuleren. Er zijn zeven geloofsgenootschappen aangesloten bij het platform: de VPE*, Rafaël Nederland, Bethel Pinksterkerk Nederland, Volle Evangelie Bethel Kerk, Bethel Pentecostal Temple Fellowship Nederland, Newfrontiers en Victory Outreach Nederland. Dit is naar schatting de helft van de evangelische gemeenten in Nederland.
* De initiatiefnemers van het platform (de broederschap van Pinkstergemeenten en de Volle Evangelie Gemeenten Nederland) fuseerden in 2002 tot de Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten (VPE, kantoor in Driebergen-Rijsenburg, Utrecht). De VPE is internationaal verbonden aan de World Assemblies of God Fellowship. De VPE werd in april 2017 geassocieerd lid bij de Raad van Kerken in Nederland.
Charismatische beweging
Omdat de charismatische beweging in de eerste plaats een stroming is, is het soms lastig aan te duiden wat er precies wel en niet onder valt, maar de hieronder genoemde organisaties zijn er in Nederland duidelijke voorbeelden van:
De Katholieke Charismatische Vernieuwing (KCV) is een vernieuwingsbeweging binnen de Rooms-Katholieke Kerk.
De organisatie New Wine van de Nederlands Gereformeerde dominee Dick Westerkamp oefent met name binnen gereformeerd Nederland invloed uit. New Wine is geïnspireerd door de internationale New Wine-beweging die haar oorsprong heeft in Engeland en beïnvloed is door de leringen van John Wimber [link]. In vele landen is New Wine actief.
De Charismatische Werkgemeenschap Nederland (CWN), opgericht in 1972 door Willem Wouter Verhoef (1928-2013) en Karel J. Kraan (1912-1982), heeft een oecumenische basis (streven naar toenadering tussen de verschillende christelijke kerken).
De Alpha-cursus kent charismatische uitgangspunten en biedt men aan in sommige kerken.
[Bronnen: http://www.kerkzoeker.nl/evangeliegemeenten.html, https://www.lucepedia.nl/dossieritem/130/de-pinksterbeweging, https://www.classicistranieri.com/nl/articles/p/i/n/Pinksterbeweging.html , http://nl.wikipedia.org/wiki/Pinksterbeweging, https://nl.wikipedia.org/wiki/Stromen_van_Kracht, https://nl.wikipedia.org/wiki/Kracht_van_Omhoog, http://nl.wikipedia.org/wiki/Evangelisch_christendom, http://nl.wikipedia.org/wiki/Pinksterbeweging, http://nl.wikipedia.org/wiki/Chiliasme, https://nl.wikipedia.org/wiki/Vrije_gemeente, https://nl.wikipedia.org/wiki/Charismatische_beweging#Charismatische_beweging_in_Nederland, http://www.new-wine.nl/, https://en.wikipedia.org/wiki/Alpha_course ]
Vineyard
In Nederland zijn zes gemeenten aangesloten bij de Vineyardbeweging; in Amersfoort, Amsterdam, Dieren, Groningen, Utrecht en Wageningen. In Nederland betreft het AVC (Associations of Vineyard Churches)-verband de hele Benelux. Dit zijn lokale verbanden, waarbij de gemeenten in dat gebied elkaar ondersteunen. [Bron: https://vineyardbenelux.org/over/ ]
Toronto Blessing
De christelijke zendingsorganisatie Jeugd met een Opdracht (Engels: Youth with a Mission; YWAM) haalde John Arnott en zijn team van de Toronto Airport Christian Fellowship (TACF) in 1994 naar Nederland. In Veenendaal (Utrecht) en Zwolle (Overijssel) volgden bijeenkomsten. Bart Doornweerd en Warren Lancaster, beiden leiders bij Jeugd met een Opdracht, boden na afloop van de bijeenkomst in Zwolle hun excuses aan in een open brief aan de voorgangers in Nederland, omdat zij geen verdeeldheid hadden willen veroorzaken. Toch hebben in Nederland naar schatting zo’n honderd evangelische gemeenten (inclusief pinkstergemeenten) de Toronto Blessing-leer omarmd, waaronder de vroegere Beréa-beweging die weer uiteengevallen is.
De Beréa-beweging (naar Handelingen 17:11) was een van 1996 tot 2006 bestaand verband, waarbij 46 gemeenten in Nederland en België met in totaal zo’n 5500 leden waren aangesloten. Beréa was sterk beïnvloed door de Kracht van Omhoog-stroming en men omarmde de Toronto Blessing-leer. Men meende dat christenen ‘gebonden’ konden zijn van demonen, en de strijd tegen demonen en de duivel nam een centrale plaats in. De beweging viel in 2005 uit elkaar na financieel wanbeleid, waarna zij in februari 2006 besloot zich op te heffen. Een aantal gemeenten is zelfstandig verder gegaan of heeft zich aangesloten bij de VPE.
Vanuit de TACF (Toronto Blessing) kwam in 1996 een nieuw genootschap voort, genaamd Partners in Harvest (PIH). PIH heeft als doel alle door de opwekking geraakte (wereldwijde) groeperingen te verenigingen. Ook in Nederland zijn diverse gemeenten hiervan deel uit gaan maken (Ermelo, Montfoort, Mijdrecht, Den Haag, Middelburg, Rilland en Rotterdam). Later werd ook nog Friends in Harvest (FIH) opgericht. Nederland telt drie leden van FIH: twee gemeenten (Den Haag, Maastricht) en een organisatie (Ommen). In Nederland hebben naar schatting zo’n honderd evangelische gemeenten (inclusief pinkstergemeenten) de Toronto Blessing-leer met haar manifestaties omarmd.
[Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Toronto_Blessing]
Word of Faith
In Nederland brengen Redemption Church (voorheen Jong en Vrij), christengemeente DoorBrekers en Frontrunners Ministries de Word of Faith-leer. Daarnaast sympathiseren onder meer Eurospirit, de Hillsong Church, de organisatie Vrij Zijn en de organisatie GMF met deze doctrines, hoewel men niet altijd het welvaartsevangelie aanhangt.
GMF (voorheen TRIN)
Touch, Reach, and Impact the Nations (TRIN) was een extreem-charismatische organisatie in Nederland. TRIN is opgericht in 2002, maar heeft juni 2015 haar naam gewijzigd in Gospel Music Festival (GMF). De organisatie verloor eerder dat jaar haar ANBI-status, maar probeerde deze onder de nieuwe naam opnieuw te bemachtigen. Directeur Mattheüs van der Steen (zie 9.2.) is de grote naam binnen de organisatie. Vanuit zijn Van der Steen Ministries organiseert hij diverse activiteiten. De grens tussen GMF en zijn ministrie is daardoor onduidelijk.
GMF heeft zijn hoofdkantoor in Ermelo en een kantoor in Myanmar en Laos (landen in Zuidoost-Azië). Men is zowel binnen als buiten Nederland actief en omarmt de Toronto Blessing-leer en sympathiseert met de Word of Faith-leer. De ‘apostolische’ gemeente van de organisatie heette House of Heroes. Deze is door aanhoudende geldproblemen ontbonden per 14 maart 2022. Men is in huisgroepen doorgegaan.
De evangelische theoloog Henk Bakker (1960) verweet TRIN in een artikel (mei 2009) in het tijdschrift CV-Koers (nu De Nieuwe Koers) dat zij een ‘succes-Jezus’ creëert die weinig te maken heeft met de gekruisigde Jezus uit de bijbel. Hij stelde dat TRIN vooral een welvaartsevangelie bracht. [1]
[Bronnen: https://nl.wikipedia.org/wiki/TRIN_(organisatie), https://www.houseofheroes.nl/ , https://twitter.com/kcsmouter/status/1394742340326207491 , https://goedgelovig.wordpress.com/2015/06/11/trin-wordt-gospel-music-festival/, https://www.gospelmusicfestival.org/en/contact, https://goedgelovig.files.wordpress.com/2015/11/05-06-15_pdf_meer_aboutpagina_nl.pdf, https://goedgelovig.wordpress.com/category/de-trin-spin/, http://www.toetsalles.nl/htmldoc/trin.ha.htm#5 , [1] https://nl.wikipedia.org/wiki/TRIN_(organisatie)#Kritiek ]
RAN
Vanuit TRIN is in 2009 de Nederlandse tak van het Revival Alliance Network (RAN)* ontstaan. Dit is een groeiend netwerk van neo-charismatische leiders in Nederland en België die verlangen naar opwekking en transformatie. Het doel van RAN is het bouwen van een charismatische apostolische cultuur. ‘RAN wil een breed interkerkelijk netwerk en charismatisch platform zijn voor geestelijke leiders in de kerk. Tevens wil zij dit platform bieden aan geestelijke leiders uit andere delen en terreinen van de samenleving.’ ‘RAN verlangt ernaar de charismatische boodschap te verenigen, verkondigen en vermenigvuldigen door gebed, strategische ontmoetingen en activiteiten voor geestelijke leiders.’ [Bron: https://revivalalliance.nl/wie-zijn-wij/]
* Dit RAN-netwerk omvat (2016) Global Awakening van Randy en DeAnne Clark, Iris Ministry van Heidi en Ronald Baker, de Bethel Church van Bill en Beni Johnson, Global Celebration van Georgian and Winnie Banov, Spread the Fire Ministry van John en Carol Arnott, en HRock church van Che en Sue Ahn. Zie Revivalalliance.com. [Bron: https://mklaver.files.wordpress.com/2017/10/20170223-geestkracht-charismatisering-ew-m-klaver.pdf , pagina 4]
Veel (bekende) namen in ‘extreem-charismatisch Nederland’ ondersteunen GMF (zie 9.2.). Buitenlandse sprekers verlenen soms medewerking aan de organisatie.
Bijbel- en discipelschapscholen
Een bijbelschool is een school voor bijbelstudie. Leerlingen van een neo-charismatische bijbelschool worden echter niet alleen geacht de bijbel te bestuderen, maar ook de lessen er in zich eigen te maken. Een discipelschapschool (altijd van neo-charismatische aard) richt zich tevens op bijbelstudie en dit praktisch element. Daardoor wordt een discipelschapschool ook vaak een bijbelschool genoemd. Neo-charismatische bijbelscholen kunnen bij internationale netwerken zijn aangesloten of bij een (overkoepelende) organisatie.
De twee grootste internationale evangelische bijbelscholen zijn DTS (Discipleship Training School) van Youth with a Mission (YWAM: Jeugd met een Opdracht) en Master’s Commission. ISOM is een wereldwijde evangelische video-bijbelschool. Het onderwijs van alle drie is neo-charismatisch.
De meeste DTS-en zijn geregistreerd bij YWAM University of the Nations, welke actief is in zeshonderdvijftig vestigingen in honderdzestig landen (2017). DTS richt zich op drie maanden training en drie maanden evangelisatie en zending. In Nederland worden door Jeugd met een Opdracht deze trainingen in Amsterdam en Heerde (Gelderland) gegeven.
Master’s Commission (discipelschap)scholen zijn verbonden aan het Master’s Commission International Network (MCIN, Huntsville, Alabama, VS). Men legt de nadruk op het negen maanden dienen in een gemeente. Hierin brengt de student het geleerde gedurende het hele jaar in de praktijk, maar zijn evangelisatie en zending ook onderdelen van het programma.
De International School of Ministry (ISOM, San Bernardino, VS) is ’s werelds grootste video-bijbelschool (in meer dan zeventig talen) gevolgd in zo’n 145 landen (2017).
Nederland
Iedereen in Nederland heeft het recht om een bijbelschool op te richten. Het is een onbeschermde titel (evenals ‘bijbelleraar’ en ‘evangelist’). Er bestaan parttime en fulltime bijbelscholen. Soms worden beide mogelijkheden aangeboden. Sommige scholen bezitten interne huisvesting.
Bekende pinkster- en/of neo-charismatische bijbelscholen in Nederland zijn onder andere Christformation (Rotterdam), DTS (Jeugd met een Opdracht/YWAM, Amsterdam en Heerde), Foundation 4 Life (Ermelo), De Katapult (Den Helder), Kingdom Life College (Rotterdam), Royal Mission School (Drachten en Veenendaal), Kingdom Lifestyle (Cadier en Keer; een dorpje bij Maastricht) en de online Vrij Zijn Bijbelschool.
Leerlingen van particuliere bijbelscholen hebben geen recht op studiefinanciering. Om de opleiding te financieren wordt vaak gewerkt, geleend of wordt men gesponsord door bekenden. ‘Afgestudeerden’ van zo’n bijbelschool moeten zich realiseren dat het behaalde diploma niet erkend is. Er wordt gesteld dat een bijbelschool een voorbereiding kan zijn op een studiekeuze, zendingswerk, kinderwerk in een gemeente, leiderschap in een gemeente, en als loopbaanbegeleiding.
[Bronnen: http://nl.wikipedia.org/wiki/Bijbelschool, http://www.ywam.org/dts/, http://www.mcin.org/, http://mycultlife.com/masters-commission/thinking-of-going-to-masters-commission-think-again/ , http://mycultlife.com/masters-commission/masters-commission-cult-compound-coercive/ , http://www.ministrydegree.org/ , http://goedgelovig.wordpress.com/2012/10/18/wonderbaarlijke-genezing-op-bijbelschool/, https://goedgelovig.wordpress.com/2011/02/07/kies-een-charismatische-bijbelschool/, http://www.bijbelschool-vergelijker.nl/alle-bijbelscholen-van-nederland/ ]
9.1. Nederlands onderzoek: ‘Ooit evangelisch’
[Bronnen: http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1131292/2009/04/03/Ooit-evangelisch-nu-afgeknapt-De-ervaringsverhalen-zijn-schokkend-pijnlijk-en-schrijnend.dhtml, http://www.eo.nl/magazines/visie/artikel-detail/ooit-was-ik-evangelisch/, http://www.vergadering.nu/boekbruijne-ooit-evangelisch.htm, http://www.missienederland.nl/k/n646/news/view/459/233410/de-geloofsontwikkeling-van-evangelicals.html]
Evangelische gemeenten etaleren graag bekeringsverhalen. Maar de afscheidsverhalen van teleurgestelden worden verzwegen. Met het boek ’Ooit evangelisch’ (2009) komt die achterdeur voor het eerst in beeld. Pijnlijke verhalen met een krachtig appèl, en een tegengeluid tussen de succesverhalen over evangelische gemeenten in Nederland. Opvallend is dat het argument om lid te worden, meestal ook de reden van vertrek is.
Theoloog en evangelisch prediker Otto de Bruijne (1949) deed het onderzoek samen met de ex-evangelische drs. Peter Pit (1967), nu predikant in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), en Karin Timmerman (1974), redacteur van het dagblad Trouw en lid van een evangelische gemeente in Amsterdam. Prof. dr. Hijme Stoffels, prof. dr. Pieter Boersema en drs. Miranda Klaver, deskundigen op het gebied van de evangelische beweging, hebben het rapport van commentaar voorzien.
In het boek zijn enquêtes van 103 ex-evangelischen geanalyseerd die samen 186 gemeenten bezochten. Dat is zeker tien procent van de evangelische gemeenten in Nederland. Onder evangelische gemeenten worden verstaan ‘de breedte van Vergadering der gelovigen, Baptisten, christengemeenten, Pinkster- en Volle Evangeliegemeenten, Rafaël, Beréa, Vineyard en soortgelijke gemeenten’. Niet wetenschappelijk representatief, wel een eerste verkenning en voer voor vervolgonderzoek. Alle geënquêteerden zijn langer dan twee jaar lid geweest van een evangelische gemeente en daar minstens twee jaar geleden uit vertrokken. Hun verhalen zijn niet zelden schokkend, pijnlijk en schrijnend. Alsof er een beerput opengaat. Vaak hoorden de onderzoekers: ‘Hier heb ik op gewacht, ik wil mijn verhaal kwijt.’
Natuurlijk zijn verhalen van ex-leden vaak eenzijdig en negatief, toch zijn deze ’niet op oppervlakkige waarneming gebaseerd’, schrijft Hijme Stoffels, hoogleraar godsdienstsociologie aan de Vrije Universiteit, in een analyse. Dat de vertrekkers gemiddeld achttien jaar lid zijn geweest, is voor hem veelzeggend. Dit onderzoek laat ruimschoots zien dat het ’beslist geen lichtvaardige zaak’ is.
Uit ’Ooit evangelisch’ blijkt dat vooral de zeer betrokken en actieve gemeenteleden vertrekken. Ze zijn meestal hoogopgeleid en veertigplus. Een tweede vertrekpiek is rond het 23ste jaar, wat aantoont dat ontkerkelijking toch ook toeslaat onder evangelische jongeren. Uit het rapport: ‘Zij hebben het evangelische jongerenwerk meegemaakt, de beste muziek gehoord, alles meegekregen over “de waarheid”, maar zijn toch afgehaakt.’
Redenen van vertrek
Wat De Bruijne opvalt: de vertrekredenen waren ooit juist het argument om lid te worden. Mensen kwamen af op de geborgenheid, het enthousiasme, de ruimte voor emotie, de losse structuur en de aangeboden geloofszekerheden. Diezelfde sterke kanten worden later ervaren als beklemming, dwang, oppervlakkigheid, onveilige willekeur en gebrek aan openheid. De Bruijne: ‘Veel ex-leden kwamen met hoge verwachtingen en hadden relatief weinig zelfkritiek. Ze zijn er jaren ingestonken, zogezegd. Bij enkelen zie ik een soort messiassyndroom: God redt het niet zonder mij.’
De meesten haken af door verschillen in geloofsvisie. Ze noemen gebrek aan theologische diepgang, ‘overaccentuering van de menselijke keuze voor God’ en ‘onbeperkt vertrouwen in de zogenaamde woorden van God’. Er was volgens hen ook geen ruimte voor vragen, twijfel, nuchterheid en toetsing. Kortom: ‘geen vrijheid om jezelf te zijn of te denken hoe je dacht’. Ook hoge en verplichtende maatstaven speelden een rol bij vertrek, een constante druk om mee te doen met activiteiten en ervaringen. De eenzijdige muziekkeuze en nadruk op beleving en ervaring in de samenkomsten is een veel genoemde afknapper.
Veel mensen vertrokken mede na een harde confrontatie tussen geloof en realiteit, zoals een zieke die na veel gebed niet geneest, terwijl genezing verwacht werd. ‘Niet de overwinningstheologie of de leiders die het uitdragen krijgen de schuld, maar de gemeenteleden die al lijden aan de gebrokenheid. Zij krijgen de last van de schuld er nog eens bij’, aldus de auteurs. Ook worden sektarisme* en onrealistische visies op bijvoorbeeld het lijden en het werk van de heilige Geest genoemd.
Slecht en manipulatief leiderschap is in de meeste gevallen de druppel: sterke charismatische leiders die met ‘dictatoriaal gezag’ en ‘op gezag van de Heer’ bepaalden wat mocht. Uit het rapport: ‘De neiging om alles voor te leggen aan de leiding, maakte mensen pastoraal afhankelijk. Mensen werden gebeld met onheuse aantijgingen of met de oproep om sneller hun tienden te betalen.’ De manipulatie ging volgens de onderzoekers soms zo ver dat er emotioneel, financieel en seksueel misbruik van de macht werd gemaakt. Kritiek werd veelal afgeserveerd met doofpotregels: ‘Praat niet over de negatieve dingen, geef geen kritiek, bedek alle problemen met de mantel der liefde, vergeef alles, ook als er hele nare gebeurtenissen plaatsvinden.’
Alle vertrekredenen zijn volgens de onderzoekers te vangen in het begrip geslotenheid, geuit in groepsdwang. ‘Er is een “als het je niet bevalt, ga je maar weg”-houding. Daarbij wordt niet gekozen voor samenwerking en openheid naar elkaar, maar voor uitsluiting van andersdenkenden. Er is zo’n stelligheid in de eigen ware visie, dat andere opties geen kans krijgen.’
Terecht meldt De Bruijne dat ‘Ooit evangelisch’ niet representatief is, waardoor de uitkomsten mogelijk een vertekend beeld schetsen. Zo is 75 procent van de respondenten hoger opgeleid, terwijl dat landelijk onder de vijftig procent ligt in evangelisch Nederland. ‘Toch geeft deze groep, die langere tijd zeer betrokken is geweest in een gemeente, een duidelijk signaal af waar we iets mee moeten. Zo is een andere belangrijke reden voor vertrek het structurele gebrek aan prikkels voor het verstand, met oppervlakkigheid als vrucht. “Altijd weer dat op emotie gerichte verhaal en een standaard abc’tje gericht op nieuwelingen”, zou een reactie kunnen zijn. Waar blijft dat pittige debat over fundamentele thema’s?’
Slechts een kwart van de bevraagde kerkverlaters weet iets positiefs te vertellen over het afscheid, al is dat vaak een reactie van iemand die later ook vertrok. De rest heeft negatieve tot zeer negatieve ervaringen. ‘De leiding gedroeg zich destructief, schijnheilig, verwijtend en boos. De vertrekkers werden doodgezwegen, uitgescholden, nagetrapt, veroordeeld en vervloekt. Bij meerderen werd gezegd dat ze bezeten waren, dat ze gekozen hadden voor Satan en dat God hen zou veroordelen: “God zal met je afrekenen”.’
Na het vertrek
Is er een (geloofs)leven na de evangelische gemeente? Ja en nee. Meer dan de helft voelt zich opgelucht en bevrijd. Hun geloof heeft zich verbreed en verdiept. Maar net zo’n grote groep vertelt over grote problemen, angst voor God en mensen, zeer groot verdriet, rouw, depressiviteit, verdeeldheid in het gezin. Een aantal is langdurig in de problemen geraakt door nare gebeurtenissen in hun oude kerk. Vijf respondenten noemen seksueel misbruik, zelfdoding bij anderen of dat ze zelf geen zin meer hebben in het leven na alles wat ze hebben meegemaakt. Bijna zestig procent is nu lid van een andere kerk, meestal een traditionele kerk zoals PKN, of een kerk met een evangelisch tintje. Tien procent zei het geloof vaarwel.
Opvallend is dat velen terugkeren naar de kerk waar ze vandaan kwamen. De rust, orde, diepgang en ingetogen sfeer spreekt hen aan. Opmerkelijk detail: in hun opvattingen over God, Jezus en het gebed veranderde bij veel ex-evangelischen weinig. Goede herinneringen aan de evangelische tijd zijn de ontwikkelde persoonlijke relatie met God en de sociale contacten.
Bezinning
‘Ooit evangelisch’ is niet bepaald een visitekaartje voor de evangelische beweging, beaamt De Bruijne. ‘Wat hier naar voren komt, is niet uniek. Het is een spiegel. Ook voor mijzelf. Dat vrije en gedrevene van mij bijvoorbeeld, kan zich dus ook tegen je keren.’
De onderzoeker roept op tot bezinning in evangelische gemeenten, want op den duur krijgen ook zij te maken met krimp. Volgens onderzoek in Nieuw-Zeeland vertrekt jaarlijks tien procent van de evangelische leden. Onderzocht moet worden of dat voor Nederland ook geldt. Wel is bekend dat de aanwas niet komt door het werven van buitenkerkelijken, maar uitsluitend door leegloop van traditionele kerken en dus eindig is.
De Bruijne: ‘Ik doe een krachtig appèl op evangelische gemeenten om zich meer te richten op zorgvuldigheid, inhoudelijkheid, structuur, lange adem en meer verantwoordelijkheid gaan afleggen.’ Dergelijke gemeenten danken hun succes aan activiteiten, zoals bruisende conferenties. ‘De evangelische beweging is ontstaan als reactie op de traditionele kerken. Er is geen kerkconcept maar een conferentieconcept. De sprong van conferentie naar plaatselijke gemeente blijkt in de praktijk een buiteling te zijn en soms een salto mortale. Wat men in de conferentie op de bergtop beleeft, wil men 52 keer per jaar herhalen op plaatselijk niveau. Als het gaat om lange adem, herderlijke zorg en prediking schiet dit kerkbeeld te kort.’
Het onderzoek legt een aantal prangende vragen bij de evangelische kerken neer. De vragen liggen vooral bij het type leiderschap, de gemeentecultuur rond levensvragen, en de theologische diepgang. Deze aandacht voor de keerzijde van de evangelische signatuur is overigens beslist niet nieuw. In zijn artikel ‘Hartenbrekers voor evangelischen’ (blad Reveil 21/147, april 1985) signaleerde Martinus Sterkhout bijna dezelfde verstikkende sfeer in een aantal evangelische kerken als De Bruijne. Toen werd al gesproken over het ‘stuklopen op leiders’, de leider die ‘God achter zich’ heeft staan, en de drogredenering ‘rebellie tegen de leider is rebellie tegen God’.
Alle antwoorden van dit onderzoek zijn te lezen op Icchoreb.nl
* Lees eventueel ook het eo-visie artikel ‘Sektarisme en de pinksterkerk; hoe zit dat?‘
Documentaire ‘Zondagskinderen’
Het mediabedrijf VICE Media plaatste op zijn website op 12 december 2017 de documentaire ‘Zondagskinderen: de opmars van radicale christenen in Nederland‘ (duur 36 min.). ‘VICE duikt in de wereld van de Pinksterkerk, die niet alleen enorm populair is, maar ook in verband wordt gebracht met misbruik en sektarisme. VICE volgt onder meer de 22-jarige Daniël, het prototype van de nieuwe golf aanhangers van de Pinksterkerk, en Clarissa, die een paar jaar geleden uit de kerk stapte nadat ze de schaduwkant van de gemeenschap leerde kennen.’
Op de site van VICE staat een interview met maker Karsten de Vreugd, ex-lid van de beweging. Samen met VICE-host Gwen Pol trok hij het land in voor de documentaire. Journalist Karel Smouter schreef voor VICE het artikel ‘Is de Pinksterkerk een radicale sekte of een nobel geloof?‘ met achtergrondinformatie. (R.K.: ‘De Pinksterkerk’ bestaat niet, wel gemeenten binnen de Pinksterbeweging.)
9.2. Namen in neo-charismatisch Nederland
Onderstaande personen zijn bekende namen in ‘neo-charismatisch Nederland’. Het betreft veelal personen die zich vereenzelvigen met Toronto Blessing– en/of Word of Faith (Woord van Geloof)-leren. De lijst is niet uitputtend. Velen noemen zich ‘evangelist’ of ‘bijbelleraar’. Dit zijn echter onbeschermde titels; iedereen mag zich zo noemen. Dit in tegenstelling tot de titels ‘theoloog’ en ‘bijbelwetenschapper‘, waarvoor een gedegen studie moet zijn afgerond. De positie van deze voorgangers, evangelisten en bijbelleraren is dan ook in veel gevallen meer gebaseerd op persoonlijke kwaliteiten dan op een gerenommeerde theologische opleiding afgesloten met een erkend diploma.
Mattheüs van der Steen

Mattheüs van der Steen (1975) is zoon van een baptistenvoorganger en een van de oprichters van de extreem-charismatische organisatie TRIN (Touch, Reach, and Impact the Nations, 2002). De naam TRIN is juni 2015 gewijzigd in Gospel Music Festival (GMF). Van der Steen is vanaf de oprichting directeur van deze organisatie (behalve oktober 2009 tot eind 2010). Ook is hij een van de grondleggers van de Nederlandse tak (2009) van het Revival Alliance Network (RAN).
Van der Steen richtte in 2009 (samen met Lodewijk van Weerden) het Apostolic Revival Center Holland (ARCH) op. ARCH heette anno 2014 House of Heroes en was de ‘apostolische’ gemeente van TRIN/GMF. House of Heroes is door aanhoudende geldproblemen ontbonden per 14 maart 2022. Men is in huisgroepen doorgegaan.
Vanuit zijn Van der Steen Ministries organiseert Van der Steen diverse activiteiten. De grens tussen GMF en zijn ministrie is daardoor onduidelijk.
Van der Steen omarmt de Toronto Blessing-leer. Grote voorbeelden voor hem zijn Bill Johnson en Benny Hinn. Veel van de theologie van Van der Steen is afkomstig van de Britse pinkstergelovige Derek Prince (1915-2003). Prince’s onderwijs kent raakvlakken met dat van de Word of Faith. Zo kent hij een ongekende kracht aan woorden toe (uitmondend in een zegen of vloek) en onderwees het ‘proclameren‘, wat overeenkomsten vertoont met het (positief of negatief) belijden zoals dat geleerd wordt in de Word of Faith-beweging.
Van der Steen is schrijver van verschillende boeken en zijn boek ‘Durf te dromen – wandel in je bestemming’ heeft de christelijke publieksprijs gewonnen in 2009. De NCRV zond op 30 december 2013 de documentaire ‘Mattheüs en ik’ [8] uit, waarin filmmaker Victor Vroegindeweij onderzoekt wat hij als atheïst kan leren van zijn vriend en evangelist Van der Steen.
Van der Steen was van mei 2005 tot 22 maart 2018 getrouwd met de Amerikaanse Rebekah Krell, welke niet onomstreden is. Zo beweerde zij dat zij in de Satanskerk was opgegroeid met alle gevolgen van dien. [1] Van der Steen is 28 juni 2019 hertrouwd met gemeentelid Laura.
Van der Steen bezocht twee samenkomsten in Lakeland (VS); de opwekking met Tod Bentley in 2008 (zie hoofdstuk 8). Hij betitelt deze samenkomsten als ‘teleurstellend’, er gebeurde daar namelijk hetzelfde als bij de toenmalige activiteiten van TRIN, zoals firenights. ‘Als dat een opwekking was, mochten wij ons ook zo noemen.’
Volgens zijn biografie reisde Mattheüs al op veertienjarige leeftijd als matroos over de wereldzeeën. Zes jaar later studeerde hij af als Maritiem Officier en werkte daarna als gezagvoerder op het schip Anastasis (onderdeel van Mercy Ships). Tijdens een van zijn reizen werd hij in Afrika getroffen door de nood van aidsbaby’s en straatkinderen. Na de oorlog in Kosovo (1998-1999) zou God hem geroepen hebben weduwen en wezen te helpen.
Er zijn kritische kanttekeningen te plaatsen bij bepaalde beweringen die Van der Steen doet. Goedgelovig.nl concludeert naar aanleiding van zijn boek ‘Durf te dromen’ dat Mattheüs zijn CV heeft ‘gepimpt’. Hij was onder andere geen varende kapitein op de wereldzeeën, maar een matroos die stil lag in de haven. Het verhaal is duidelijk geconstrueerd om geestelijk en toegewijd over te komen. [2]
Van der Steen claimde in 2008 en 2009 verschillende keren goudstof te hebben aangetroffen in zijn bijbel en op zijn schoenen. De goudstof wordt vaak in verband gebracht met Mozes die, volgens het bijbelboek Exodus, na veertig dagen met God te hebben doorgebracht, zijn gezicht verborg omdat Gods heerlijkheid van hem af straalde. Indirect claimde Van der Steen hiermee een goddelijk gezag, of in ieder geval goedkeuring. Goedgelovig.nl beweert een deel van het ‘goud’ via een bezoeker in handen te hebben gekregen en liet dit onderzoeken. Waarborg Holland, de keuringsinstantie voor edelmetalen in Nederland, stelde na onderzoek vast dat de stof ‘in geen enkel opzicht gouden elementen’ bevatte. Wel werd er koper aangetroffen. [3] [4]
Journalist Karel Smouter heeft in 2010 samen met drie andere onderzoekers een onderzoek gedaan naar ‘de methodes van Mattheüs’. Een van de zaken die aan de orde werd gesteld was de claim dat zeven blinden waren genezen in Birma (Myanmar) na gebed door betrokkenen bij TRIN. Deze genezingen hadden niet plaatsgevonden. [5] [6] [9]
Volgens Van der Steen zijn er ook meerdere doden opgewekt. Hij was er zelf niet bij toen het gebeurde, maar hij heeft met dertien mensen gesproken die uit de dood zouden zijn opgestaan. ‘Dit is niet verwonderlijk, het gebeurt wereldwijd’, aldus Van der Steen. [7]
Ontuchtzaken
Het digitale medium De Correspondent publiceerde 25 oktober 2017 een artikel van Karel Smouter over het toedekken van misbruikzaken door de leiding van House of Heroes. Aanleiding is het verhaal van Lisa (fictieve naam), een 21-jarige medewerkster binnen de gemeente. De 38-jarige voorganger Michaël D., leider van het kinderwerk van House of Heroes, had jarenlang ontucht gepleegd met de vrouw. Dat begon toen ze vijftien was, nadat de man haar als pleegdochter had opgenomen in zijn gezin. Het ging door toen zij als volwassene met hem de ‘kinderkerk’ leidde. Om haar te overreden beriep hij zich geregeld op ‘profetie’.
Hoewel Van der Steen het ‘complete onzin’ noemt dat de gemeente misbruik heeft toegedekt en Lisa’s gang naar de politie probeerde tegen te houden, vroeg zijn vrouw Rebekah echtscheiding aan. Ze had verwacht dat Van der Steen Lisa in bescherming zou nemen, maar ‘ik ontdekte dat mijn man roofdieren in bescherming neemt’. Van der Steen was meer bezorgd om de naam van zijn organisatie dan om het leed van Lisa. De opname waarop te horen is hoe Michaël D. de kwestie aan de gemeenteleiders opbiecht, was volgens Van der Steen vernietigd. Deze bleek echter in het bezit te zijn van Erica Duenk. Naar aanleiding van de originele reactie op de website van de gemeente, stelt Smouter dat de achterban en media worden voorgelogen. House of Heroes gaf kort na de originele reactie toe dat men in gebreke was gebleven. Michaël D. en zijn gezin werden begin 2018 in een whatsappbericht de (gemeente)deur gewezen. Michaël D. werd gerechtelijk veroordeeld tot een celstraf van veertien maanden en een schadevergoeding van circa 26.000 euro.
Het artikel kaart tevens een andere ontuchtzaak binnen House of Heroes aan: Marijn de V., lid van de praiseband, werd in 2016 veroordeeld tot een jaar voorwaardelijke celstraf. Hij had als oppas ontucht gepleegd met twee zusjes van vijf en zes jaar. De ouders rekenden net als Lisa op steun vanuit de leiding van de gemeente, maar kregen ook nul op het rekest. De moeders reactie hierop: ‘Van mij mogen dit soort kerkleiders zo van de kansel worden getrapt.’
Smouter stelt dat alles past in een patroon van toedekken en wegstoppen: ‘Eind 2012 speelde er een kwestie in Oeganda (Oost-Afrika), waarbij Mattheüs de leider van een “kinderdorp” in bescherming nam nadat zeven jongens verteld hadden dat deze man hen ’s nachts zou “melken” en in enkele gevallen zou hebben verkracht. Hij stuurde Daniël Renger direct na publicatie van mijn artikel hierover, naar Oeganda om de zaak toe te dekken.’ (Smouter berichtte november 2012 in De Nieuwe Koers over de seksuele escapades van Joseph Lubega. Deze leider van het door TRIN gesponsorde weeshuis Bulamu zou zich aan de opgevangen jongens hebben vergrepen. TRIN bleef erbij dat ze geen hard bewijs zagen dat hij kinderen zou hebben misbruikt.) [10] [11] [12] [13] [14]
Het journalistiek tv-programma De Monitor (KRO-NCRV) kwam 23 maart 2020 met een vervolgaflevering over duiveluitdrijving bij kinderen in Nederland, met als centrale vraag: ‘Wie beschermt deze kinderen?’. De aflevering behandelt het verhaal van Tikva, die als kind meerdere uitdrijvingen meemaakte. Tikva blijkt de fictieve Lisa te zijn, de door Karel Smouter beschreven hoofdpersoon in het ontuchtverhaal gepubliceerd in de Correspondent. [15] De Tweede Kamer wil nu dat er een onderzoek komt naar het fenomeen duiveluitdrijving bij kinderen. [16] [17]
Mattheüs van der Steen krijgt veel kritiek vanuit christelijke hoek. Hij claimt wonderen die aantoonbaar niet hebben plaatsgevonden. Daarnaast berusten ook andere beweringen van hem niet op waarheid. Bovendien probeert hij ontuchtzaken binnen zijn organisatie in de doofpot te stoppen. Het is verbazingwekkend dat na al deze onthullingen er nog steeds mensen zijn die in Mattheüs van der Steen een ‘ware’ christelijke voorman zien.
[Bronnen: http://nl.wikipedia.org/wiki/Mattheus_van_der_Steen , https://www.houseofheroes.nl/ , https://twitter.com/kcsmouter/status/1394742340326207491 , https://nl.wikipedia.org/wiki/TRIN_(organisatie) , http://www.toetsalles.nl/htmldoc/trin.ha.htm#5 , https://nl.wikipedia.org/wiki/Derek_Prince#Theologie , https://www.derekprince.nl/overdenkingen/geestelijk-leven-gemeenschap-met-god/ , https://www.rd.nl/boeken/mattheus-van-der-steen-populair-door-mix-van-waarheid-en-misleiding-1.1229923 , https://www.facebook.com/mattheusvandersteen/posts/mis-deze-speciale-dag-met-benny-hinn-niet-uniek-en-geweldige-persoonlijke-kijk-i/1926458400719540/ , [1] http://goedgelovig.wordpress.com/2010/09/13/met-de-kennis-van-nu/ , [2] http://goedgelovig.wordpress.com/2010/02/18/andere-tijden-van-matroos-tot-ceo/#more-17195 , [3] http://goedgelovig.wordpress.com/2013/01/14/mattheus-van-der-steen-stoft-koperwonder-af/#more-34472 , [4] http://goedgelovig.wordpress.com/2009/11/15/trin-goud-officieel-onderzocht/#more-14872 , [5] http://www.trouw.nl/tr/nl/5091/Religie/article/detail/2957963/2011/10/08/Blinden-Burma-zijn-helemaal-niet-genezen-door-Nederlander.dhtml , [6] https://goedgelovig.wordpress.com/2011/10/05/bewijs-birma-blinden-niet-genezen/ , https://www.trouw.nl/home/dubieuze-wonderdoener~a4555a0c/ , https://goedgelovig.wordpress.com/2010/12/28/opwekking-in-birma/ , [7] http://www.refdag.nl/kerkplein/kerknieuws/mattheus_van_der_steen_christenen_zijn_bang_voor_de_geest_1_620109 , [8] http://www.npo.nl/mattheus-en-ik-ncrv-dokument/30-12-2013/NCRV_1652809 , [9] http://www.refdag.nl/kerkplein/kerknieuws/trin_wil_kwestie_birma_afsluiten_1_619957 , https://goedgelovig.wordpress.com/2015/06/11/trin-wordt-gospel-music-festival/ , https://vimeo.com/368883863 , https://ermelo.nieuws.nl/nieuws/20160818/house-heroes-verhuist-definitief-ermelo-naar-nijkerk/ , [10] https://nl.wikipedia.org/wiki/TRIN_(organisatie)#Seksueel_misbruik_in_Oeganda , [11] https://decorrespondent.nl/7476/deze-kerk-dekte-jarenlang-misbruik-toe-lisa-leefde-met-de-gevolgen/555668652-ee93dc29 , [12] https://decorrespondent.nl/7545/house-of-heroes-geeft-fouten-toe-maar-stopt-doofpot-in-de-doofpot-daarvoor-lever-ik-hier-het-bewijs/560797215-9fb048aa , [13] https://decorrespondent.nl/7526/house-of-heroes-reageerde-op-mijn-artikel-over-misbruik-maar-de-kerk-liegt/559385002-a4448b10 , https://www.ad.nl/amersfoort/ontucht-house-of-heroes-in-nijkerk-bleef-in-gebreke~a1f246bb/ , https://www.nd.nl/nieuws/opinie/de-keiharde-leerweg-van-house-of-heroes.2832365.lynkx , https://www.destentor.nl/nijkerk/kerkleiding-house-of-heroes-in-nijkerk-dieper-door-het-stof-na-misbruik~a7148737/ , https://www.ad.nl/amersfoort/charismatische-beweging-in-nijkerk-worstelt-met-misbruikaffaires~ac94ef96/ , https://cip.nl/65260-house-of-heroes-erkent-fouten-in-misbruikzaak-het-spijt-ons , [14] https://www.ad.nl/amersfoort/house-of-heroes-zet-ontuchtverdachte-uit~acbe2fdb1/ , [15] De Monitor: ‘Religieuze gemeenschappen in Nederland 2’, KRO-NCRV, 23 maart 2020 , [16] https://www.nrc.nl/nieuws/2020/03/22/tweede-kamer-wil-onderzoek-naar-duiveluitdrijving-bij-kinderen-a3994542 , [17] https://pointer.kro-ncrv.nl/ruime-meerderheid-tweede-kamer-wil-onderzoek-naar-duiveluitdrijving-bij-kinderen ]
Willem Ouweneel
Willem Johannes Ouweneel (1944) is bioloog, filosoof en theoloog. Hij was vanaf 1975 freelance medewerker bij de Evangelische Omroep (EO), waar hij programma’s op radio en tv begeleidde en produceerde. Hij stond aan de wieg van de Evangelische Hogeschool te Amersfoort (1977) waar hij lange tijd les gaf, naast professoraten aan theologische hogescholen in België en Nederland. Nadat hij in 1970 was gepromoveerd als bioloog, promoveerde Ouweneel in 1986 aan de Universiteit van Amsterdam als doctor in de wijsbegeerte. In 1993 promoveerde hij in de theologie aan de Universiteit van Oranje Vrijstaat te Bloemfontein (Zuid-Afrika). Ouweneel maakt deel uit van de geloofsgemeenschap van de Vergadering van gelovigen, waar zijn vader een bekend voorganger was. Ook is hij lid van de Vereniging voor Reformatorische Wijsbegeerte (verbonden aan de Stichting voor Christelijke Filosofie). Hij is soms betrokken bij het werk van Vrij Zijn en ondersteunt GMF.
Willem Ouweneel moet niet verward worden met zijn jongere broer Frank, die optreedt als bijbelleraar.
In orthodox-christelijke en evangelische kringen heeft Ouweneel jarenlang in aanzien gestaan. Dit is veranderd sinds hem vanuit diezelfde kringen verweten werd met bijbelse waarheden op de loop te zijn gegaan.
Ouweneel keerde zich in het begin fel tegen de neo-charismatische beweging en vond tongentaal demonisch. Hij bekritiseerde met name de oppervlakkigheid van de beweging. Hij heeft nu spijt dat hij dit heeft gezegd.
Voorheen had Ouweneel een cessationistische visie, nu gelooft hij in de wonderen en tekenen zoals die geleerd worden in de neo-charismatische beweging. Hij is een tijdlang pleitbezorger geweest van T.B. Joshua (1963), een bekritiseerde Nigeriaanse gebedsgenezer.
Blinden in Birma (Myanmar) zouden zijn genezen na een bezoek van TRIN (nu GMF) en Ouweneel. ‘We hebben het op film!’, blogt Ouweneel. Gevraagd naar de bewuste video’s houdt hij de boot af. ‘Jullie zijn toch te sceptisch om er een bewijs in te kunnen zien.’ Nederlandse journalisten reisden voor onderzoek naar het land, maar ontdekten geen genezingen. Zo traceerden ze enkele kinderen van wie TRIN-directeur Van der Steen eind 2010 meldde dat ze weer konden zien. In werkelijkheid bleken ze net zo slechtziend als voorheen. [1] [2] [3]
Ouweneel werd in 2011 genomineerd voor ‘De Gouden Bikini’: de prijs die de satirische website Goedgelovig.nl uitreikt aan de persoon, kerk of christelijke organisatie die zich het afgelopen jaar in Nederland op de meest wereldvreemde manier heeft onderscheiden. ‘Deze in tout kerkelijk Nederland bekende opinieleider gooit zijn wetenschappelijke reputatie te grabbel door zich onverbloemd te profileren als spindoctor van de extreem-charismatische organisatie TRIN (winnaar Gouden Bikini 2008). Hij hielp juichende wonderverhalen over in Birma genezen blinde kinderen de wereld in, schoffeerde in het openbaar mensen die hier kritische kanttekeningen bij zetten, en viel uiteindelijk door de mand door een onthullende reportage van journalist Karel Smouter. In plaats van karakter te tonen en zijn ongelijk toe te geven, kreeg de journalist de zwarte piet toegespeeld.’ [4]
Onder ‘gangbare’ theologen en bijbelwetenschappers vindt Ouweneel weinig weerklank voor zijn theorieën. Door de grote hoeveelheid boeken (zo’n honderdvijftig) die Ouweneel heeft geschreven, is het niet eenvoudig een duidelijk beeld te krijgen van de plaats van hem ten aanzien van theologische onderwerpen. Daarbij nuanceert of herroept hij soms wat hij in eerdere publicaties geschreven heeft.
[Bronnen: http://nl.wikipedia.org/wiki/Willem_Ouweneel, [1] http://www.trouw.nl/tr/nl/5091/Religie/article/detail/2957963/2011/10/08/Blinden-Burma-zijn-helemaal-niet-genezen-door-Nederlander.dhtml, [2] https://goedgelovig.wordpress.com/2011/10/05/bewijs-birma-blinden-niet-genezen/, [3] https://goedgelovig.wordpress.com/2010/12/28/opwekking-in-birma/, http://www.refdag.nl/kerkplein/kerknieuws/trin_wil_kwestie_birma_afsluiten_1_619957 , [4] http://goedgelovig.wordpress.com/2011/12/20/gouden-bikini-2011-eerste-stemronde/ ]
Daniël Renger
Daniël Renger is in 1969 geboren in Kameroen (West-Afrika), waar zijn ouders werkten als zendelingen. Op zevenjarige leeftijd kwam hij naar Nederland. Met zijn SPD-opleiding heeft hij een aantal jaren gewerkt als accountant. Renger was actief bij Greater Europe Mission en studeerde drie jaar (1992-1995) aan Tyndale Theological Seminary (Badhoevendorp). Hierna (1997-2004) heeft hij als jeugdleider, oudste en voorganger gewerkt bij Beréa-Haarlem (nu evangelische gemeente Shelter). Hij was vier jaar voorganger in de Evangelical Church Ermelo en in 2016 nam hij na zeven jaar afscheid als voorganger van Evangelisch Centrum Europoort (nu Europoort International Church) in Rotterdam. Sinds 2010 is Renger bestuurslid bij RAN. Hij is voorzitter bij GMF en was lid van de Raad van Toezicht van House of Heroes (ontbonden per 14 maart 2022, maar doorgegaan in huisgroepen). Renger bekleedde van november 2014 tot juni 2017 de functie van algemeen secretaris bij de VPE. Hij is samen met Jan Sjoerd Pasterkamp (1944-2020) oprichter van bijbelschool Kingdom Life College (Rotterdam/Europoort International Church), en samen met Wouter van Twillert richtte hij bijbelschool Kingdom Lifestyle (Cadier en Keer; een dorpje bij Maastricht) op.
Goedgelovig.nl vroeg in 2012 om een reactie van Renger over het feit dat Europoort de oplichter Erik Spruyt als spreker en zendeling een platform gaf en zelfs financieel ondersteunde. Spruyt was in 2007 in het nieuws, omdat hij tientallen zendelingen voor 3,5 miljoen euro heeft opgelicht. Er kwam geen reactie.
Goedgelovig concludeert dat Renger weinig op heeft met open verantwoording afleggen. ‘Dat merkten we al rond het Concilie van Heerde toen hij de notulen van een leidersoverleg over de omstreden evangelist Todd Bentley in de doofpot liet stoppen. Een jaar later zou hij samen met Europoort-medevoorganger Jan Sjoerd Pasterkamp het TRIN-koppel Van der Steen inzegenen en publiekelijk van kritiek vrijwaren. En vorig jaar verzorgde hij een pr-charme-offensief voor TRIN, nadat de organisatie met valse claims over genezingen in Birma keihard door de mand was gevallen. Renger heeft goed opgelet bij zijn mentor Pasterkamp, want die greep ook niet in toen zijn Beréa-collega Rob Allart langs gemeenten trok om investeerders te werven voor het frauduleuze investeringsfonds KFS (Kingdom Financial Services). En zo herhalen zich wel meer geschiedenissen.’ [1]
Renger behaalde in november 2016 niet genoeg stemmen om Peter Sleebos op te volgen als voorzitter van de VPE. Renger was voorstander van een nieuwe structuur van leiderschap op basis van de vijfvoudige bediening, gebaseerd op Efeziërs 4:11. De Algemene Vergadering (AV), waarin de leden (afgevaardigden van gemeenten) zeggenschap hebben, zou hierin alleen nog maar een adviserende functie krijgen. Nu is de AV nog het hoogste orgaan van de VPE en geldt het principe van de meeste stemmen gelden. Critici stellen: ‘bediening’ wordt al snel ‘beheersing’. [2] De discussie leidde ertoe dat meerdere gemeenten al voor 2016 de VPE verlieten.
[Bronnen: https://nl.wikipedia.org/wiki/Dani%C3%ABl_Renger, http://www.eceuropoort.nl/, [1] http://goedgelovig.wordpress.com/2012/11/14/ec-europoort-ondersteunt-oplichter/, https://goedgelovig.wordpress.com/2010/12/01/berea-tapes-openbaar-gemaakt/, http://www.cip.nl/artikel/25319/TRIN-draagt-overduidelijk-vrucht, http://www.vpe.nl/artikelen/87/vpe-kiest-algemeen-voorzitter-en-algemeen-secretaris.html, http://revivalalliance.nl/wie-zijn-wij/, https://cip.nl/58262-voorgangers-horen-niet-thuis-op-een-bureaustoel/GRUHAgQNVighah8YRUwccRUUGQ, [2] https://cip.nl/58622-strijd-om-leiderschapsvorm-binnen-pinkster-en-evangeliegemeenten , https://nl.wikipedia.org/wiki/Verenigde_Pinkster-_en_Evangeliegemeenten ]
Gerard de Groot

Gerard de Groot startte 1 september 1996 de Levend Woord Gemeente in Rotterdam, waar hij 25 jaar voorganger is geweest. Nu is hij verantwoordelijk voor de stichting Heart2Heart (Voice of Love). Zijn grote passie is mensen te leren leven uit geloof in Gods Woord, om vandaar uit stappen te zetten in genezing en bevrijding. Hij volgde een discipelschaptrainingsschool bij Jeugd met een Opdracht en behaalde een ‘master of theology in evangelical and pentecostal studies’ aan het Continental Theological Seminary in Brussel, een bijbelschool in België. De Groot is bestuurslid bij RAN en ondersteunt GMF.
De Groot heeft meegeholpen aan de samenstelling van het lesprogramma van bijbelschool Foundation 4 Life (gestart september 2009), is hier docent en maakt tevens deel uit van de raad van advies. De eenjarige interne school voor jongeren van zestien tot en met 22 jaar, is sinds 2014 gevestigd te Ermelo. Pieter en Kyra Zwart zijn de oprichters. In 2000 kregen zij ‘…van God de droom en passie om een trainings- c.q. bijbelschool te starten’ [1]. Pieter Zwart heeft gewerkt bij Derek Prince Ministries.
[Bronnen: https://lwg.nl/ , http://www.godtube.com/watch/?v=Z7WGWNNX, Goedgelovig.nl ‘Hoe meer kritiek, hoe meer zalving!’ http://archive.is/hnmX#selection-921.0-921.35, [1] http://www.foundation4life.nl , http://revivalalliance.nl/wie-zijn-wij/ , http://devlwg.lwg.nl/over-ons/voorgangers/ , https://voiceoflove.nu/over/ ]
Steve van Deventer

Steve van Deventer (1951) is geboren in Zuid-Afrika. Hij volgde in Pretoria een theologische studie, waarna hij Hebreeuws ging onderwijzen aan de Universiteit van het Noorden (Polokwane, Zuid-Afrika). Na enige tijd vertrok hij naar Nederland, waar hij aan de Rijksuniversiteit Groningen zich bekwaamde in het Oude Testament. Het kwam echter niet tot een voltooiing hiervan, omdat hij in 1981 een beroep aannam van de Gereformeerde Kerk in Frieschepalen (Friesland). Na vijf jaar verruilde hij deze plaats voor een in Houten (Utrecht), gevolgd door een predikantbevestiging in 1995 in de Nederlandse Hervormde Kerk van Aalsmeer (Noord-Holland).
Van Deventer was betrokken bij het Evangelisch Werkverband. Deze evangelische stroming destijds binnen de Nederlandse Hervormde Kerk (nu binnen de PKN) wil tot een dubbele dooppraktijk komen: de basis blijft de kinderdoop, maar daarnaast moet de keuze bestaan om kinderen op te dragen in plaats van te dopen (voor diegenen die vinden dat de doop pas op latere leeftijd voltrokken dient te worden).
Zijn echtgenote liet zich in 2000 in een plaatselijke evangelische gemeente ‘overdopen’, hetzelfde deed een ouderling van zijn kerk. Hierdoor kwam Van Deventer in conflict met de kerkenraad. Hij beëindigde zijn predikantschap en stapte over naar de eveneens in Aalsmeer gevestigde Levend Evangelie Gemeente, een pinkstergemeente. Daarna startte hij met vier anderen pinkstergemeente Alphakerk Amstelland (Kudelstaart, gemeente Aalsmeer). Juni 2007 startte hij evangelisch centrum De Weg in Mijdrecht (Utrecht), waarvan hij tot aan zijn pensioen voorganger bleef.
Van Deventer was betrokken bij de stichting Kana. Deze in januari 2004 opgeheven stichting, hield zich bezig met charismatische activiteiten en nodigde in de jaren negentig John Wimber (Vineyard) en John Arnott (Catch The Fire Toronto) uit in Nederland. Uit haar activiteiten is in 1998 de Nederlandse tak van de jongerenorganisatie Soul Survivor voortgekomen.
Van Deventer is sinds 2012 bestuurslid bij de VPE, waar hij zich bezighoudt met onderwijs. Hij is penningmeester bij GMF.
[Bronnen: https://nl.wikipedia.org/wiki/Steve_van_Deventer , Goedgelovig.nl ‘Hoe meer kritiek, hoe meer zalving!’ http://archive.is/hnmX#selection-921.0-921.35, http://www.alphaonline.nl/voorpagina/index.php/partner-nieuws/item/, https://www.vpe.nl/artikelen/34/steve-van-deventer-nieuwe-landelijk-co%EF%BF%BD%EF%BF%BDrdinator-onderwijs-vpe.html , https://www.vpe.nl/nl/hoofdmenu/over-ons/algemene-leiding ]
Jan Pool

Jan Pool (1954) was van 1978 tot 1989 werkzaam als fysiotherapeut. In 1979 kwam hij tot geloof, waarna hij in 1989 begon als voorganger. Hij was van 1994 tot 2016 voorganger bij evangelische gemeente Shelter in Haarlem, een voormalige Beréa-gemeente. Pool heeft februari 2013 de stichting H(ea)rtlink opgericht, omdat hij ‘steeds meer betrokken is geraakt bij verschillende landelijke bedieningen’. De stichting heeft als doelgroep mannen, echtparen en leiders (geestelijk leiders, gemeenteleiders en zakenmensen). ‘Voor een leider in Gods Koninkrijk is een voortdurende heartlink met God onmisbaar.’ Pool ondersteunt GMF en was lid van de Raad van Toezicht van House of Heroes (ontbonden per 14 maart 2022, maar doorgegaan in huisgroepen). Daarnaast is hij soms betrokken bij het werk van Vrij Zijn.
Pool werd in 2019 in het tv-programma ‘Andries’ (EO, 23 september) geïnterviewd door Andries Knevel. [1]
[Bronnen: http://buitensporigegenade.nl/wie-is-jan-pool/, http://www.shelter-haarlem.nl/over-ons/, https://cip.nl/58933-jan-pool-ontving-een-visioen-van-god-over-de-kerk-in-nederland, http://www.thereismore.nl/blog/blog-jan-pool-een-bijzondere-opwekking/, https://www.digibron.nl/search/detail/012dc141da87915f9a47f321/shelter-haarlem, http://www.heartsync.nl/, http://edestad.nl/uit-cultuur/jan-pool-bij-man-united-bennekom-115689, https://visie.eo.nl/2014/10/een-echte-man-kiest-ervoor-om-te-verliezen/, [1] https://www.npostart.nl/andries/23-09-2019/VPWON_1303433 ]
Wilkin van de Kamp

De ouders van Wilkin van de Kamp (1961) bezochten aanvankelijk een Gereformeerde Bondsgemeente, maar verlieten deze kerk toen zij daar te weinig ruimte kregen voor hun charismatische uitingen. Van de Kamp volgde de Pedagogische Academie en heeft zestien jaar parttime in het onderwijs gewerkt. Hij is in 1989 voorganger geworden van de Volle Evangelie Gemeente Aalten (Gelderland), welke in 2000 is samengegaan met de Duitse Christusgemeinschaft Bocholt; hieruit ontstond de Euregio Christengemeente (ECG). Van de Kamp stopte in 2010 als fulltime voorganger van deze binationale kerk, maar maakt nog steeds deel uit van het leiderschapsteam. Naast zijn werk voor de ECG heeft Van de Kamp drie gemeenten gesticht (in Nijmegen, Leef!Doetinchem en Leef!Zutphen). Hij zat in de Raad van Bedieningen van Beréa, een onderdeel van het landelijke netwerk van Beréa-gemeenten destijds. Hij is ambassadeur (vertegenwoordiger) van Pan de Vida, een stichting gericht op kansarme kinderen in Peru (Zuid-Amerika).
Stichting Vrij Zijn
Van de Kamp richtte in 2000 de stichting Vrij Zijn (officieel: Geboren om vrij te zijn) op, waar hij directeur van is. Het is een organisatie die zich bezighoudt met de ‘dienst van genezing’ en bevrijdingspastoraat. De stichting bezit een online bijbelschool onder dezelfde naam, en verzorgt onder andere conferenties en (digitale) publicaties.
De slogan van Vrij Zijn is: ‘Want u bent geboren om vrij te zijn’. Deze is afgeleid uit Galaten 5:13. Van de Kamp leert dat hier wordt gesproken over ‘vrijheid van demonische gebondenheid’. Vers 13a gaat echter niet over (vrijheid van) ‘occulte lasten’, getuige het vervolg: Broeders en zusters, u bent geroepen om vrij te zijn. Misbruik die vrijheid niet om uw aardse begeerten vrij spel te geven, maar dien elkaar in liefde, (14) want de hele wet is vervuld in één uitspraak: ‘Heb uw naaste lief als uzelf.’ (Galaten 5:13-14)
De apostel Paulus schrijft hier aan de (niet-Joodse) christelijke Galaten dat ze vrij zijn van (niet hoeven te houden aan) de joodse Wet. Ze moeten zich houden aan ‘de wet van Christus’ (Galaten 6:2). Die wet kan volgens Paulus als volgt worden samengevat: heb de mensen om je heen lief (Romeinen 13:8-10, 1 Korintiërs 13, Galaten 5:14).
In Van de Kamps onderricht zien we raakvlakken met de Word of Faith. Zo leert hij dat Jezus na zijn dood aan het kruis nog naar de hel is gegaan (JDS). Ds. Rob Visser, predikant van de Gereformeerde Kerk Nederland te Zwolle, schrijft op zijn website naar aanleiding van Van de Kamps boek ‘Het wonder van het kruis’ (2008): ‘Volgens Van de Kamp moest de Here Jezus na Zijn sterven aan het kruis, nog naar de hel. Hij moest de hel toen nog doorstaan en daar de zonden afladen volgens hem. Hierover wordt uitgebreid geschreven, terwijl dat toch echt in strijd is met Jezus’ woorden aan het kruis: “Het is volbracht.”’
Over wat Van de Kamp onderwijst ten aanzien van ‘generatievloeken’ zegt hij: ‘Hier hebben we te maken met iets dat echt tegen het Woord van de HERE ingaat. Het is niet zo dat als we in geloof zijn gaan leven, de zonden van ons voorgeslacht ons nog worden toegerekend. Je leest dat zo duidelijk en mooi in Ezechiël 18.’ (Zie voor uitleg hoofdstuk 10.1. Bevrijdingspastoraat, Generatievloeken?)
Visser besluit: ‘Als het gaat om wat Wilkin van de Kamp leert, moeten we heel erg op onze hoede zijn. Het is hier echt nodig om heel zorgvuldig te toetsen, omdat er te veel is wat niet in overeenstemming met het Woord van de Geest is. De mooie dingen die je bij hem leest, moeten je niet laten meenemen om hem in alles te volgen.’ [1]
Van de Kamp vindt de Word of Faith-leer dat demonen de oorzaak kunnen zijn van ziekte, kwalijk en schadelijk. Hij noemt dit bijgeloof. [4, 0.12-0.47 min.] Zijn onderwijs kent echter wel degelijk raakvlakken met deze beweging (zie hoofdstuk 7), hoewel hij niet het welvaartsevangelie aanhangt.
Van de Kamp stelt in zijn cursus ‘Woorden hebben kracht: van vloek naar zegen’, dat wij en ‘mensen in de occulte wereld’ verbonden zijn met dezelfde universele kracht. ‘Alleen de duivel gebruikt die kracht om te vernietigen en God gebruikt de kracht om te herstellen en weer op te bouwen. Dat is het verschil.’ [3, 4.28-5.21 min.]
Over wat Van de Kamp zegt over ‘zegen en vloek’, betreedt hij ook de gebieden van de Word of Faith: ‘Zegenen in het Grieks betekent letterlijk “goede woorden spreken”. (…) Zegenen betekent in het Hebreeuws ook “(…) heelheid wensen”. Dan gaan we mensen (…) gezondheid toewensen, maar ook helende kracht die werkzaam wordt. (…) Vervloeken betekent letterlijk “kwaad spreken”. (…) Als ik zegen moet ik ook geloven dat die woorden die ik ontvang – via de relatie met Jezus door de heilige Geest (Van de Kamp noemt dit later ‘een woord of woorden van God’, R.K.) (…) – dat die woorden kracht hebben. Helende kracht, genezende kracht; dat die iets gaan doen. Ik heb dus geloof nodig om die zegen ook werkelijk krachtig te laten zijn. En ik moet verbonden zijn met een geestelijke kracht die zich aan mijn zegen verbindt.’ Van de Kamp beweert dat dat in Psalm 103:20-21 (NBG51)* staat: ‘God spreekt een woord en de engelen reageren daarop en volvoeren dat woord.’ [2, 8.36-12.38 min.] ‘Dus zegen en vloek heeft te maken met bovennatuurlijke kracht.’ [3, 5.37 min.]
‘De bijbel zegt dat we met onze mond kunnen zegenen en vervloeken. Onze woorden kunnen zowel een positieve kracht als een negatieve kracht in zich hebben. Maar een terloopse wens is daarom nog geen zegen. En een ondoordachte verwensing is ook nog geen vloek.’ [4, 0.07-0.26 min.] ‘Als wij elkaar iets wensen is het nog geen zegen, want het moet in geloof uitgesproken worden en het moeten woorden van God zijn, en er moet goddelijke kracht aan verbonden zijn. (…) Maar wanneer wordt het dan een vloek? Nou, als iemand (…) verbonden is met occulte krachten – en die wereld is heel reëel – en dan daarin gelooft en vanuit die verbondenheid dat uitspreekt, dan zullen die boze geesten de kracht die ze hebben misbruiken om dat woord te volvoeren. En dan is het dus een vloek.’ [4, 12.40-13.28 min.]
* Psalm 103:20-21 (NBG51): ‘Looft de Here, gij zijn engelen, gij krachtige helden die zijn woord volvoert, luisterend naar de klank van zijn woord. Looft de Here, al zijn heerscharen, gij zijn dienaren, die zijn wil volbrengt.’
Tv-programma De Monitor
Het journalistiek tv-programma De Monitor (KRO-NCRV) kwam 23 maart 2020 met een vervolgaflevering over duiveluitdrijving bij kinderen in Nederland, met als centrale vraag: ‘Wie beschermt deze kinderen?’. Men heeft een gesprek met Van de Kamp over deze praktijk. Hij geeft hierin toe dat er veel misgaat, en niet alleen in Nederland. [5, 16.46-20.20 min.] [6] De Tweede Kamer wil nu dat er een onderzoek komt naar het fenomeen duiveluitdrijving bij kinderen. [7]
[Bronnen: http://nl.wikipedia.org/wiki/Wilkin_van_de_Kamp, https://www.vrijzijn.nl/ , https://www.vrijzijn.nl/bijbelschool/ , http://leefzutphen.nl/geschiedenis/, [1] http://www.evangelie-voor-elke-dag.nl/news/het-wonder-van-het-kruis-wilkin-van-de-kamp-een-recensie/, https://goedgelovig.wordpress.com/category/miniserie-bevrijd/, https://cip.nl/61465-wilkin-van-de-kamp-over-waarom-god-lijden-toelaat-en-niet-alle-zieken-genezen/GxlXVQoNV3t1OxkeEU4ddxIYFA , [2] Van zegen naar vloek 1/3 https://www.youtube.com/watch?v=MEqsu1VBqXY , [3] Van zegen naar vloek 2/3 https://www.youtube.com/watch?v=5nqnbnGO5ZQ , [4] Van zegen naar vloek 3/3 https://www.youtube.com/watch?v=ur1oFQMLnxU , [5] De Monitor: ‘Religieuze gemeenschappen in Nederland 2’, KRO-NCRV, 23 maart 2020, [6] https://demonitor.kro-ncrv.nl/artikelen/schrijver-boek-bevrijdingspastoraat-over-duiveluitdrijving-ik-zie-ook-dat-er-veel-misgaat, [7] https://www.nrc.nl/nieuws/2020/03/22/tweede-kamer-wil-onderzoek-naar-duiveluitdrijving-bij-kinderen-a3994542 ]
Erica Duenk

Erica Duenk (1968) is vanaf het begin betrokken geweest bij Vrij Zijn, waar ze staflid was. Na zich jarenlang te hebben ingezet voor Vrij Zijn, geeft ze sinds september 2015 – samen met haar man – leiding aan de stichting His Healing Voice. Daarnaast maakt Duenk deel uit van het ministrieteam van de Euregio Christengemeente (ECG) Aalten-Bocholt. Ze heeft ‘ruime ervaring in bevrijdingspastoraat en in de dienst van genezing en profetie’. [1] Duenk ondersteunt GMF.
Het journalistiek tv-programma De Monitor (KRO-NCRV) kwam 23 maart 2020 met een vervolgaflevering over duiveluitdrijving bij kinderen in Nederland. Men behandelt het verhaal van Tikva, die als kind meerdere uitdrijvingen meemaakte, onder andere door Duenk toen zij nog werkte bij Vrij Zijn. Duenk wil inhoudelijk niet reageren (6.04-8.52 min.). Tikva blijkt de fictieve Lisa te zijn, de door Karel Smouter beschreven hoofdpersoon in het ontuchtverhaal gepubliceerd in de Correspondent (zie ‘Mattheüs van der Steen, Ontuchtzaken’). [2] De Tweede Kamer wil nu dat er een onderzoek komt naar het fenomeen duiveluitdrijving bij kinderen. [3]
[Bronnen: http://www.ecgonline.net/index.php/euregio-christengemeente-aalten-bocholt, http://www.hishealingvoice.nl/, http://www.foundation4life.nl/groep/gastdocenten, [1] http://www.hishealingvoice.nl/visie-en-missie/over-erica/, [2] De Monitor: ‘Religieuze gemeenschappen in Nederland 2’, KRO-NCRV, 23 maart 2020, [3] https://www.nrc.nl/nieuws/2020/03/22/tweede-kamer-wil-onderzoek-naar-duiveluitdrijving-bij-kinderen-a3994542 ]
Herman Boon
Herman Boon (1958) was voorheen cabaretier, en is nu evangelist en zanger-liedjesschrijver. Hij heeft de lerarenopleiding gevolgd met een verdieping in muziek, en voor de Evangelische Omroep (EO) heeft hij als presentator gewerkt. Zo werkte hij onder meer mee aan het programma ‘Catherine zoekt God’ (2002-2003), waarin hij oud tv-presentatrice Catherine Ceijl wist te bewegen tot enkele tranen [bron you tube]. Boon is in 1986 gelovig geworden, waarna hij zich heeft aangesloten bij de vroegere Beréa-beweging. Tegenwoordig geeft hij leiding aan Herman Boon Ministries te Den Helder (Noord-Holland). Boon ondersteunt GMF.
Het organiseren van ‘bidden en vasten tiendaagsen‘ is Boon begonnen in 2004, en in datzelfde jaar is hij in Den Helder gestart met discipelschapschool de Katapult, een trainingsschool voor kinder- en tienerwerkers. Doel van de school is dat studenten vanaf zestien jaar worden gevormd tot discipelen van Jezus Christus en leren anderen te discipelen, te beginnen bij kinderen en tieners.
Boon startte in 2005 met de stichting Wake Up. Deze heeft onder meer als doel het versterken en opbouwen van het geloofsleven van kinderen (acht tot en met twaalf jaar) en tieners (twaalf tot en met zestien jaar). De stichting organiseert onder andere tiener- en kinderkampen, en het Holland Gebedshuis; een verlenging van de fulltime Wake Up gebedsschool (gestart september 2014) die drie maanden duurt en waar je getraind wordt door gebed een opwekking te bewerkstelligen.
Boon onderwijst dat woorden macht hebben. Dit houdt onder meer in dat geuite negatieve gedachten (woorden) negatieve resultaten kunnen opleveren.
‘Ook had ik dingen over mezelf uitgesproken die niet goed zijn: het was beter om niet te leven, ik krijg nooit meer een partner, ik wil nooit meer iemand vertrouwen, etc. (dingen die je zegt gebeuren, woorden hebben macht!) (…) Dus voor elke leugen hebben we een waarheid gezocht die ik voelde en die hebben we uitgesproken, en de leugens verbroken. En elke leugen die ik over mezelf gehoord had van anderen, hebben ze de tegenovergestelde kant als zegen over mij uitgesproken (woorden hebben macht).’ [1] (Citaat deelneemster bidden en vasten tiendaagse.)
Boon heeft over dit onderwerp zelfs een kinderliedje gemaakt.
Goedgelovig.nl stelt naar aanleiding van zijn preek ‘Licht of duisternis’ (2013): ‘Herman discipelt kinderen met zijn angstaanjagende evangelie, die hij zelfs aanleert demonen te verjagen. Welke ziekmakende gevolgen heeft dat?’ [2]
Boon zegt in deze preek: ‘Ik werk veel met kinderen, is het mooiste spul dat er is. Ja, die doen niet moeilijk, ja toch? Kun je heerlijk mee werken. Die kun je heerlijk discipelen, kinderen. Je kunt ze leren zieken genezen, je kunt ze leren boze geesten verjagen, je kunt ze leren spreken in tongen, je kunt ze leren evangeliseren; vinden ze allemaal geweldig! Moet je met grote mensen doen, joh. Krijg je toch een commentaar! (…) Maar kinderen niet. (…) Kinderen doen niet moeilijk.’ [3]
Is Boon gek geworden? Kinderen moet je in de eerste plaats beschermen en daar hoort hen leren hoe ze (vermeende) demonen moeten uitdrijven niet bij! En iedereen die het hiermee oneens is, mag direct een dwangbuis aan (R.K.).
Boon meent dat je op allerlei manieren demonisch gebonden kunt raken. Zo hield hij eens een zaal met kinderen voor dat door het spelen van een computerspelletje een kind ‘een geest van dood’ kan binnenkrijgen. [4] En homoseksuelen hebben last van de ‘geest van homoseksualiteit’. [18]
‘Bidden en vasten’
Boon organiseert sinds 2004 ‘bidden en vasten tiendaagsen‘ en doet dit tegenwoordig vier maal per jaar door het gehele land. Hij onderwijst dat je in het vasten de duivel ‘tegenkomt’ en dat het doel van vasten is ‘wandelen in het bovennatuurlijke’: demonen verjagen, tongentaal spreken (om je geloof op te bouwen) en zieken genezen (naar Marcus 16:17-18). Hij meent dat een christen eigenlijk verplicht is te vasten en zegt dat God een gelovige de autoriteit heeft gegeven om in dit vasten ‘de duivel te verslaan’, met andere woorden: demonen te verjagen. Hij onderwijst hierbij dat ook christenen door demonen ‘gebonden’ kunnen zijn. Boon zei hierover in februari 2014 op Groot Nieuws Radio [5]: ‘Als je gaat vasten dan kom je de duivel tegen. Dan zie je wie de echte vijand is en dan kom je er ook achter dat God je de autoriteit heeft gegeven om de duivel te verslaan.’ (32.48-33.05 min.)
Wij zouden autoriteit hebben over de duivel? Judas 1:8-9 en 2 Petrus 2:10b-11 weerleggen dit toch duidelijk. Bovendien wordt ons nergens in de bijbel verteld hoe we de duivel en/of demonen bij wie dan ook moeten uitdrijven, of dat we zelfs maar moeten overwegen dat te doen. (Zie hoofdstuk 10.1. Geestelijke oorlogsvoering, Gebedsoorlog, en Bevrijdingspastoraat.)
Interviewer: ‘Dus als ik je goed beluister, je hebt dat uitgevonden: vasten is belangrijk, ook omdat je dat gewoon gelezen hebt in de bijbel?’ Boon: ‘Nou, nee,… eh, we hebben de kracht niet. (…) Waar halen wij de kracht vandaan om te doen wat Jezus ook deed (wandelen in het bovennatuurlijke door wonderen en tekenen, R.K.)? (…) Hij moest ook leren dat Hij moest vasten. En Hij moest in dat vasten ook leren dat de duivel zijn grootste vijand was en dat Hij die moest bevechten.’ (34.00-34.50 min.)
Meent Boon dit nou? Zou Jezus, de Zoon van God, nog iets hebben moeten leren? Hoe kan Boon stellen dat Jezus nog moest leren wie Satan was?!
Boon refereert hier aan de verzoeking (verleiding) in de woestijn (Matteüs 4:1-11, vergelijk Lucas 4:1-13) en beweert naar aanleiding van deze bijbelpassage dat wanneer christenen gaan vasten zij ‘de duivel tegenkomen’. Goed lezen van de tekst maakt duidelijk dat dit hier helemaal niet staat: ‘Daarna werd Jezus door de Geest meegevoerd naar de woestijn om door de duivel op de proef gesteld te worden’ (Matteüs 4:1). De tekst zegt dat het door God bepaald was dat Jezus Satan zou ontmoeten, en de duivel kreeg kortstondige en beperkte bevoegdheid van God om Jezus te beproeven, opdat de volmaaktheid van Jezus gezien zou worden: Jezus gaat (namelijk) niet in op de verleidingen. [6] Op basis van de tekst kun je geen algemene leer baseren dat iemand ‘de duivel of demonen ontmoet in en tijdens het vasten’. Dat staat er eenvoudigweg niet. Dat staat nergens in de bijbel.
Boon: ‘Ik heb dit voor het eerst (…) in Den Haag gedaan. (…) Met die zeventig mensen ben ik gaan bidden en vasten. Na een dag of vier, vijf, toen we bij elkaar waren met een groepje, toen werden er spontaan mensen bevrijd! Ik zag opeens boze geesten uit mensen komen. Er was een vrouw bij die werd bevrijd van zeventig demonen. Nou zul je zeggen: hoe weet je dat het er zeventig waren? Nou, iemand telde ze…, er gebeurden heftige dingen! Er was een vrouwtje die werd bevrijd van 26 demonen… Ik zag mensen spontaan veranderen voor mijn ogen…’ Interviewer: ‘Maar wat deed je dan?’ Boon: ‘Veel God zoeken; dus veel lofprijs, veel aanbidding, veel bidden, veel zingen.’ (35.40-36.38 min.)
De ‘kritische’ interviewer vergeet de vragen die iedereen zou stellen: Hoe zagen die demonen er dan uit, want hoe kon je ze anders tellen? En als je ze niet kon zien, waar heb je dat tellen dan op gebaseerd?
Boon zegt over het doel van vasten: ‘Dat je gaat doen waarvoor je gemaakt bent, doen wat Jezus deed: wandelen in het bovennatuurlijke…’ (79.45-80.16 min.)
Dit is absoluut niet het doel van vasten! Het doel van vasten is je te concentreren op God. Maar God stelt vasten helemaal niet als een verplichting voor een christen, hoewel de bijbel het wel presenteert als iets dat goed is en ons voordeel zal opleveren (zie hoofdstuk 10.1. Vasten en bidden). Bovendien wordt nergens in de bijbel een leer ondersteund dat vasten een methode zou zijn om demonen uit te drijven (zie verder ‘Mattheüs 17:21’).
Boon doet het op de door GOD TV uitgezonden Mission Possible 2015 conferentie te Amsterdam [7] nog eens dunnetjes over: ‘Achter elke verslaving zit een demon.’ (0.51.44) ‘Vasten geeft inzicht in de geestelijke wereld. (…) Sommige mensen (…) groeien niet verder, omdat ze weigeren te vasten. Maar het is het machtigste middel dat God ons gegeven heeft om een opwekking te bewerken. (…) Wat gebeurt er als je gaat vasten? (…) Je gaat de duivel ontmoeten. (…) Dan moet hij tevoorschijn komen. (…) En jij hebt het nodig om de duivel te ontmoeten, (…) zodat jij gaat ontdekken dat jij autoriteit hebt over hem. Ga het gebruiken! (…) Als Jezus bidden en vasten nodig had, wie ben jij dan dat je zegt dat je het niet nodig bent? Dan hou je jezelf voor de gek. (…) Als je gaat bidden en vasten kom je demonen tegen. (…) Korte metten maken met die gasten; wegwezen!’ (0.52.00-0.56.21) ‘Waar haal ik bovennatuurlijke kracht vandaan? Met bidden en vasten! (…) Wanneer kwamen de wonderen in het leven van Jezus? Na het bidden en vasten, niet ervoor! Wilt u wonderen in uw leven? (…) Je kunt niet meer zeggen dat je het niet weet.’ (1.00.05-1.00.34)
Waar staat in de bijbel dat je door vasten ‘bovennatuurlijke kracht’ zou verkrijgen? Nergens. Het is één en al misvatting, misinterpretatie en inlegkunde wat Boon brengt, naast promotie voor zijn ‘bidden en vasten tiendaagsen’.
Mattheüs 17:21
Naast Mattheüs 4:1-11 (vergelijk Lucas 4:1-13), onderbouwt Boon het demonen bestrijden in/tijdens het vasten met Mattheüs 17:21: ‘Vasten is dé sleutel voor bevrijding. In Mattheüs 17:21 zegt Jezus dat sommige geesten er alleen maar door bidden en vasten uitgaan.’ [8]
Boon heeft weleens gebruikgemaakt van de NBG51. Hierin wordt het vers als volgt weergegeven: ‘[Maar dit geslacht vaart niet uit dan door bidden en vasten.]’ Deze weergave in bloktekens geeft aan dat dit vers later is toegevoegd. In de NBV (de opvolger van de NBG51) en NBV21 is dit vers daarom weggelaten. Het is dan ook merkwaardig dat Boon dit vers gebruikt ter onderbouwing van het (vermeende) demonen bestrijden in/tijdens het vasten.
In de oudere handschriften van Mattheüs ontbreekt dit vers 21. Blijkbaar is in het proces van kopiëren vers 29 uit Marcus 9 toegevoegd aan het verslag.
In de HSV-vertaling van Marcus 9:29 (gebaseerd op de Textus Receptus*) staat: ‘En Hij zei tegen hen: Dit soort kan nergens anders door uitgaan dan door bidden en vasten.’ Maar de woorden ‘en vasten’ ontbreken in de Codex Sinaiticus. De toevoeging is wellicht te verklaren door de heersende nadruk op het vasten in de vroege kerk of een gemaakte fout in het proces van (schrijvend) kopiëren. [9] [10] [11] [12] De NBG51 geeft Marcus 9:29 al als volgt weer: ‘En Hij zeide tot hen: Dit geslacht kan door niets uitvaren, tenzij door gebed.’
Jezus belooft in Mattheüs 17:20 eenvoudig zijn discipelen dat, als ze erop vertrouwen dat Jezus doet wat Hij zegt, ze zullen slagen in de missie die Jezus hen geeft. In dit geval het genezen van iemand met epilepsie – en ze faalden vanwege een gebrek aan geloof (zie Mattheüs 17:19-20, vergelijk Marcus 9:28-29). [13]
* Het Nieuwe Testament is in de Statenvertaling (1637) een vertaling van de Textus Receptus. Deze is grotendeels gebaseerd op (relatief late) Byzantijnse geschriften, maar is ook schatplichtig aan de Latijnse Vulgata. Het was echter de beste nieuwtestamentische tekst die de Statenvertalers in de zeventiende eeuw tot hun beschikking hadden.
De Textus Receptus had tot de achttiende eeuw een vrijwel onbetwiste status. Voor velen was het een schok toen John Mill in 1707 een editie met ongeveer 30.000 plaatsen van variatie in de handschriften publiceerde. Sindsdien is door de herontdekking van oude handschriften, de vondst van papyri en de ontwikkeling van tekstkritiek als wetenschap grote vooruitgang geboekt. De status van de Textus Receptus werd volledig ondermijnd. Inmiddels is in de gangbare wetenschap de Textus Receptus als editie van het Nieuwe Testament al bijna twee eeuwen volkomen achterhaald. Om de Herziene Statenvertaling (2010) acceptabel te laten blijven voor een zo groot mogelijk deel van de achterban, bleef men echter vasthouden aan de Textus Receptus. De HSV is dan ook onderhevig aan kritiek. Voor het Oude Testament maakten de herzieners overigens wel gebruik van de Dode Zee-rollen om onduidelijke passages beter te kunnen vertalen. [14] [15] (Zie voor meer informatie https://www.bijbelgenootschap.nl/welk-nieuwe-testament/ .)
Tv-programma De Monitor
Het journalistiek tv-programma De Monitor (KRO-NCRV) kwam 23 maart 2020 met een vervolgaflevering over duiveluitdrijving bij kinderen in Nederland, met als centrale vraag: ‘Wie beschermt deze kinderen?’. Het programma toont beelden van Boon en benaderde hem voor commentaar, maar hij was hiertoe niet bereid (zie 2.58-3.14 min. en 12.38-14.17 min.). [16] De Tweede Kamer wil nu dat er een onderzoek komt naar het fenomeen duiveluitdrijving bij kinderen. [17]
[Bronnen: http://nl.wikipedia.org/wiki/Herman_Boon_(cabaretier), http://www.hermanboon.nl/, http://www.refoweb.nl/vragenrubriek/24716/herman-boon-ministries/, https://cip.nl/cip+/72619-herman-boon-bidt-zelfs-voor-zijn-kapotte-vaatwasser-gebed-is-ons-sterkste-wapen/, http://robinvanengelenhoven.blogspot.nl/p/verslag-bidden-en-vasten.html, https://eva.eo.nl/artikel/2021/02/tips-van-herman-boon-om-te-bidden-en-te-vasten , http://www.cip.nl/artikel/40066/We-krijgen-spierballen-in-de-Geest, http://www.cip.nl/artikel/35671/We-mogen-leren-om-onszelf-te-verloochenen, http://www.youtube.com/watch?v=W_SXRaTtPyE: Herman Boon geeft les op bijbelschool Foundation 4 Life, [1] http://www.mama-life.nl/topic/lees/25052 (zaterdag), https://www.youtube.com/watch?v=GKJ62j2kfG0 , https://www.youtube.com/watch?v=408jnnEXSIg , [2] http://goedgelovig.wordpress.com/2013/05/26/wie-bidt-en-vast-regeert/, [3] uit zijn preek ‘Licht of duisternis’ (tijd 17.50-18.22), De Schaapspoort, 7 april 2013, [4] Herman Boon: Het geheim van de Heilige Geest (you tube-link, 7.38-8.06 min.), [5] https://www.grootnieuwsradio.nl/k/n663/news/view/45969/41824/herman-boon-over-vasten-en-bidden.html (niet meer actief), [6] http://lazarus.nl/2017/06/jezus-40-dagen-in-woestijn/, [7] http://www.god.tv/mission-possible/video/mission-possible/day-3-morning-session-herman-boon (niet meer actief), [8] https://visie.eo.nl/artikel/2014/02/herman-boon-vasten-is-niet-een-wedstrijdje-niet-eten , [9] http://biblehub.com/commentaries/egt/matthew/17.htm, [10] http://biblehub.com/commentaries/egt/mark/9.htm, [11] https://answers.yahoo.com/question/index?qid=20110705180052AA1KARl, [12] http://hermeneutics.stackexchange.com/questions/13601/omission-of-fasting-in-mark-929, [13] Hank Hanegraaff – Christianity in crisis, pagina 205, [14] http://nl.wikipedia.org/wiki/Herziene_Statenvertaling#Kritiek_van_Bijbelwetenschappers, [15] https://nl.wikipedia.org/wiki/Textus_receptus#Wetenschappelijke_status, [16] De Monitor: ‘Religieuze gemeenschappen in Nederland 2’, KRO-NCRV, 23 maart 2020, [17] https://www.nrc.nl/nieuws/2020/03/22/tweede-kamer-wil-onderzoek-naar-duiveluitdrijving-bij-kinderen-a3994542 , [18] https://www.youtube.com/watch?v=hsLwH8fr0u0 Herman Boon: De kracht van een afspraak, 0.50-0.57 min.]
Martin Koornstra

Martin Koornstra (1967) werd geboren in België in een gezin van zendelingen. Na zijn opleiding als vliegtuigbouwkundig ingenieur ging hij bij een Japans bedrijf aan de slag, maar na twee jaar nam hij ontslag om naar een bijbelschool te gaan.
Koornstra heeft elf jaar in een ‘bediening’ in Vlaanderen gewerkt, waarna hij met zijn vrouw in 2004 naar Drachten (Friesland) is verhuisd. Hier hebben ze vijf jaar leiding gegeven aan het kinder- en jeugdwerk van de Vrije Baptisten Gemeente Bethel. Mei 2009 zijn ze in Drachten bijbelschool Royal Mission gestart (‘royal’ betekent ‘koninklijk’). Sinds medio 2012 wonen ze in Veenendaal (Utrecht) waar een tweede locatie van Royal Mission is gevestigd. Koornstra organiseert genezings- en bevrijdingsdiensten in heel Nederland, en werkt mee aan WAKE UP! Veenendaal; een stichting met als doel het koninkrijk van God zichtbaar te maken in deze plaats. Hij is soms betrokken bij het werk van Vrij Zijn, geeft coaching aan Transformed (een evangelische jongerenbeweging in Twente) en ondersteunt GMF.
Royal Mission is ‘gegrepen’ door de opdracht die Jezus aan zijn discipelen geeft in Matteüs 10:7-8: ‘Ga op weg en verkondig: “Het koninkrijk van de hemel is nabij.” Genees zieken, wek doden op, maak mensen die aan huidvraat lijden rein en drijf demonen uit. Om niet hebben jullie ontvangen, om niet moeten jullie geven!’ (NBV)
De visie van Royal Mission is dat men droomt van een reformatie (grote verandering tot herstel) in de kerk, zodat de ‘koninklijke kerk’ ontstaat. Men gelooft dat discipelschap hierbij een belangrijke sleutel is. De doelgroep is personen van zestien tot en met 25 jaar.
Elke meivakantie en gedurende de zomer (zeven weken) verzorgt Royal Mission het tienerprogramma Royal Adventure en het kinderprogramma MEGAKIDS (Met Elkaar God Aanbidden) op het evangelische conferentie- en vakantiecentrum De Betteld in Zelhem (Gelderland). In 2014 is men ook gestart met (Royal Adventure) weekenden (RAW) in dit kader.
Koornstra beweerde dat hij 10 februari 2018 getuige was geweest van een wonderbaarlijke genezing tijdens een door hem geleide dienst in VEG De Morgenster op Urk. Twee weken later bleek dat de genezing zich niet had doorgezet. [1]
Koornstra werd in 2019 in het tv-programma ‘Andries’ (EO, 14 oktober) geïnterviewd door Andries Knevel. [2]
[Bronnen: http://www.heartbeatweekend.nl/sprekers/martin-koornstra, https://www.royalmission.nl/royal-mission/, https://nl.wikipedia.org/wiki/Transformed , https://www.transformed.nl/ , https://sites.google.com/site/shelterveenendaal/nieuws, [1] https://cip.nl/67045-martin-koornstra-baalt-na-halve-genezing-op-urk-ik-bied-mijn-excuses-aan, [2] https://www.npostart.nl/andries/14-10-2019/VPWON_1303436 ]
Jaap Dieleman

Evangelist Jaap Dieleman is sinds 1985 voltijds aan het werk voor zijn stichting De Heilsbode, die zich bezighoudt met zending en evangelisatie. Zijn stichting Abba Child Care International richt zich op het helpen van weeskinderen. Aanvankelijk was Dieleman kunstschilder van beroep, maar na een verleden van drugsgebruik kwam hij in 1977 tot geloof. Dieleman ondersteunt GMF. Hij profeteerde in 1996 dat het vanaf Hemelvaartsdag die zomer niet meer zou regenen. Een profetie die niet uitkwam.
Dieleman riep in 2021 mensen op zich niet te laten inenten tegen corona. Het vaccin zou een opmaat naar ‘het teken van het beest’ zijn, dat op de Antichrist zou duiden (naar het bijbelboek Openbaring). Corona zou een ‘plandemie’ zijn, een ‘duivels plan van de Deep State’: de elite die een nieuwe wereldorde wil scheppen. Het vaccin zou weefsel van geaborteerde kinderen, criminelen en ‘geestelijk gehandicapten’ bevatten. En nanodeeltjes, waardoor de geïnjecteerde te volgen zou zijn. Zijn complottheorie viel te lezen in Eyeopener, een zelfgeschreven blad dat hij in Nederland liet verspreiden. Hij beweerde dat deze operatie hem zeshonderdduizend euro heeft gekost; geld opgebracht door donaties en sponsoren. [1]
[Bronnen: https://www.heilbode.nl/go/de-heilbode/wie-is-jaap-dieleman/, https://staatgeschreven.nl/2011/06/08/jaap-dieleman-na-jan-zijlstra-bert-de-haan-herman-boon-in-de-schuilplaats-ede/, https://staatgeschreven.nl//wp-content/uploads/2011/06/Valse-profeten.pdf pagina 6, Goedgelovig.nl ‘Hoe meer kritiek, hoe meer zalving!’ http://archive.is/hnmX#selection-921.0-921.35, http://www.abbachildcare.org/, [1] https://www.destentor.nl/zeewolde/hoe-evangelist-uit-zeewolde-miljoenen-nederlanders-waarschuwt-voor-coronavaccin-het-is-een-complot-uit-de-hel~ae7cde42/ , https://cip.nl/84078-eindtijdprofeet-jaap-dieleman-waarschuwt-miljoenen-nederlanders-in-magazine-voor-hel-en-verdoemenis , https://nos.nl/artikel/2370078-voorganger-antivaxer-verspreidt-miljoenen-folders-tegen-inenten , https://cip.nl/84219-jaap-dieleman-ervaart-kritiek-op-magazine-als-christenvervolging-ik-word-gekruisigd-in-de-media ]
David de Vos

David de Vos is getrouwd met Joyce en schoonzoon van Jaap Dieleman. Zijn ouders, lid van een pinkstergemeente, waren betrokken bij het zendingswerk. Toen hij elf jaar was ervoer hij op een zendingsreis in Hongarije een ‘roeping voor het missionaire werk’. Toen besloot hij: ‘mijn leven komt in het teken te staan van de verkondiging van het evangelie’. [1]
De Vos richtte in 2004 de stichting Go and Tell op, die sinds november 2011 werkt vanuit Zeewolde (Zuid-Flevoland). Go and Tell organiseert in Nederland en daarbuiten spreekbeurten, conferenties, trainingen in evangelisatie en (evangelie)campagnes. De Vos ondersteunt GMF.
[Bronnen: http://www.heartbeatweekend.nl/sprekers/david-de-vos, http://www.frieschdagblad.nl/index.asp?artID=37206, http://www.goandtell.nl/index.php, http://goedgelovig.wordpress.com/2009/03/03/de-nederlandse-reinhard-bonnke/, http://goedgelovig.wordpress.com/2012/08/25/hoe-wonderen-mensenmassas-trekken/, http://goedgelovig.wordpress.com/2012/04/13/g500-wil-grote-veranderingen-in-de-kerk/ , [1] https://visie.eo.nl/artikel/2016/11/jezus-in-mij-is-niet-burn-out ]
David Sörensen

David Sörensen (1972) is geboren in Diksmuide (Vlaanderen, België), woonde geruime tijd in Nederland en woont tegenwoordig in Poncha Springs (Colorado, VS). ‘Apostel’ Sörensen onderhoudt de websites ‘Ontdek God’ en ‘God is real’.
Sörensen ging in 2000 voor vijf maanden naar een School van Bediening in Engeland. De vijfde maand verbleef hij in Mozambique (Zuidoost-Afrika) bij de Amerikaanse Heidi en Rolland Baker (Iris Global), welke banden hebben met Catch The Fire Toronto en lid zijn van de profetische beweging.
Sörensen onderwijst de Toronto Blessing en verdedigt Word of Faith-gebedsgenezer Benny Hinn. [1] [2] Hij verstuurt ‘Lifeletters’ naar mensen die zich hier voor opgeven. Hierin staat een kort stukje onderwijs, maar worden ook ‘profetische boodschappen en dromen’ van hem besproken. Sörensen schrijft veel en lange teksten op zijn sites.
Hij en zijn vrouw functioneren volgens henzelf samen in een apostolische-profetische bediening: ‘Profeet zijn betekent dat je Gods hart vertolkt naar mensen toe, op alle mogelijke manieren. Een apostel is iemand die doorbraak brengt en nieuwe gebieden inneemt.’ [3] Dit zijn echter niet de definities van een profeet en apostel (zie hoofdstuk 10.1. Nieuwe apostelen…?).
Veel teksten van Sörensen gaan over het geven van gulle giften… aan Sörensen. Goedgelovig.nl beschreef dit gedrag, en het onderricht van Sörensen in het algemeen, zeer kritisch. [4] Sörensen ageerde tegen Goedgelovig.nl en noemde dit een ‘haat-site’: ‘De mensen achter Goedgelovig zetten zich al vele jaren met hart en ziel in om vele oprechte dienaars van God in Nederland door het slijk te halen en ze allerlei kwaad in de schoenen te schuiven. Ze beweren dat het humoristisch bedoeld is, als een soort christelijke satire, maar de waarheid is dat christenen alleen maar haatdragender worden na het lezen van de artikels op Goedgelovig. Het is een bron van bitter gif die vele harten vergiftigt…’ [5]
Goedgelovig.nl reageerde hierop met: ‘Als Sörensen meent dat Goedgelovig leugens over hem verkondigt zonder dat we daar bewijs voor hebben, dan dient hij met concrete voorbeelden te komen waaruit dat blijkt. Alles wat Goedgelovig publiceert wordt feitelijk gecheckt en onderbouwd. Het meeste wat we over Sörensen hebben gepubliceerd komt zelfs letterlijk uit zijn eigen nieuwsbrieven. (…) Sörensen liegt dus over Goedgelovig zonder dat hij daar bewijs voor heeft. Dat is laster. Daarom noemen we hem eens zonder satirische kwinkslag wat hij feitelijk is: een lasteraar die anderen ten onrechte beschuldigd van laster.’ [6]
Sörensen lanceerde februari 2017 een video van bijna drie kwartier, waarin hij beweert dat ‘veel erkende christelijke profeten wereldwijd’ Donald Trump voorspeld zouden hebben als de man die God zou gebruiken voor zijn plan om ‘Amerika terug op de rails te brengen’. De kritische goddeloze media krijgen er dan ook van langs: ‘Wat drijft de media – die nochtans bekend staat om haar (media is meervoud Sörensen) perversie en oneerlijkheid – om deze man kost wat kost in de verdomhoek te zetten?’ Sörensen meent dat er een geestelijke, duistere, demonische macht schuilgaat achter deze media die volgens hem slechts één doel hebben: ‘jou wegduwen van God en perversie in de wereld vrij spel te geven’. [7] In de video neemt Sörensen en passant ook nog even transseksuelen liefdeloos op de hak, waarvan hij zegt dat dit een identiteitscrisis is ‘geïnspireerd door de duisternis’. (24.29-24.57 min.) Hillary Clinton is volgens hem een heks (23.40-23.56 min.) en ‘over de hele wereld staan nu heksen samen op om eenmaal per maand, midden in de nacht bij volle maan, vloeken over Trump uit te spreken’. (30.17-30.24 min.) Ook heeft Sörensen ‘enorm veel berichten die passeren’ dat oud-president Barack Obama IS ondersteunde. (37.54-38.04 min.)
[Bronnen: [1] https://www.ontdekgod.nl/benny-hinn/, [2] https://goedgelovig.wordpress.com/2014/01/27/benny-hinn-de-grote-godsman/, https://goedgelovig.wordpress.com/2015/11/25/zeurensen-goes-america/, [3] http://www.soundofheaven.info/david-sorensen/ (niet meer actief), [4] https://goedgelovig.wordpress.com/category/zeurensen/, http://ontdekgod.nl/david-sorensen/, [5] https://www.ontdekgod.nl/leugens-david-sorensen/, [6] http://goedgelovig.wordpress.com/2013/05/25/david-sorensen-is-een-lasteraar/, [7] https://www.ontdekgod.nl/duisternis-donald-trump/, https://www.youtube.com/watch?v=ikCFIS3asDA ‘Waarom haat de duisternis Donald Trump?’]
Bert de Haan

Bert de Haan was sinds de oprichting in 1980 lid van Nehemia Ministries te Zwijndrecht (Zuid-Holland), waar hij in het begin leiding gaf aan het jeugdwerk en vele jaren als oudste (ouderling) functioneerde. In de zomer van 1996 is hij fulltime voorganger van de gemeente geworden. Nehemia is opgebouwd in een kring- of celstructuur. De eindverantwoording en geestelijke leiding liggen bij de voorganger en oudsten. De ministrie gaat onder andere uit van prediking van het evangelie van Jezus Christus met impact naar de steden, het land en de naties, krachtige beweging van de heilige Geest, wonderen en tekenen, genezing, bevrijding, goddelijke voorzienigheid, en eenheid door netwerking met andere geestelijke leiders.
De Haan heeft in 2012 kritiek te verwerken gekregen een autoritair leidinggevend figuur te zijn binnen Nehemia. Hij hield tijdens een preek de gemeente voor dat hij, op basis van een profetische droom, door God zelf is aangesteld: ‘Als u een probleem heeft met mij, heeft u eigenlijk een probleem met God!’ [1] [2] [3]
Begin februari 2016 is De Haan uit zijn ambt van voorganger van Nehemia Ministries gezet. De gehuwde De Haan bleek gedurende drie jaar een relatie te hebben gehad met de vrouw van een van de oudsten uit de gemeente. Hierna is zijn vrouw van hem gescheiden. [4] [5] [6] [7]
De Haan richtte in februari 2017, samen met twee anderen, Bread for the hungry Ministries op (bijbelschool en zendingswerk in Kenia, Oost-Afrika) en in het voorjaar van 2019 besloot hij Daily Bread Ministries op te zetten. In Dordrecht is De Haan op 31 mei 2020 (Pinksteren) de gemeente House of Light begonnen. Met zijn nieuwe echtgenote Nancy vormt hij hier het voorgangersechtpaar.
[Bronnen: http://www.nehemia.nl/, [1] http://www.staatgeschreven.nl/2012/07/03/maasbach-praktijken-bij-nehemia-ministries-van-bert-de-haan/, [2] http://goedgelovig.wordpress.com/2012/06/29/haantjesgedrag-in-zwijndrecht/, [3] http://refoweb.nl/dwars/1039/bubbelgeloof-op-de-betteld/, [4] https://staatgeschreven.nl/2016/01/12/voorganger-vreemdgegaan/, [5] http://www.zwijndrecht.net/nieuws/2016-02-06-7392-voorganger-evangelische-gemeente-nehemia-bert-de-haan-uit-functie-gezet.html, [6] persbericht Nehemia, [7] https://cip.nl/cip+/70113-bert-de-haan-affaire/GxoEAgAAByl2PBwRRRtNcRUUGQ, https://www.dailybreadministries.nl/over/, http://www.breadforthehungry.nl/ , https://www.houseoflightministries.nl/ ]
David Maasbach
David Maasbach (1959) is pastor van het Capitol Evangelie Centrum in Den Haag, ook wel The Blessing genoemd. Hij is de oudste zoon en opvolger van Johan Maasbach (1918-1997). Maasbachs gemeente bezit vestigingen in Nederland, Zwitserland en Brazilië. In Nederland zijn er locaties in Amsterdam, Breda, Den Haag, Dordrecht, Gouda, Utrecht, Vlaardingen en Zwolle.
Maasbach is directeur van de Stichting Johan Maasbach Wereldzending (JMWZ). Deze organiseert bijbelscholen in onder andere Nederland, België, Brazilië, Colombia, Congo, Cuba, India en Zwitserland.
Maasbachs eigen tv-programma werd sinds maart 2008 elke zondagochtend uitgezonden door de commerciële tv-zender SBS6. Deze is hier begin juni 2017 mee gestopt. Family7 heeft de uitzendingen overgenomen.
Maasbach liet al in 2003 weten plannen te hebben voor ‘Miracle City’ (‘Stad van Wonderen’). Deze zou moeten bestaan uit een grote congreszaal, studio’s, een megaboekwinkel met christelijke literatuur, en een gebedstoren waar mensen 24 uur per dag terecht kunnen voor bezinning. De plannen zijn nog niet gerealiseerd.
Maasbach wordt vaak verweten meer op geld uit te zijn dan het evangelie te verkondigen. [1] [2] [3] [4] [5]
Ontwikkelingen binnen JMWZ worden door critici vergeleken met die van het beginstadium van een sekte: het absolute religieuze gezag van Maasbach als leider, het excommuniceren van mensen die vragen stellen, en contact met familie verbieden. (Lees [7] maar eens! Zie ook [9].) Ook ‘Miracle City’ wordt in dit kader bezien: een onderkomen voor de sekte, om deze nog verder te isoleren van de buitenwereld, en het gezag van de leider dag en nacht te laten gelden. [6] [8] [9]
Bezorgde ex-leden en ex-volgelingen van de Maasbachsekte hebben de blogpagina ‘Maasklacht’ opgestart met achtergrond- en ervaringsverhalen, en andere media-uitingen met betrekking tot de sekte van David Maasbach, om zo volgelingen en geïnteresseerden te waarschuwen voor en bekend te maken met de praktijken en het ware gezicht van de organisatie. [8]
[Bronnen: http://nl.wikipedia.org/wiki/David_Maasbach, http://www.maasbach.nl/, http://www.sbs6.nl/programmas/david-maasbach/, http://www.maasbach.nl/diversen/nieuw-5-dagen-per-week-david-maasbach-op-family-7/, http://goedgelovig.wordpress.com/2012/04/29/david-maasbach-trekt-8-000-kijkers/, [1] https://staatgeschreven.nl/2013/01/10/geldwolfje-maasbach-draait-doorrrrr/, [2] https://staatgeschreven.nl/2013/01/02/david-maasbach-in-zware-geldnood-the-blessing-pact/, [3] http://goedgelovig.wordpress.com/2011/12/14/hoofdbeveiliger-maasbach-doet-boekje-open/#more-28161, [4] http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/archief/article/detail/2611353/1995/04/18/Maasbach-collecteert-met-emmers.dhtml, [5] http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/archief/article/detail/2716165/1995/07/26/Justitieel-onderzoek-tegen-Wereldzending-Johan-Maasbach-na-klachten-ex-leden.dhtml, [6] https://staatgeschreven.nl/2014/08/13/megalomaan-david-maasbach-wil-eigen-stad-bouwen/, [7] http://www.refoweb.nl/vragenrubriek/22265/sekte-van-maasbach/, http://maasbachsekte.wordpress.com/2014/11/07/van-een-gewone-pinkstergemeente-naar-een-sekte-een-analyse/, https://maasbachsekte.wordpress.com/2014/12/02/weer-2-families-verscheurd-door-david-maasbach/, https://staatgeschreven.nl/2014/05/08/shownieuws-wat-er-aan-de-hand-met-regina-maasbach/, https://staatgeschreven.nl/2013/10/31/grote-opruiming-maasbach-gaat-weer-vazal-kerk-uit-gewerkt/, https://staatgeschreven.nl/2011/12/17/affaire-david-maasbach-verrassend-welnee/, https://staatgeschreven.nl/2014/05/20/als-het-zoete-bitter-wordt-de-kwestie-maasbach/, https://staatgeschreven.nl/?s=maasbach,
[8] https://maasklacht.wordpress.com/, [9] https://decorrespondent.nl/4837/Om-bij-de-Happy-Family-van-deze-tv-dominee-te-horen-moesten-leden-met-hun-eigen-familie-breken/273172985085-1a33b7d8, http://www.ad.nl/den-haag/de-onverbiddelijke-leer-van-tv-dominee-david-maasbach~a634d31e/, https://medium.com/@erikdrenth/david-maasbach-waarom-het-soms-de-taak-van-theologen-is-om-af-te-breken-308a900a3c72#.sjtknlyb5]
Edgar Holder

Edgar Holder (1951) is een neo-charismatische prediker van Surinaamse afkomst en noemt zich apostel. Op negentienjarige leeftijd kwam hij naar Nederland. Holder is voorganger en oudste geweest bij (Stichting) Johan Maasbach (Wereldzending), maar na een conflict met deze begon hij in 1992 de Stichting Levende Steen Gemeente. De gemeente (met circa 3300 leden, 2016) bevindt zich sinds april 2013 in ‘de Dome’ in Spijkenisse (Zuid-Holland). Dit gebouw van samenkomst (kosten elf miljoen euro) werd mede gefinancierd met geld van gemeenteleden. Ieder gemeentelid betaalt de ‘tienden’ (een joodse regel onder de Wet van Mozes): een tiende deel van je maandsalaris komt ten goede aan de gemeente.
Levende Steen Ministeries (de nieuwe naam vanaf april 2013) ondersteunt zendingsprojecten in onder andere Indonesië, Tanzania, Suriname en Zuid-Afrika.
Holder stelt: ‘In Gods Woord staat helder en duidelijk welke beloften God voor ons heeft en tot onze beschikking zijn: redding, voorspoed, gezondheid, blijdschap, vrede, rust, overwinning, etc…’ [1] Elke eerste vrijdag van de maand is er een Supernatural Healing Meeting, een dienst in het kader van wonderen en genezingen. Holder meent dat niet alleen ziekten veranderen op krachtige wijze, maar ook emotionele pijnen en omstandigheden – waar eerst geen uitzicht was op verbetering. [2] Elke zaterdagochtend is een registratie van een kerkdienst te zien op de Nederlandse tv-zender SBS6. Ook op GOD TV verzorgt Levende Steen Ministeries uitzendingen.
[Bronnen: [1] http://www.levendesteenministries.nl/, https://nl.wikipedia.org/wiki/Edgar_Holder, [2] http://www.levendesteenministries.nl/ministry/supernatural-healing-meeting/, http://www.sbs6.nl/programmas/levende-steen-ministries/, https://nl.wikipedia.org/wiki/Kerkgebouw_De_Levende_Steen, http://www.cip.nl/nieuws/april-2013/34717-Zonder-geven-gaat-alles-kapot, http://www.levendesteenministries.nl/media/uitzending-gemist/, http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/article/detail/3569402/2013/12/30/Levende-Steen-Ministries.dhtml, http://www.volkskrant.nl/archief/de-aandeelhouders-van-god~a3425794/]
Arno van der Knaap
Arno van der Knaap nam 28 maart 2010 het voorgangersambt van De Levensstroom Gemeente te Leiderdorp (Zuid-Holland) over van evangelist en gebedsgenezer Jan Zijlstra (1938-2021). Hij was vanaf 2001 al fulltime werkzaam in deze gemeente. Van der Knaap vertrok in juli 2011 echter samen met de gehele leiding en een groot deel van de gemeenteleden, en startte de GODcentre-gemeente (‘Gods Original Design’) (voorheen in Leiden, sinds oktober 2019 in Voorschoten, Zuid-Holland). Hierna werden Rolph en Hyona Hendriks door Zijlstra aangesteld als voorgangersechtpaar van De Levensstroom, een gemeente die hij in 1992 was begonnen na een conflict met zijn mentor Johan Maasbach. Het conflict tussen Van der Knaap en Zijlstra werd najaar 2020 bijgelegd.
Van der Knaaps verlangen is dat ieder mens mag ontdekken dat hij of zij ‘Gods original design’ is. In Gouda (september 2018) en Utrecht (januari 2021) zijn twee nieuwe gemeenten gesticht. Tijdens de ‘Glory Nights’ is er gebed voor genezing, bevrijding of andere persoonlijke noden. ‘Ben je ziek, heb je psychische problemen of heb je een andere nood? Kom dan naar deze avonden voor genezing en herstel.’ [1]
Van der Knaap werd in 2019 in het tv-programma ‘Andries’ (EO, 28 oktober) geïnterviewd door Andries Knevel. [2]
[Bronnen: https://nl.wikipedia.org/wiki/Jan_Zijlstra , https://godcentre.nl/go/over-ons/onze-pastors/?gclid=EAIaIQobChMIq-q48tT28gIVC7h3Ch3g-QlrEAAYASAAEgKPPPD_BwE , https://godcentre.nl/go/over-ons/onze-visie/ , https://www.revive.nl/jan-zijlstra-en-arno-van-der-knaap-leggen-jarenlang-conflict-bij-een-grote-vreugde-dat-het-is-hersteld/ , https://sleutelstad.nl/2019/09/20/pastor-godcentre-voorschoten-hoeft-niet-bang-te-zijn-voor-overlast/ , https://hourofpower.nl/arno-van-der-knaap-god-zei-arno-volg-mij/ , [1] https://godcentre.nl/go/outreach/ , [2] https://www.npostart.nl/andries/28-10-2019/VPWON_1303438 ]
Rolph en Hyona Hendriks
Rolph en Hyona Hendriks werden juli 2011 door evangelist en gebedsgenezer Jan Zijlstra (1938-2021) aangesteld als voorgangersechtpaar van De Levensstroom Gemeente te Leiderdorp (Zuid-Holland), een gemeente die hij in 1992 was begonnen na een conflict met zijn mentor Johan Maasbach. Het kwam echter tot een verwijdering, waarvan de aanleiding onder andere lag in de penibele financiële situatie van De Levensstroom. Het conflict liep zo hoog op dat het echtpaar Hendriks en twee andere bestuursleden het vertrek van Zijlstra eisten. Zijlstra stapte naar de rechter, maar deze stelde hem op 24 april 2013 in ongelijk en betichtte hem van slecht en wanordelijk bestuurderschap. Zijlstra verliet De Levensstroom en ging verder in de nieuwe stichting Wings of Healing (Warmond, Zuid-Holland). Het echtpaar Hendriks ging door met de gemeente die nu omgedoopt is tot Power City. Het is, naar eigen zeggen, een ‘apostolisch centrum’. ‘Apostel’ Rolph gelooft in ‘de kracht van God voor genezing, bevrijding en verandering’. [1]
[Bronnen: https://nl.wikipedia.org/wiki/Jan_Zijlstra , https://www.himglobal.org/about-us , http://www.nd.nl/artikelen/2013/mei/11/breuk-zijlstra-en-levensstroom-definitief , [1] http://www.kerkin.nl/leiderdorp/power-city-church ]
Marcel Gaasenbeek

Marcel Gaasenbeek (1971) begon in november 1999 in zijn woonplaats Hellevoetsluis (op Voorne-Putten, Zuid-Holland) de jeugdkerk Enter the Fish. Vanaf 2001 was hij voorzitter van de stichting Jeugdkerken, de ondersteunende organisatie voor beginnende jeugdkerken. Deze stichting (en ook Enter the Fish) is opgeheven in 2007, omdat er nauwelijks nieuwe jeugdkerken bij kwamen.
Gaasenbeek werd in mei 2006 in Hellevoetsluis voorganger van de gemeente Jong en Vrij. Deze was eind jaren (19)70 voortgekomen uit de gelijknamige bijbelschool (1976-1993) gestart door Nico Biljouw (1940-1993). Jong en Vrij was tevens de naam van het evangelisatieblad voor jongeren. Gaasenbeek zette zich vanaf september 2007 fulltime voor de gemeente in, die zich onder zijn leiding uitbreidde: Amersfoort (2007), Sliedrecht (2008), Almelo (2010), Groningen en Amsterdam (2013).
Gaasenbeek droeg in december 2018 het leiderschap van Jong en Vrij over aan Joshua en Tara McCauley, die leiding geven aan Redemption Church in Johannesburg (Zuid-Afrika). Eind 2019 werd besloten om daadwerkelijk samen te gaan, onder de naam Redemption Church. Gaasenbeek blijft actief hiermee verbonden, maar geeft nu leiding aan Grace Alliance; een internationaal netwerk van gemeenten.
Jong en Vrij (nu Redemption Church) kenmerkt zich door een afwijkende leer over de genade van God: Jezus Christus is gestorven voor de zonden van mensen. Niet alleen de zonde die tot die tijd heeft plaatsgevonden, maar ook alle zonde die vanaf dat moment plaatsvindt is vergeven. Wanneer iemand dat accepteert kan hij zijn redding dus niet meer verliezen. Hieruit vloeit voort dat het voor een christen dus ook niet meer nodig is om vergeving van zonden te vragen. Ook het verkondigen van de geboden is hierdoor niet meer nodig.
Verder word gesteld dat een christen welvaart, gezondheid en voorspoed mag verwachten van God. De genadeleer en welvaartstheologie zijn geïnspireerd op de opvattingen van Word of Faith-predikant Joseph Prince, waar Jong en Vrij zich mee verbonden voelt. ‘In april 2005 raakten we als kerk verbonden met pastor Joseph Prince en New Creation Church uit Singapore. Hij was toen vier dagen bij ons te gast en liet ons de rijkdom van het evangelie van genade ontdekken.’
Als directeur van Europe Discipling, een organisatie die discipelschap onder jonge christenen wil ondersteunen, organiseerde Gaasenbeek in april 2005 een conferentie in Dalfsen (Overijssel) waar Prince lezingen hield. Dit was voor Stichting Opwekking reden om in 2007 met Gaasenbeek te breken. Vanaf 2002 had Gaasenbeek het jeugdprogramma van de Opwekkingsconferentie geleid. ‘Het lijden speelt nu eenmaal in het leven van elke christen een rol, het is er inherent aan. Beweren dat er geen lijden is, is niet vol te houden. Dat “hele welvaartsdenken” houdt geen stand’, was de mening van directeur Joop Gankema. [1]
Gaasenbeek reageerde op kritiek op Prince door te stellen dat het erg jammer is dat deze afgeschilderd wordt als een man die alleen maar met welvaart bezig is en lijden ontkent. ‘Dat is precies waarom ik niet geïnteresseerd ben in discussies binnen “het christelijke wereldje”’, aldus Gaasenbeek. [2]
[Bronnen: http://nl.wikipedia.org/wiki/Marcel_Gaasenbeek, https://nl.wikipedia.org/wiki/Jong_en_Vrij_(kerk), http://www.vergadering.nu/leesmap20070428-josephprince.htm, http://www.cvkoers.nl/home/magazine/themas/11-kerk-a-missie/4622-het-land-van-jong-en-vrij, https://staatgeschreven.nl/2015/01/30/joseph-prince-evangelie-van-geld-en-genade-op-rtl5/, https://staatgeschreven.nl/?s=gaasenbeek, http://www.jongenvrij.nl/joseph-prince-kerk/, [1] https://www.trouw.nl/home/-welvaartsprediker-prince-geliefd-en-omstreden-komt-naar-nederland~a7a2c157/, https://www.redemptionchurch.nl/ons-verhaal, https://gracealliance.eu/about/ , [2] https://nl.wikipedia.org/wiki/Marcel_Gaasenbeek ]
Peter en Ilona Paauwe
Christengemeente DoorBrekers is in 2005 opgericht door Peter en Ilona Paauwe, en is actief in Amersfoort, Amsterdam, Barneveld, Drechtsteden, Goes en Zwolle. DoorBrekers startte in Barneveld in een schoolgebouw en groeide van een club met veertig leden uit tot een omvangrijke neo-charismatische gemeente met samenkomsten in de Midden Nederland Hallen. In de diensten wordt het welvaartsevangelie van de Word of Faith gepredikt. Daarnaast verkondigt DoorBrekers een genadeleer met raakvlakken met die van Word of Faith-predikant Joseph Prince: als gelovige ben je continue vergeven.
Het echtpaar Paauwe, beiden afkomstig uit reformatorische gezinnen in het Zeeuwse Krabbendijke, ontleent de naam DoorBrekers aan Micha 2:12-13: ‘Ik zal hen bijeenbrengen als schapen in een kooi, als een kudde in het midden van de weide. Het zal er gonzen van de mensen. De doorbreker trekt vóór hen op; zij breken door en trekken door de poort en gaan daardoor uit; en hun koning trekt vóór hen uit, en de Here aan hun spits.’ (NBG51)
Senior pastor Peter Paauwe werkte voorheen in het management van softwarebedrijf Baan in Barneveld en het echtpaar bezocht de Gereformeerde Gemeente in Kootwijkerbroek. De twee braken echter met de reformatorische cultuur en sloten zich aan bij evangeliegemeente Het Kruispunt (nu christengemeente Life) in Voorthuizen. Na zes jaar besloot het tweetal in 2005 voor zichzelf te beginnen. Paauwe nam na veertien jaar ontslag bij Baan en legde contact met succesvolle evangelische kerken in Indonesië, Australië en Engeland. Van de leiders daar leerde hij hoe je een professionele evangelische beweging opzet.
Paauwe meent dat een gemeente zich moet aansluiten bij de cultuur van deze tijd, zonder af te doen aan de boodschap. Voor zijn gemeenteleden is hij dan ook ‘gewoon Peter’ [1] en hij verpakt, volgens hem, een ‘orthodoxe leer in een eigentijds jasje’ [2]. DoorBrekers produceert sinds 2017 eigen worshipsongs. Het geloof is volgens Paauwe onwaarschijnlijk simpel: ‘Zolang je je maar aan Gods principes houdt, gaat alles fantastisch.’ [3]
[Bronnen: https://nl.wikipedia.org/wiki/DoorBrekers , https://doorbrekers.nl/ , https://doorbrekers.nl/visie , https://doorbrekers.nl/worship , https://doorbrekers.nl/leiderschap , https://www.trouw.nl/religie-filosofie/een-doorbraak-voor-de-evangelische-doorbrekers-ze-breiden-uit-naar-amsterdam~b4611ab1/ , [1] https://cip.nl/cip+/64789-peter-paauwe-over-kerkgroei-en-doorbrekers-les-1/FRtRCQtZAHp1Ox1KFRwfcRUUGQ , [2] https://visie.eo.nl/artikel/2017/05/de-groeispurt-van-pinksterkerken , [3] https://www.trouw.nl/nieuws/geroepen-door-god-in-barneveld~b9b9e8cd/ , https://www.barneveldsekrant.nl/premium/lokaal/mensen/259629/ilona-paauwe-hij-onze-doorbreker-en-wij-volgen-hem-626314 , https://www.gld.nl/nieuws/2096057/vrees-voor-kerkfunctie-midden-nederland-hallen-barneveld , https://ernstleeftink.wordpress.com/2017/09/20/ik-ben-geen-zondaar-de-theologie-van-de-doorbrekers/ ]
Tom de Wal
Tom de Wal is een Nederlandse Word of Faith-prediker en startte in 2016 Frontrunners Ministries, tegenwoordig gevestigd te Werkendam (Noord-Brabant). De naam ‘Frontrunners’ is afgeleid van 1 Korintiërs 9:24: ‘Do you not know that in a race all the runners run, but only one gets the prize? Run in such a way as to get the prize.’ (New International Version) (NBV21: ‘U weet toch dat van de atleten die in het stadion een wedloop houden er maar één de prijs kan winnen? Ren als de atleet die wint.’) De favoriete bijbeltekst van De Wal is echter Marcus 9:23: ‘Alles is mogelijk voor wie gelooft.’
Volgens de website van Frontrunners heeft De Wal een bachelor behaald in Integral Safety & Security Management. Na de start van Frontrunners zou hij nog twee jaar Bijbelse Theologie hebben gestudeerd. Waar wordt niet vermeld. [1] De Wal is docent bij bijbelschool Kingdom Life College te Rotterdam.
De Wal kwam tot geloof tijdens een Alpha-cursus voor jongeren (Youth Alpha), gerelateerd aan de NAR. [2] Tijdens het Youth Alpha-weekend ter afsluiting van de cursus, kreeg hij volgens eigen zeggen een ontmoeting met Jezus: ‘Ik deed mijn ogen dicht en zag Jezus voor me, die zei: “Tom, als je Mij al je problemen geeft dan los Ik ze voor je op.”’ [3]
De Wal vindt dat Gods Woord voor iedereen toegankelijk moet zijn. Daarom is al zijn onderwijs gratis, inclusief zijn boeken. ‘Tom functioneert sterk in de leraar en profetische bediening, waardoor hij altijd een sterk onderbouwd woord brengt wat bevestigd wordt met wonderen en tekenen. Tijdens de samenkomsten van Frontrunners ontvangen veel mensen daardoor genezing, bevrijding en doorbraak.’ [4] De Wal spreekt in bijbelscholen en tijdens samenkomsten, campagnes en conferenties; zowel in binnen- als buitenland. De focus van Frontrunners ligt echter op Nederland.
Aan de bijbelschool van Frontrunners verlenen onder andere Daniël Renger, Gerard de Groot en Jaap Dieleman medewerking. [5]
Het was nota bene Willem Ouweneel die oktober 2022 een kritisch artikel schreef met betrekking tot de ideeën van De Wal. ‘Het “welvaartsevangelie” (prosperity gospel), zoals dat onder andere door Tom de Wal verdedigd wordt, is een van de gevaarlijkste misleidingen die ooit uit het extreem-charismatische denken zijn voortgekomen. (…) Hier in het kort mijn ernstigste bezwaren tegen het welvaartsevangelie (waarmee mijns inziens ook de ideeën van De Wal stuk voor stuk weerlegd worden).’ In zijn schrijven behandelt Ouweneel diverse teksten uit de bijbel. [6]
[Bronnen: https://frontrunnersministries.nl/ , https://tomdewal.nl/ , [1] https://frontrunnersministries.nl/over-ons/over-frontrunners/ bekering en aanloop, [2] https://narconnections.com/tom-de-wal-3/ , [3] https://www.revive.nl/tom-de-wal-toen-jezus-aan-mij-verscheen-ontdekte-ik-dat-hij-allerminst-saai-is/ , [4] https://frontrunnersministries.nl/over-ons/over-frontrunners/ boodschap en bediening, https://www.hetkontakt.nl/regio/heusdenenaltena/158687/frontrunners-wil-eigentijds-evangelie-brengen- , https://www.omroepbrabant.nl/nieuws/2832200/frontrunners-bouwt-vanuit-werkendam-aan-religieus-online-imperium , https://bijbelschool.tv/ , [5] https://bijbelschool.tv/info/docenten/ , https://nl-nl.facebook.com/frontrunnersministries/videos/waarom-reageer-ik-niet-op-kritiek-%EF%B8%8F/1705742892945057/ , https://cvandaag.nl/85735-welvaartspredikers-zoeken-naar-de-formule-om-je-succes-en-genezing-te-garanderen?viacip=true , https://cvandaag.nl/premium/93110-frontrunners-ministries-promoot-welvaartsevangelie-met-gelikte-marketingcampagne , [6] https://cvandaag.nl/premium/93118-een-typisch-eigentijdse-dwaling-het-welvaartsevangelie , https://cvandaag.nl/premium/93178-afrontrunners-ministries-presenteert-een-onmachtige-god/Th0LUQIMCi0jbk9NFhsecxEQExI , https://cvandaag.nl/93233-waarom-cvandaag-publiceerde-over-frontrunners-ministries , https://cvandaag.nl/93244-frontrunners-wijzigt-bestuursmodel-van-eenmansfractie-naar-driekoppig-bestuur , https://cvandaag.nl/93266-zegt-iemand-dat-het-een-zegen-is-om-rijk-te-zijn-denk-dan-aan-zacheues?utm_source=newsletter&utm_medium=email&utm_campaign=2022Nov02 , https://cvandaag.nl/premium/94178-petitie-gestart-tegen-bouwplan-megapand-frontrunners-ministries-ons-geduld-raakt-op , https://www.bd.nl/waalwijk-heusden-e-o/petitie-gestart-tegen-plannen-van-evangelist-tom-de-wal-voor-groot-religieus-complex-in-dussen~a14744fc/ , https://www.omroepbrabant.nl/nieuws/4230773/hoe-tom-mensen-geneest-van-ziektes-en-bevrijdt-van-demonen ]
Hoofdstuk 10: Kritiek op de (neo-)charismatische beweging
De Nederlandse theoloog Geert de Rade schreef in een column (april 2015): ‘Wie een half jaartje naar zijn pinksterkerk vergeet te gaan (…) moet maar afwachten welke theologische hype deze maand de oceaan is overgestoken. Theologie is in deze kerken eerder een brevet van onvermogen dan een vereiste om op de preekstoel te mogen staan.’ Legt de theoloog hiermee de vinger op de zere plek?
Grondtekst
In de behandeling van bepaalde bijbelteksten gaan we soms, naast Hebreeuwse, in op Griekse grondtekstwoorden. Dit heeft als reden dat de schrijvers van het Nieuwe Testament verwijzen naar de Septuaginta, de Griekse – en oudste – vertaling van de (Hebreeuwse) Tenach (het Oude Testament). De auteurs van het Nieuwe Testament schreven in het toen algemeen (Koinè) Grieks, destijds de voertaal in het Oost-Romeinse Rijk.
De betekenis van een grondtekstwoord is soms uitgebreider dan we in onze eigen taal kunnen weergeven. Hierdoor kan een deel van de betekenis gemist worden of zelfs aanleiding geven voor een verkeerde uitleg. Om goed te begrijpen wat er door de originele schrijver is bedoeld, zullen we meer dan een (bijbel)vertaling moeten gebruiken en is het van belang om de bijbelteksten te bestuderen in de grondtekst.
Strongs-nummers

Een hulpmiddel om studie te doen naar een bepaald grondtekstwoord, is de ‘concordantie van Strong’. James Strong (1822-1894) was een Amerikaanse methodistische theoloog die een Engelse concordantie (woordenlijst) op basis van de King James Bible (1611) samenstelde, waarmee je met behulp van de ‘Strongs-nummers’ de (Engelse) betekenis van een Hebreeuws of Grieks grondtekstwoord kunt opzoeken. Op bepaalde weergegeven (contextuele) betekenissen door Strong bestaat echter kritiek. Vergelijking met andere concordanties en woordstudies kan echter verhelderend werken.
Bijbelvertalingen
Tussen 390 en 405 werd er door Hiëronymus van Stridon een nieuwe Latijnse vertaling gemaakt die niet de Septuaginta, maar de Tenach als brontekst voor het Oude Testament gebruikte. Deze vertaling kreeg de naam Vulgata (of Vulgaat). De Rooms-Katholieke Kerk stond niet toe dat er nog een andere bijbel werd gebruikt of dat de Vulgata werd vertaald. Hierdoor bleef Gods Woord voor de gewone man, die geen Latijn kende, onbereikbaar.
Het was de Duitse protestantse theoloog en reformator Maarten Luther (1483-1546), die als eerste de bijbel vanuit de oorspronkelijke talen naar het Duits vertaalde. Hij zei over de brontekst van de bijbel: ‘De Hebreeën drinken rechtstreeks uit de bron (de Tenach), de Grieken drinken water uit de stroom die uit die bron komt (de Septuaginta), maar de Latijnstaligen drinken uit de modderpoelen.’ In 1534 voltooide hij zijn werk.
Een andere bekende vertaler was de Engelse theoloog William Tyndale (1494-1536), die aan het begin van de zestiende eeuw de bijbel vanuit de oorspronkelijke talen naar het Engels vertaalde. De officiële Engelse King James Bible (1611) is gebaseerd op zijn werk.
De Statenvertaling (SV, 1637) is de eerste officiële Nederlandstalige bijbel die rechtstreeks uit het oorspronkelijke Grieks en Hebreeuws is vertaald. De Herziene Statenvertaling (HSV, 2010) is een herziening van de Statenvertaling in meer hedendaags Nederlands. Er werd voor de revisie van het Nieuwe Testament geen gebruik gemaakt van na 1637 ontdekte oudere manuscripten. De HSV is dan ook onderhevig aan kritiek. Een aangepaste versie van de HSV is in 2016 verschenen, herkenbaar aan het colofon: Tekst © 2010/2016 Stichting HSV.
De NBG51, een vertaling vernoemd naar haar opdrachtgever het Nederlands Bijbelgenootschap (1814), was bedoeld als vervanging van de Statenvertaling. Voor deze nieuwe vertaling in 1951 waren een viertal redenen. De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV, 2004) is de opvolger van de NBG51. De NBV werd 13 oktober 2021 opgevolgd door de NBV21.
Zie eventueel ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Bijbelvertaling, http://nl.wikipedia.org/wiki/Schriftkritiek, http://nl.wikipedia.org/wiki/Tekstkritiek_van_de_Bijbel. Zie eventueel ook: ‘Wat is de beste Nederlandse bijbelvertaling?‘ en ‘Is de Bijbel verkeerd overgeschreven?‘.
Binnen de neo-charismatische beweging in Nederland wordt soms de NBG51 of de HSV gebruikt, maar ook ver- of hertalingen die zich bedienen van meer hedendaags Nederlands, zoals Het Boek (HTB, 1987, gereviseerd 2008, een hertaling) en de Groot Nieuws Bijbel (GNB, 1983, herziening 1996, een vertaling).
Voorgangers hoeven geen gerenommeerde theologische opleiding afgesloten met een erkend diploma te hebben gevolgd en bijbelteksten interpreteert men vaak letterlijk, waarbij men veelvuldig maar een vers (of een gedeelte daarvan) aanhaalt.
Wat is een dwaalleer?
Soms worden evangelisten en bijbelleraren binnen de neo-charismatische beweging verweten een dwaalleraar te zijn. Een dwaalleer wordt ook wel aangeduid als een ketterij, heresie of heterodoxie. De term komt voornamelijk voor in christelijke kerken, het katholicisme, de orthodoxe kerk, het protestantisme en het jodendom, maar bestaat ook in de islam en in enkele andere religies.
‘Dwalen’ wordt onder andere vertaald als ‘vergissen’, ‘dolen’ en ‘verkeerd gaan’. Iemand die een dwaalleer predikt wordt een dwaalleraar genoemd. Vaak is men overtuigd van datgene wat men verkondigt.
Er zijn genoeg bijbelteksten die ons vertellen dat we te maken zullen krijgen met valse profeten, spirituele dwaling en afval van het geloof (Matteüs 24:11, 24, 1 Timoteüs 4:1, 2 Timoteüs 4:3-4, 1 Johannes 4:1). We zullen dus op moeten letten waarmee we onszelf inlaten en zullen steeds de dingen die op ons afkomen moeten onderzoeken (Handelingen 17:11, 1 Tessalonicenzen 5:21, 2 Timoteüs 3:16).
De apostel Paulus schrijft aan de christelijke Griekse gemeente te Korinte in 2 Kor. 11:3-4:
‘Alleen vrees ik dat, zoals Eva door de slang op sluwe wijze bedrogen werd, uw gedachten worden weggelokt van de oprechte en zuivere toewijding aan Christus. U accepteert immers zonder enig bezwaar dat iemand u een andere [allon*] Jezus verkondigt dan wij hebben gedaan, of dat u een andere [heteron**] Geest of een ander [heteron**] evangelie ontvangt dan u ontvangen hebt.’
* Het Griekse ‘allon’ duidt op ‘niet van dezelfde aard’; iets met een andere herkomst of ander karakter.
** Het Griekse ‘heteron’ duidt eveneens op ‘niet van dezelfde aard’.
De BGT (Bijbel in Gewone Taal) vertaalt bovenstaande verzen als volgt:
‘Maar ik ben bang dat jullie je trouw aan Christus en je zuivere geloof verliezen. Eva werd ooit verleid door de slimme leugens van de slang. En ik ben bang dat ook jullie je laten verleiden door verkeerde ideeën. Want jullie ontvangen iedereen met open armen. Ook mensen die iets heel anders over Christus vertellen dan ik jullie verteld heb. Ook als ze heel andere dingen beweren over de heilige Geest en over het goede nieuws. Jullie vinden dat geen enkel probleem.’
‘Zuiver’ betekent hier ‘niet vermengd’ of ‘zonder toevoegingen’. Naar aanleiding van deze passage wordt door critici gesteld dat de Word of Faith overduidelijk een ‘ander evangelie’ brengt en een ketterse leer betreft (zie 7.3. en 10.6.). Beoordeelt u zelf of de (neo-)charismatische leer de toets der kritiek kan doorstaan…
10.1. Kritiek op de (neo-)charismatische leer
In dit gedeelte behandelen we de volgende punten van kritiek op de (neo-)charismatische beweging:
1. De heilige Geest op de voorgrond
2. De doop met de heilige Geest
3. Tongentaal
4. Handoplegging
5. Wonderen en tekenen (krachtevangelisatie)
6. Genezingen?
7. Een opwekking op basis van Joël 2:23b, 28-29?
8. Nieuwe apostelen en profeten, profetieën en bijzondere openbaringen?
9. Kingdom Now
10. Geestelijke oorlogsvoering
11. Bevrijdingspastoraat
12. Aanbidding (worship)
13. Vasten en bidden
1. De heilige Geest op de voorgrond
Binnen de Pinkster- en (neo-)charismatische beweging lijkt de heilige Geest tot de hoofdpersoon van het evangelie te worden gemaakt. Dit terwijl Jezus zelf zegt dat Hij de enige weg tot God is. De heilige Geest is degene die ons op deze weg leidt en ons bijstaat in moeilijke situaties.
Soms wordt binnen de moderne beweging de heilige Geest zelfs aangeroepen (powergebed): ‘Kom heilige Geest. Kom in ons midden en toon ons Uw kracht, laat Uw vuur vallen, kom met de zalving!’ Er staat echter nergens in de bijbel dat we moeten bidden tot de heilige Geest. In het Nieuwe Testament wordt gebed gericht tot God de Vader, in de Geest en in de naam van Jezus*.
* In het Jodendom staat iemands naam voor hoe een persoon bij de mensen bekend staat. Het gaat er dus om te vragen hoe je Jezus kunt navolgen, want zo kun je zelf iets van God zichtbaar maken in de wereld, zoals Jezus dat deed. ‘In de naam van Jezus’ betekent dus ‘in navolging van Jezus om het goede te doen’.
Uit: ‘Genoeg! Of is er ‘meer’?’ (2012), een theologische overdenking door Els Nannen, oud-docente psychologie aan de Evangelische Hogeschool te Amersfoort:
‘…Overigens doet de naam ‘Pinkster’-beweging al vermoeden dat de Heilige Geest en ‘Geestesdoop’, al of niet gepaard met tongentaal, in het centrum staan. Zo ook de naam ‘charismatische’ beweging, waarin de Heilige Geest en een selectie van bijzondere gaven centraal staan, waarvan dan ‘vernieuwing’ verwacht wordt. Wordt die alarmerende verschuiving niet ook duidelijk aan het pinkster-charismatische herkenningsteken: een duif (de Geest)? Komt de duif daarmee feitelijk niet in de plaats van het lege kruis als hét kenmerk van de voor onze zonden gekruisigde en voor onze rechtvaardiging opgestane Christus? In Bijbels christendom is en blijft echter Jezus Christus, de Here: begin, middelpunt en doel tot Gods eer!’
‘De Geest spreekt immers “niet uit Zichzelf”, maar neemt uit Jezus Christus wat Hij van Hem gehoord heeft (Joh. 16:13-15). Hij helpt ons de Schrift verstaan en toe te passen.’ Johannes 16:13-15: ‘De Geest van de waarheid zal jullie, wanneer Hij komt, de weg wijzen naar de volle waarheid. Hij zal niet namens zichzelf spreken, maar Hij zal zeggen wat Hij hoort en jullie bekendmaken wat komen gaat. Door jullie bekend te maken wat Hij van Mij heeft, zal Hij Mij eren. Alles wat van de Vader is, is van Mij – daarom heb Ik gezegd dat Hij alles wat Hij jullie bekend zal maken, van Mij heeft.’
2. De doop met de heilige Geest
Het zelfstandige naamwoord ‘Geestesdoop’ komt als technische term in het Nieuwe Testament niet voor. De werkelijkheid waar het om gaat wordt wel met het werkwoord ‘dopen met de Geest’ omschreven, maar vaak ook in andere bewoordingen. Zo is er sprake van dat de heilige Geest ‘over jullie komt’ (Handelingen 1:8), dat de Geest wordt ‘uitgestort’, ‘neergezonden’ en ‘geschonken’ (2:17, 33, 38). Er is grond voor de stelling dat ‘met de heilige Geest gedoopt worden’ alleen maar een andere formulering is voor ‘de heilige Geest ontvangen’. Elders is er sprake van ‘wedergeboorte’, direct verbonden met de ‘vernieuwende kracht van de heilige Geest’ die God ‘door Jezus Christus onze redder rijkelijk over ons heeft uitgegoten’ (Titus 3:5-6).
Ontvangst van de Geest en wedergeboorte zijn in het Nieuwe Testament kennelijk geen twee verschillende, op elkaar volgende fasen van het heilsproces. ‘Ontvangst van de Geest’ duidt op de interventie van Godswege; ‘wedergeboorte’ benoemt datgene wat, van die interventie, in de mens het resultaat is.
[Bron: De charismatische beweging – Dr. Karel Blei, pagina 40.]
De ervaring
De Amerikaanse christelijke auteur Miles J. Stanford (1914-1999)gaat in zijn boek ‘The Line Drawn’ (1972) in op de achtergrond van de doop met de heilige Geest: ‘De “doop met de heilige Geest” is een lichamelijke ervaring die voortgebracht wordt door een combinatie van super-emotionalisme, hypnotisme en religieuze hysterie; hoofdzakelijk op gang gebracht door de kracht van psychologische suggestie. De ervaring kan intens zijn of minder. In deze “hypnotische crisis” accepteert het subject alles wat gesuggereerd of gecommandeerd wordt. De gelovige gelooft dat hij/zij de “doop met de heilige Geest” ervaart en dat hij/zij de gave van tongentaal heeft. (…) Er worden een aantal middelen gebruikt om deze neurologische situatie te bewerkstelligen, zoals bepaalde muziek, repetitief handgeklap en zingen, sensationele getuigenissen, vermaning en manipulatie.’ (Zie ook 10.6.)
Toch bewijs? Twee unieke situaties
Als bewijs dat de doop met de heilige Geest als tweede zegen bestaat worden door de voorstanders Handelingen 8:12-17 en 19:1-7 aangehaald: de ge(water)doopte Samaritanen door de diaken Filippus en de leerlingen van Apollos te Efeze. Beide groepen bekeerlingen hadden nog niet de heilige Geest ontvangen. Kun je hierop echter een leer van een ‘tweede werk van genade’ baseren? Want het betreft hier twee unieke (enig in zijn soort) situaties.
De gedoopte Samaritanen door Filippus
De eerste unieke situatie staat vermeld in Handelingen 8:12-17: de gedoopte Samaritanen door de diaken Filippus (een van de zeven diakens in Handelingen 6:5). ‘Maar toen Filippus hun het koninkrijk van God en de naam van Jezus Christus verkondigde, kwamen ze tot geloof en lieten zich dopen, mannen zowel als vrouwen. Ook Simon kwam tot geloof, en liet zich dopen. Vanaf dat moment bleef hij voortdurend bij Filippus; hij stond versteld van de tekenen en de machtige wonderen die hij zag gebeuren. Toen de apostelen in Jeruzalem hoorden dat de inwoners van Samaria het woord van God hadden aanvaard, stuurden ze Petrus en Johannes naar hen toe. Nadat ze waren aangekomen, baden ze dat ook de Samaritanen de heilige Geest mochten ontvangen, want deze was nog op niemand van hen neergedaald; ze waren alleen gedoopt in de naam van de Heer Jezus. Na het gebed legden Petrus en Johannes hun de handen op, en zo ontvingen ze de heilige Geest.’
N.B. Het is onduidelijk of de schrijver (Lucas) in de tekst met ‘Samaria’ doelt op de stad Sichem of op de stad Sebaste.
De apostelen Petrus en Johannes gingen op in gebed voor de Samaritaanse gedoopten, waarna zij de heilige Geest ontvingen. Het valt op – als we goed lezen – dat de doop (onderdompeling in of besprenkeling met water) van de Samaritanen zonder het ontvangen van de heilige Geest, met eventuele uitingen van bepaalde tekenen, iets bijzonders is. Ook voor Lucas (auteur van Handelingen) horen doop en het ontvangen van de Geest bij elkaar. In vers 16-17 wil hij benadrukken dat de apostelen uit Jeruzalem door de handoplegging de doop onder de Samaritanen bevestigen. Waarom is dit toen echter zo gebeurd? Want er is geen enkele reden om te twijfelen aan de geldigheid van de doop door Filippus, en het is dus helder dat de handoplegging en het vragen om de heilige Geest hier duidelijk onderscheiden zijn van de waterdoop.
De baanbrekende opmars van het christendom buiten de grenzen van Judea, mocht niet worden uitgevoerd zonder tussenkomst van de directe bediening van de apostelen. Daarom werd het ontvangen van de Geest, met daarbij eventuele gaven van de Geest, gereserveerd tot de komst van de apostelen Petrus en Johannes uit Jeruzalem. Het was ter teken aan de Joodse christenen dat de Samaritanen, een destijds door de Joden geminacht volk (zie Jezus’ gelijkenis over de barmhartige Samaritaan, Lucas 10:25-37), naast de Joden ook toegelaten waren tot het christendom. Dát was de reden: het was een teken waarover niet gediscussieerd kon worden. Het was dus niet een tweede zegen, maar een uitgestelde eerste.
Er is geen twijfel dat dit vergezeld werd met bepaalde uiterlijke tekenen van een innerlijke geestelijke genade. De apostelen Petrus en Johannes maken duidelijk – door het vooraf opgaan in gebed – dat het geschenk van bepaalde gaven van de Geest niet aan hen was om te geven of te weigeren, maar dat dit een beslissing was van God.
‘Na het gebed legden Petrus en Johannes hun de handen op, en zo ontvingen ze de heilige Geest.’ (Hand. 8:17)
Ongetwijfeld zijn er gevallen van de waterdoop (bijvoorbeeld Hand. 2:41, 16:15 en 16:33) waar niet wordt verwezen naar eventuele bijkomstige tekenen, maar in deze gevallen moet worden bedacht dat degene die doopte een apostel was. Dat hierbij toch tekenen te aanschouwen waren is aannemelijk. [Geraadpleegde bron: http://biblehub.com/commentaries/egt/acts/8.htm, Acts 8:12-17]
Op hun terugreis naar Jeruzalem verkondigden Petrus en Johannes het evangelie in de Samaritaanse dorpen die zij aandeden (vers 25). Door bovenstaande situatie was het hen namelijk duidelijk geworden dat dit volk ook toegelaten was tot het christendom.
De leerlingen van Apollus
De tweede unieke situatie betreft de ongeveer twaalf leerlingen van Apollos te Efeze (stad aan de westkust van Klein-Azië, nu Turkije) die in Handelingen 19:1-7 worden genoemd. Ze hadden onderricht gekregen van Apollos (zie Handelingen 18:24-28) en waren door hem ge(water)doopt in de doop van Johannes de Doper. Ze wisten echter niets van af van de heilige Geest en de doop in de naam van Jezus.
Paulus vraagt in vers 2-3: ‘Hebben jullie de heilige Geest ontvangen toen jullie tot geloof kwamen?’ Ze antwoordden: ‘Nee, we hebben zelfs niet gehoord van het bestaan van een heilige Geest.’ Hij vroeg: ‘Hoe zijn jullie dan gedoopt?’ ‘Met de doop van Johannes’, antwoordden ze. Deze leerlingen van Apollos hadden ook nog niet de heilige Geest ontvangen, evenals de Samaritaanse gelovigen van Filippus.
Paulus zegt in vers 4: ‘Johannes doopte de mensen die tot inkeer kwamen en zei tegen hen dat ze moesten geloven in degene die na hem kwam, in Jezus.’ Toen ze dat gehoord hadden, namen deze leerlingen de beslissing om zich te laten dopen in de naam van de Heer Jezus. Toen Paulus hun de handen had opgelegd daalde de heilige Geest op hen neer, zodat ze in klanktaal gingen spreken en profeteerden (vers 5-6). Het betreft hier duidelijk een eerste zegen en geen tweede, want voor deze situatie waren deze leerlingen nog niet gedoopt in de naam van Jezus.
Handoplegging
Uit het gebruik van de handoplegging in bovenstaande situaties mag je niet concluderen dat dit een noodzakelijkheid is om de heilige Geest te ontvangen. Want ten eerste zijn bovenstaande twee situaties uniek en ten tweede maakt Handelingen 10:44-48 dit duidelijk. In deze passage ontvangen de Romein Cornelius en allen in zijn huis die geloofden, de heilige Geest al tijdens de verkondiging door de apostel Petrus. Petrus maakt hier echter geen gebruik van de handoplegging.
Conclusie: Een leer van de doop met de heilige Geest als tweede zegen na wedergeboorte is niet juist.
3. Tongentaal
Het spreken in tongen (tongentaal) zoals dat in charismatische kringen veelvuldig gepraktiseerd wordt (glossolalie: ongebruikelijk en onbegrijpelijk spraakgedrag zonder overeenkomst met een bestaande taal), kan vanuit antropologisch (menskunde) gezichtspunt benaderd worden als een extatische toestand, maar kan ook beschouwd worden als een taalkundig spel dat iedereen kan leren. Kort gezegd: glossolalie komt binnen deze kringen voor in extatische situaties, maar is ook zelf aan te leren.
Helps Word-studies zegt over het Griekse woord glóssa (1100): tong, gebruikt met betrekking tot vloeiende spraak; (figuurlijk) spreken, geïnspireerd door God, zoals het bewijs van tongen-spreken geleverd door de Heer in het boek Handelingen om de komst van het nieuwe tijdperk van het verbond (dat wil zeggen: nieuwtestamentische tijden) aan te tonen.
[De normatieve (norm/richtlijn stellende) ervaring van de honderdtwintig gelovigen die ‘vuurtongen’ (Handelingen 2:3) ontvingen en wonderbaarlijk spraken in andere daadwerkelijke talen, dat wil zeggen: die ze niet eerder konden spreken (Handelingen 2:4). Dit teken werd herhaald in Handelingen 10:46 en 19:6, overtuigend bewijs leverend (drie getuigenissen) dat de Heer alle gelovigen had opgenomen in het lichaam van Christus (1 Kor. 12:13).]
(1 Kor. 12:13: ‘Wij zijn allen gedoopt in één Geest en zijn daardoor één lichaam geworden; of we nu Joden of Grieken [niet-Joden] zijn, slaven of vrije mensen, wij zijn allen van één Geest doordrenkt.‘)
In Handelingen zijn drie getuigenissen van tongentaal (de NBV en NBV21 vertalen het met ‘klanktaal’): in hoofdstuk 2 (Pinksterdag), 10 (Petrus en de Romein Cornelius) en 19 (Paulus en de leerlingen van Apollos).
De eerste keer dat er in Handelingen melding wordt gemaakt van tongentaal is in Handelingen 2:4-11 (glōssais, vers 4 en vers 11 – vergelijk hiermee dialektō in vers 6 en vers 8). Iedere toehoorder hoorde tijdens die pinksterdag de discipelen spreken in zijn eigen taal: ‘Parten, Meden en Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Kappadocië, mensen uit Pontus en Asia, Frygië en Pamfylië, Egypte en de omgeving van Cyrene in Libië, inwoners van Rome die zich hier gevestigd hebben, en ook mensen uit Kreta en Arabië, zowel Joden als proselieten – wij allen horen hen in onze taal [‘glōssais’] spreken…’ (vers 9-11).
Met Sjavoeot (Pinksteren) wordt door Israël gevierd dat op de berg Sinaï God zijn verbond sloot en Israël zijn Thora gaf. Het is de vijftigste dag na Pesach (Pasen), waar de uittocht uit Egypte wordt herdacht. Het Griekse woord ‘Pentēkostēs‘ (‘Pinksteren’, Engels: ‘Pentecost’) betekent ‘vijftig’. Pinksteren is de tweede van de drie grote feestdagen van Israël (Jom Kipoer – Grote Verzoendag – is de derde).

Met Pinksteren ontvangen de apostelen en de andere leerlingen van Jezus de heilige Geest. In Handelingen 2:1-4 staat dat de leerlingen een geluid horen dat klinkt alsof er een harde wind waait. Ook is er boven het hoofd van iedere leerling een soort vlam te zien. Als de Joden uit de verschillende landen de leerlingen van Jezus horen praten, zijn ze erg verbaasd. De mensen horen allemaal in hun eigen taal hoe de leerlingen vertellen over de bijzondere dingen die God heeft gedaan. De leerlingen van Jezus, die van huis gewend waren om West-Aramees te spreken, blijken ineens alle talen van de wereld te beheersen.
Het verhaal van Pinksteren laat zien dat de verschillende talen in de wereld geen probleem hoeven te zijn om het goede nieuws over Jezus’ dood en opstanding verder te vertellen. De heilige Geest zorgt ervoor dat alle mensen in hun eigen taal kunnen horen welke bijzondere dingen God heeft gedaan.
Het begin Handelingen 2 is een duidelijke verwijzing naar het verhaal over de toren van Babel in het Oude Testament (Genesis 11:1-9). Toen de mensen begonnen met het bouwen van deze toren, spraken alle mensen op aarde dezelfde taal. Maar God verwarde hun taal, zodat de mensen elkaar niet meer konden verstaan. Met Pinksteren wordt deze verwarring opgeheven, zodat mensen uit de hele wereld het goede nieuws kunnen horen in hun eigen taal.
[Bron: https://www.debijbel.nl/kennis-achtergronden/christelijk-geloof/3124 ]
In Handelingen 2 spreekt de ‘tongenspreker’ in de taal van de toehoorder, hoewel de spreker zelf deze taal niet beheerste. Het spreken in (vreemde) talen op die pinksterdag in Handelingen 2, was ter teken aan de joden en jodengenoten (heidenen die zich bekeerd hadden tot het joodse geloof; proselieten): in hun eigen taal werden ze uitgenodigd Jezus als messias aan te nemen. We moeten hierbij beseffen dat het kunnen spreken van een bestaande vreemde taal toen in Israël uitsluitend voorkwam bij (door)geleerde personen. De leerlingen van Jezus waren Joden ‘uit het volk’ die deze talen niet beheersten. In Handelingen 2 was het dan ook een wonderteken.
De tongentaal zoals verder (twee maal, Hand. 10 en 19) is vermeld in het bijbelboek Handelingen (van de apostelen) betreft ook het spreken in een bestaande taal, en was ter teken aan de Joodse christenen (die West-Aramees spraken) dat ook de heidenen, de niet-Joden, rechtstreeks tot het christendom werden toegelaten, zie bijvoorbeeld Handelingen 10:45-48: ‘De Joodse gelovigen die met Petrus waren meegekomen, zagen vol verbazing dat ook heidenen het geschenk van de heilige Geest ontvingen, want ze hoorden hen in klanktaal [glōssais, vloeiend West-Aramees?] spreken en God prijzen. Toen merkte Petrus op: “Wie kan nu nog weigeren deze mensen met water te dopen, nu ze net als wij de heilige Geest hebben ontvangen?” En hij gaf opdracht hen te dopen in de naam van Jezus Christus.’
Als de (niet-Joodse) bekeerlingen in het huis van de Romein Cornelius te Caesarea God hadden geprezen (profeteren) in hun eigen taal, was dit dan een teken geweest voor Petrus en de Joodse christenen die met Petrus waren meegekomen?
Opvallend is dat in het geval van de Samaritaanse gelovigen onder Filippus (Handelingen 8:4-25) niet gesproken wordt over klanktaal door de Samaritanen (als teken voor Petrus en Johannes; Joodse christenen). We moeten hierbij echter beseffen dat de Samaritanen ook West-Aramees spraken, evenals de Joden. Hiermee wordt bevestigd dat tongentaal een bestaande vreemde (buitenlandse) taal betreft voor de spreker maar verstaan kon worden door de toehoorder, en geen onverstaanbare en onbegrijpelijke brabbeltaal (glossolalie) betreft.
Tongentaal beschreven in Handelingen (drie keer) betreft dus het spreken in een bestaande, maar voor de spreker vreemde taal die door de toehoorder verstaan kon worden, omdat het zijn eigen taal betrof. Kort gezegd: degene die (hier) in tongentaal spreekt, spreekt in de taal van de toehoorder.
Ook de apostel Paulus behandelt in zijn eerste brief aan de Korintiërs tongentaal als zijnde bestaande talen (zie verder ‘Glossolalie – tongentaal – versus 1 Korinthiërs 14’). Hij gaat hier echter in op taal die door de spreker zelf begrepen wordt, maar niet door de toehoorder. De spreker praat dus in zijn eigen taal. Paulus zegt in 1 Korintiërs 14 onder andere over klanktaal:
‘…hoe moet men u begrijpen als u in onverstaanbare klanken (glōssēs) spreekt? Uw woorden verdwijnen in het niets. Er zijn ik weet niet hoeveel talen (phōnōn, 5456) in de wereld, iedereen heeft zijn eigen taal. Als ik de taal (phōnēs, 5456) van iemand die tot mij spreekt niet ken, blijven we vreemdelingen voor elkaar.’ (vers 9b-11)
‘Er staat in de wet: “Ik zal tot dit volk spreken door mensen die vreemde talen [heteroglōssois] spreken, door de mond van vreemdelingen, en ook dan zullen ze niet naar mij luisteren – zegt de Heer.” Klanktaal [glōssais] is dus een teken dat niet bij gelovigen hoort maar bij ongelovigen,…’ (vers 21-22a)
Paulus’ onderwijs voor vers 21, dwingt hij af door een beroep op de Joodse geschiedenis. Zijn woorden zijn een illustratie uit Jesaja 28:9-12. Deze passage verwijst naar de weigering van Israël om te luisteren naar God. Gods oordeel was dat hij een vreemd buitenlands volk, met een taal die zij niet kenden, zou laten heersen over de Joden (zie ook Mozes’ woorden in Deuteronomium 28:49, zie ook Jeremia 5:15).
Sommigen denken dat de profetie door Jesaja (28:12) ‘maar ze weigerden naar Hem te luisteren’ verwijst naar het spreken in vreemde talen door de discipelen tijdens Pinksteren. De bedoeling lijkt echter dit te zijn: hoewel God in de meest eenvoudige manier tot de Joden had gesproken door de profeten en zijn woorden zo vaak had herhaald dat zelfs een kind deze zou kunnen begrijpen, was het door de domheid en hardnekkigheid van het volk dat de Joden deze woorden negeren. Daarom dreigt God het volk met een andere methode om naar Hem te luisteren: Hij zal tot het volk spreken door mensen met een andere taal. De methode was dat de Joden wellicht wél zouden luisteren als zij onderdrukt zouden worden door vreemde volken. Zoals door de Chaldeeën (de Babyloniërs), Meden en Perzen – in de zeventig jaar ballingschap – en door de Romeinen. En toch luisterde het (merendeel van het) Joodse volk niet. Men ging door met zaken die God niet goed vond. Vandaar dat de Korintiërs geen reden hadden om in vreemde talen te spreken, omdat deze gebruikt zijn door God als een dreiging en een manier van straf aan een onwillig en ongelovig volk, en niet voor een zegen.
[Geraadpleegde bronnen: http://biblehub.com/commentaries/gill/1_corinthians/14.htm, http://biblehub.com/commentaries/ellicott/1_corinthians/14.htm, http://biblehub.com/commentaries/barnes/1_corinthians/14.htm]
Tongentaal in het Nieuwe Testament heeft dus in álle gevallen betrekking op een bestaande taal. De brabbeltaal zoals deze gepraktiseerd wordt in charismatische kringen, heeft niets hiermee te maken maar is een uiting van glossolalie.
Tongentaal als bewijs?
Kritiek op Parhams leer (zie hoofdstuk 2.1.) dat tongentaal het bewijs zou zijn van de doop met de heilige Geest, is dat in de bijbel niet gesproken wordt over een bewijs van de doop met de heilige Geest. En dus ook niet dat tongentaal een bewijs zou zijn (laat staan hét bewijs). Zo staat nergens in de beschrijving van de pinksterdag in Handelingen 2 (door Parham gebruikt ter onderbouwing), dat de gebezigde tongentaal een bewijs was van de doop met de Geest. Er staat enkel dat de aanwezige discipelen de heilige Geest ontvangen en dan in voor hen (bestaande) vreemde talen tegen het volk buiten spreken. Dat is alles.
Hemelse talen?
Parhams overtuiging dat tongentaal bestaande herkenbare talen betreft (xenoglossie), bedoeld voor evangelisatie, is in de rest van de Pinksterbeweging (onder meer na teleurstellende ervaringen op zendingsgebied) losgelaten. Men bestempelde de gebezigde tongentaal hierna als hemelse talen: een onverstaanbare niet-bestaande taal (glossolalie), waarin de gelovige op directe wijze met God zou communiceren.
Wat dit zijn van hemelse talen, wordt vaak 1 Korintiërs 13:1 aangehaald: ‘Al sprak ik de talen van alle mensen en die van de engelen (– had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn dan een dreunende gong of een schallende cimbaal.’)
Kritiek tot de pinksteruitleg over dit vers:
Dit wil zeggen, alle talen die worden gesproken op aarde, en met de zeggingskracht en welbespraaktheid van een engel. [Bron: http://biblehub.com/commentaries/benson/1_corinthians/13.htm]
De taal van de engelen lijkt hier gebruikt te worden om de hoogste macht van het gebruik van de taal aan te duiden, of van de meest verheven zeggingskracht en spraak. Het is duidelijk afgeleid van het idee dat (de gaven van) engelen superieur zijn aan de mens, in elk opzicht. Het kan mogelijk een verwijzing zijn naar het idee dat ze een bepaalde manier van communiceren hebben die veel beter is dan die van de mens (alle vormen van communicatie door de mens zijn onvolmaakt en niet perfect). Het is mogelijk dat Paulus hier toespeling maakt op wat hij in 2 Korintiërs 12:4 schrijft: hij werd veertien jaar daarvoor weggevoerd tot in het paradijs (de derde hemel; vers 3) en hoorde daar woorden die geen mens kan of mag uitspreken. Naar deze hogere en zuiverder taal van de hemel zou hij hier kunnen verwijzen. [Bron: http://biblehub.com/commentaries/barnes/1_corinthians/13.htm]
Paulus schrijft dat ook al zou hij alle menselijke talen kunnen spreken met de zeggingskracht en begaafdheid van een engel, maar hij bezat de liefde niet, dan zou dit alles geen nut hebben. Paulus probeert in dit vers duidelijk te maken dat het allerbelangrijkste de liefde (agape) is. Hij stelt echter niet dat hij de gave van hemelse talen (de taal van de engelen) bezit. In 2 Korintiërs 12:4 schrijft hij daarentegen dat deze woorden door geen mens kan of mag worden uitgesproken. Conclusie: 1 Korintiërs 13:1 is geen onderbouwing van de stelling dat de glossolalie bedreven in charismatische kringen, hemelse talen betreft.
Glossolalie uitgelegd
Andrew Newton, een deskundige op het gebied van hypnose, suggestie en groepsgedrag, schrijft in zijn artikel ‘Hypnosis in Religion’ [zie 10.5.]:
‘Neurowetenschapper Richard J. Davidson (1951) van the University of Wisconsin en collega’s gebruikten in 2002 fMRI-scans om te kijken naar de hersenen van mediterende boeddhisten van over de gehele wereld. Tijdens meditatie is de hersenactiviteit meer geconcentreerd in gebieden met het vermogen om te concentreren en aandacht te vestigen. Dit baanbrekende onderzoek werd gedupliceerd en daarna bevestigd door Newberg en D’ Aquili in 2003, toen ze op Franciscaanse nonnen gelijke testen uitvoerden.’
De wetenschappers ontdekten een ander patroon van hersenenactiviteit in het geval van ‘in tongen spreken’. Newton: ‘Omdat de frontale kwabben worden gebruikt voor zelfcontrole, concludeerden de onderzoekers dat de afname van de activiteit daar, de weg opende voor het verlies van de controle die nodig is voor een dergelijke praatzieke uitbarsting. Het is onmogelijk niet de overeenkomsten te zien tussen dit gedrag en dat veroorzaakt door hypnose, met name die uitgeoefend wordt op het podium waar personen “Marsiaans” (de taal van de planeet Mars) laten praten, één van de oude voorraadjes is van de doorgewinterde showman.’ Newton noemt de gebezigde tongentaal ‘babbelende onzin’.
De Amerikaan Hugh Marjoe Ross Gortner (1944), een oud-pinksterleider en ex-gebedsgenezer in de VS, legt in het boek ‘Knappen’ (1979) uit hoe de ‘doop met de heilige Geest’ en het spreken in tongen ontstaan [zie 10.5.]. Voor ‘Marjoe’, die het duizenden keren gezien heeft, is het goddelijke moment van religieuze extase niets mystieks. Het is eenvoudig een kwestie van de groepshysterie die je in elke mensenmassa vindt.
‘Het is hetzelfde als een popconcert. Je hebt een openingsnummer met een heel sterk begin, dan werk je een heleboel vaste oude dingen af tot je aan het eind bij de tophit komt.’
De tophit is een geestelijke wedergeboorte, produkt van een beproefd religieus recept waaraan de predikant en elke deelnemer een klein maar actief ingrediënt aandragen. Verder is, volgens Marjoe, het enig passende vervolg op het indrukwekkende moment van het gered worden een persoonlijke demonstratie van de kracht van dat pas verworven geloof. Dit zet aan tot het spreken in tongen.
‘Nadat je gered bent, is de volgende stap wat ze noemen “het vervuld worden van de heilige Geest”. Dus kom je terug voor de ervaring met de talen. Sommigen krijgen die dezelfde avond, anderen doen er weken of jaren over. Dan ga je er een avond heen en proberen ze allemaal jou zover te krijgen dat je het krijgt en dan ga je in een behoorlijke trance – niet meteen iets hysterisch, maar het is wel een ongelooflijke ervaring.’
‘De talen is iets dat je leert’, benadrukte hij. ‘Je leert jezelf een soort van ontspanning. De eerste keer doe je misschien gewoon dut-dut-dut-dut en meer komt er niet uit. Dan hoor je anderen en misschien doe je de volgende avond dut-dut-dut-UM-dut-DIET-dut-dut en dat klinkt een beetje beter. Voor je het weet is het duttelumdosadietkondisandut… en daar heb je een hele nieuwe taal.’
Alleen is het, volgens Marjoe, helemaal geen echte taal. Toch toonde Marjoe een enorme eerbied voor de ervaring als uiting van spiritualiteit en broederschap.
‘Het is alleen zo dat ik het analyseer en er heel nuchter naar kijk. Ik zie het niet als iets van God afkomstig en ik zeg niet dat op een gegeven ogenblik de heilige Geest je een tik op je hoofd geeft met een supertoverstaf, waarna je gewoon “de talen induikt”. Glossolalie is een proces dat je opbouwt.’
Hoewel bij de vroege Pinksterbeweging tongentaal meer beoordeeld werd als teken van je redding, wordt binnen charismatische kringen de glossolalie meer gezien als een gebedstaal. Binnen de moderne beweging zijn de volgende definities van tongentaal algemeen aanvaard:
1. De gave van het spreken in tongen is een bijzondere bekwaamheid, die God aan sommige gelovigen geeft, om ze in staat te stellen:
(a) met God in een andere taal te spreken die ze nooit geleerd hebben, en
(b) een rechtstreekse boodschap van God te ontvangen en deze aan de gemeente in een door de Geest gegeven uiting door te geven in een taal die ze nooit geleerd hebben.
2. Spreken in tongen betekent spreken in onbegrijpelijke klanken. Het is een uiting van godsdienstige extase.
Met deze definities voldoet men echter niet aan wat de apostel Paulus in 1 Korintiërs 14 stelt over tongentaal, want de taal kan niet verstaan worden en wordt ook niet vertaald en uitgelegd. Daarnaast behandelt Paulus tongentaal als zijnde bestaande talen. Hieronder gaan we in op wat Paulus schrijft.
Glossolalie – tongentaal – versus 1 Korinthiërs 14
[Bronnen: http://www.apologetique.org/nl/artikelen/religie/heterodoxie/neomontanisme/BDG_glossolalie_nl.htm, http://www.apologetique.org/nl/artikelen/religie/heterodoxie/neomontanisme/WV_tongentaal.htm, https://www.debijbel.nl/onderwerpen/s/gemeente/626]
De omvang van de charismatische beweging en de grote kans om blootgesteld te worden aan de charismatische bekeringsijver, maakt de glossolalie tot een belangrijk onderwerp dat iedere christen zou moeten bestuderen.
De eerste charismatische golf, oftewel ‘pinkster-opwekking’ (de Pinksterbeweging) aan het begin van deze eeuw, heeft in de eerste plaats de leer verspreid dat alléén diegenen die de gave van glossolalie hadden ontvangen waren gered. Deze pinksterleer was gebaseerd op een generalisatie van drie gebeurtenissen in het boek Handelingen: het in-vreemde-talen-spreken op wonderbaarlijke wijze ten tijde van Pinksteren, ten tijde van de bekering van de eerste heidenen en ten tijde van de bekering van de discipelen van Johannes de Doper.
Vanaf de zestiger jaren heeft de tweede opwekking, eigenlijk hier pas ‘charismatisch’ genaamd, glossolalie voorgesteld niet als het teken, de bevestiging van de redding, maar als het spirituele kenmerk van de ‘volheid van de geest’, wat de hoogste vorm van christelijke spiritualiteit zou zijn. Deze tweede beweging beriep zich op een interpretatie van het veertiende hoofdstuk van de Eerste brief van Paulus aan de Korinthiërs. Nog andere charismatische golven zijn nadien opgekomen, zonder echter belangrijke veranderingen met betrekking tot glossolalie.
Het charismatische argument gebaseerd op de Eerste brief aan de Korinthiërs
Het is voornamelijk het charismatische argument gebaseerd op de Eerste brief aan de Korinthiërs dat christenen overtuigt en daarom zullen we ons niet verdiepen in andere charismatische argumenten. Dit argument is gebaseerd op de interpretatie van het veertiende hoofdstuk van de Eerste brief aan de Korinthiërs. Korinthe was een Griekse christelijke gemeente gesticht door de apostel Paulus. De kerken van Paulus bestonden uit kleine groepen mensen die in huiskamers bijeenkwamen. In de tijd van het Nieuwe Testament is de huisgemeente het fundament van de christelijke beweging. Christenen kwamen in de eerste eeuw niet bij elkaar in speciale kerkgebouwen. Hun bijeenkomsten waren in huizen van welgestelde gemeenteleden. Deze huizen hadden hooguit plaats voor dertig tot veertig mensen. In steden als Korinthe en Rome waren dan ook zeker meerdere van zulke huisgemeentes te vinden.
1 Korintiërs 14: 1-28 (NBV21):
(1) ‘Jaag de liefde na en richt u op de gaven van de Geest, vooral op die van de profetie. (2) Iemand die in klanktaal spreekt, spreekt niet tot mensen maar alleen tot God. Niemand kan hem verstaan, want door toedoen van de Geest spreekt hij geheimtaal. (3) Maar iemand die profeteert spreekt tot mensen, en wat hij zegt is opbouwend, troostend en bemoedigend. (4) Wat iemand in klanktaal zegt is alleen opbouwend voor hemzelf; de woorden die iemand profeteert, zijn opbouwend voor de gemeente. (5) Ik zou willen dat u allen in klanktaal kon spreken, maar ik wil nog liever dat u profeteert. Iemand die profeteert is nuttiger dan iemand die in klanktaal spreekt, tenzij hij uitlegt wat hij zegt, zodat het opbouwend is voor de gemeente.
(6) Broeders en zusters, welk nut zou ik voor u hebben als ik bij u in klanktaal zou spreken en me niet tegelijkertijd tot u zou richten met een openbaring, met kennis, met een profetie of met onderricht? (7) Het is als met een muziekinstrument, bijvoorbeeld een fluit of lier: als er geen verschil tussen de tonen is, hoe kan men dan horen welke melodie er gefloten of getokkeld wordt? (8) En als een trompet een onduidelijk signaal geeft, wie maakt zich dan gereed voor de strijd? (9) Voor u geldt hetzelfde: hoe moet men u begrijpen als u in onverstaanbare klanken spreekt? Uw woorden verdwijnen in het niets. (10) Er zijn ik weet niet hoeveel talen in de wereld, iedereen heeft zijn eigen taal. (11) Als ik de taal van iemand die tot mij spreekt niet ken, blijven we vreemdelingen voor elkaar. (12) Dit geldt ook voor u: als u zo graag gaven van de Geest bezit, streef er dan naar uit te blinken in gaven die de gemeente opbouwen.
(13) Daarom moet iemand die in klanktaal spreekt bidden om de gave die te kunnen uitleggen. (14) Wanneer ik namelijk in klanktaal bidt, bid ik weliswaar met mijn geest, maar mijn verstand doet niet mee. (15) Dus wat moet ik doen? Ik moet bidden met mijn geest, maar ook met mijn verstand; ik moet zingen met mijn geest, maar ook met mijn verstand. (16) Als u God alleen maar dankzegt met uw geest, hoe zou dan iemand die net als een buitenstaander uw klanktaal niet verstaat, uw woorden met ‘amen’ kunnen bevestigen? Hij begrijpt immers niet wat u zegt. (17) Het is natuurlijk goed dat u God dankzegt, maar op die manier is het niet opbouwend voor de ander. (18) Ik dank God dat ik meer dan u allen de gave heb in klanktaal te spreken; (19) maar om in de gemeente anderen te onderwijzen, gebruik ik liever een paar begrijpelijke woorden dan ontelbaar veel in klanktaal.
(20) Broeders en zusters, wees in uw denken niet als kinderen. Wees kinderen in het kwaad, maar wees in uw denken volwassen. (21) Er staat in de wet: ‘Ik zal tot dit volk spreken door mensen die vreemde talen spreken, door de mond van vreemdelingen, en ook dan zullen ze niet naar mij luisteren – zegt de Heer.’ (22) Klanktaal is dus een teken dat niet gelovigen hoort maar bij ongelovigen, en profeteren hoort niet bij ongelovigen maar bij gelovigen. (23) Stel nu dat de hele gemeente samenkomt en iedereen zich in klanktaal uit. Zullen ongelovige buitenstaanders die de samenkomst bezoeken dan niet zeggen dat u krankzinnig bent? (24) Maar profeteert iedereen, dan zal een ongelovige buitenstaander door iedereen op de juiste wijze worden beoordeeld en door iedereen worden terechtgewezen. (25) Alles wat in zijn hart verborgen ligt zal aan het licht komen en dan zal hij zich in aanbidding voor God neerwerpen en uitroepen: ‘Werkelijk, God is in uw midden.’
(26) Broeders en zusters, wat betekent dit voor uw samenkomsten? Wanneer u samenkomt draagt iedereen wel iets bij: een lied, een vorm van onderricht, een openbaring, een uiting in klanktaal of de uitleg daarvan. Laat alles tot opbouw van de gemeente zijn. (27) Er mogen twee, hoogstens drie van u in klanktaal spreken, ieder op zijn beurt en bovendien met iemand die uitleg geeft. (28) Is er niemand die dit kan, dan moeten ze zwijgen en alleen voor zichzelf tot God spreken.’
Dit zijn de belangrijkste punten in de beargumentering van charismatische kant:
1. Er is sprake in dit hoofdstuk van geestelijke uitingen (1 Kor. 12:30, 14:1) zonder begrip van de uitgesproken woorden (1 Kor. 14:2, 14, 15); glossolalie dus.
2. Deze uitingen stichten degene die het uitoefent (1 Kor. 14:4) en het is aan te bevelen voor alle christenen (1 Kor. 14:5, 18).
De charismatici concluderen op basis van deze twee argumenten dat glossolalie een gave is van de heilige Geest, en het daarom goed en wenselijk is om te bidden om deze gave te ontvangen en glossolalie te beoefenen.
Deze conclusie kan echter niet correct zijn vanwege talrijke redenen van filosofische, bijbelse en psychologische aard. Hieronder staan kort enkele tegenargumenten:
Bijbelse argumenten:
– De bijbel leert om God lief te hebben met alle intellectuele vermogens, wat deel uitmaakt van het grootste gebod (Mat. 22:37). Glossolalie is een praktijk waarbij de rede, het verstand, uitgeschakeld is en is daarom een zonde tegen het grootste gebod.
– De bijbel leert dat de heilige Geest een geest is van wijsheid en verstand (Jes. 11:2). Hij kan daarom geen occult fenomeen, zoals glossolalie, inspireren. Bovendien hebben alle, door God geïnspireerde, bijbelse personen zich uitgedrukt in begrijpelijke taal, gebruik makend van analogieën (vergelijkingen, gelijkenissen).
– De bijbel verbiedt de glossolalie en zijn interpretatie (Deut. 18:10-11). Jezus zelf heeft de betekenisloze gebeden van de heidenen veroordeeld (Mat. 6:7-13).
– De bijbel leert dat, hoewel bepaalde activiteiten als gebed en bijbelstudie goed zijn voor persoonlijke opbouw en welzijn, integendeel de gaven van de heilige Geest goed zijn voor de opbouw en het welzijn van anderen (1 Kor. 12:7; 1 Kor. 14:12, 26; Ef. 4:11-12; 1 Petr. 4:10; overeenkomstig met de leden van een lichaam in 1 Kor. 12). Het praktiseren van glossolalie door de charismatici is vooral bedoeld voor de persoonlijke opbouw van degene die het beoefent en niet voor anderen. Het kan daarom geen gave zijn van de heilige Geest.
Filosofische (gedachten over de belangrijke dingen van het leven) argumenten:
– Logica en verstaanbaarheid zijn noodzakelijke grondslagen om de waarheid van het christendom aan te tonen. Als het christendom praktijken zou leren zoals glossolalie, dan zou het deze grondslagen verwerpen en dat zou een fatale tegenstrijdigheid zijn.
– Het goede en de zin van de taal, van de mondelinge uitdrukkingsvaardigheid, bestaat in het doorgeven van ideeën en betekenis. Zowel degene die in glossolalie spreekt als degenen die het horen, begrijpen niet wat er geuit wordt. Glossolalie is daarom zinloos.
– Zowel de filosofie als de bijbel (Ps. 147:5, Jes. 41:28, Rom. 11:33) leren dat God oneindig rationeel (verstandelijk, beredenerend, weldoordacht) is en dat zijn wil in overeenstemming is met zijn onveranderlijk karakter (zie ook Num. 23:19; Mal. 3:6; Jak. 1:17). God wil daarom dat mensen rationeel zijn en de glossolalie niet uitoefenen (zie ook Spr. 10:13).
Psychologisch (betrekking tot de menselijke geest en gevoelsleven) argument:
Universitaire studies met betrekking tot glossolalie hebben laten zien dat het hierbij niet gaat over een taal, maar over een psychologisch en sociolinguïstisch (verband tussen taal en een sociale groep) fenomeen.
Waarom is het argument zèlf niet correct?
We hebben enkele tegenargumenten gegeven die de onjuistheid van de conclusie van het charismatische argument voor de glossolalie aantonen. Het charismatische argument moet daarom onjuist zijn. Fouten in het charismatische argument:
1. Het woord ‘glossa’ slaat niet op glossolalie, maar op menselijke talen.
‘Glossa’ (glwssa), het gebruikte Griekse woord in dit hoofdstuk van de Brief aan de Korinthiërs om de spreken-in-talen-kwestie aan te duiden, verwijst óf naar het fysieke spraakorgaan (in onze mond) óf naar talen die toegankelijk zijn voor het menselijk begrip, zoals vreemde talen, maar nooit naar occulte fenomenen, zoals glossolalie. Het fenomeen van de glossolalie was goed bekend en werd vaak uitgeoefend in de hellenistische wereld. Het woord ‘mantia’ (manteia) werd door de Grieken het meest gebruikt.
‘Glossa’, het woord dat Paulus gebruikt in dit hoofdstuk, werd nooit gebruikt om te verwijzen naar glossolalie. Waarom zou Paulus zich zo weinig helder uitgedrukt hebben door het woord ‘glossa’ te gebruiken, terwijl hij beschikte over meerdere Griekse woorden met de juiste bedoeling? De charismatici kunnen antwoorden dat Paulus het woord ‘glossa’ heeft gebruikt om onderscheid te maken tussen de door God geïnspireerde glossolalie en de glossolalie die geïnspireerd werd door de in de andere religies vereerde demonen. Dit charismatische antwoord is desalniettemin niet aanvaardbaar, want Paulus heeft niet geaarzeld om het woord ‘prophitis’ (profhthV, dat ons het woord ‘profeet’ gegeven heeft) te gebruiken om te verwijzen naar diegenen die de Bijbelse openbaring doorgeven, terwijl ‘prophitis’ verwees naar de mediums van de heidense religies en in het bijzonder naar diegenen die glossolalie bedreven om orakels (raadselachtig antwoord) te uiten.
2. Deze talen konden geleerd worden door onderwijs.
Paulus betitelde diegenen die deze talen niet begrepen als ‘idiotis’ (1 Kor. 14:16, 23, 24). ‘Idiotis’ (idiwthV, dat het woord ‘idioot’ voortgebracht heeft) verwijst naar een persoon zonder onderwijs, die niet geleerd, gestudeerd heeft (en wordt ook gebruikt in Hand. 4:13 en in 2 Kor. 11:6). Het betreft hier dus normale talen die men leert door onderwijs en verstand, en geen uiting zoals de glossolalie.
3. Deze talen waren vertaalbaar
De woorden die Paulus gebruikt heeft om erop te wijzen dat deze talen vertaald konden worden (1 Kor. 14:5, 13, 26-28; zie ook 1 Kor. 12:10, 30) zijn afgeleid van de Griekse wortel die het woord ‘hermeneutiek’ (kunst waarmee je teksten interpreteert, uitlegt en begrijpt) heeft voortgebracht. Deze woorden betekenen ‘vertalen, interpreteren, uitleggen’ en impliceren het verstaan ervan door de vertaler en/of het uitleggen (deze woorden zijn overigens vaak gebruikt in het Nieuwe Testament duidelijk in de zin van ‘vertaling’, bijvoorbeeld in Hebr. 7:2).
Ik (de auteur van deze tekst) heb geen voorvallen gevonden, waarbij deze Griekse woorden gebruikt worden in de context van het uitleggen van de glossolalie. Als het ging om vertalen van glossolalie, gebruikte men andere woorden, zoals ‘sumballo’, ‘semaino’ of werkwoorden afgeleid van ‘krino’. Dit toont nog eens te meer aan dat het spreken in talen hier geen fenomeen als glossolalie betreft.
4. Waren deze talen onbegrijpelijk?
De theologen die in dit hoofdstuk een heidense praktijkuitoefening zagen, hebben het argument naar voren gebracht dat de Korinthïers hun eigen uitingen niet verstonden (1 Kor. 14:14-15) en dus daarom glossolalie beoefenden. Ondersteunt een serieuze analyse van de tekst dit argument of maakt deze dit argument ongeldig?
Paulus zei in de verzen 14, 15 en 19 dat de Korinthiërs zonder ‘verstand’ spraken en gebruikte hiervoor het Griekse woord ‘nous’, wat te maken heeft met het verstand en het tegenovergestelde is van domheid. Het idee van Paulus is dus niet dat de Korinthische sprekers hun eigen uitingen niet verstonden, maar dat ze met domheid, zonder verstand, spraken. Dit is des te meer frappant, omdat Paulus het werkwoord ‘ida’ (weten, begrijpen) gebruikt heeft in vers 16; hij koos dus zijn woorden op een manier om nuances aan te brengen.
Bovendien heeft Paulus de werkwoorden ‘akouo’ (1 Kor. 14:2) (waar het woord ‘akoestiek’ van afgeleid is), ‘ginosko’ (1 Kor. 14:7, 9) en ‘ida’ (1 Kor. 14:11, 16) (waar het woord ‘idee’ van afgeleid is) gebruikt. Deze drie werkwoorden zijn geschikt om een gemis aan begrip of aan het kennen van een taal uit te drukken. Paulus zou ze dus gebruikt hebben (in de verzen 14, 15, 19) als hij bedoelde dat diegene die één van deze talen sprak, niet begreep wat hij zei. (In de verzen 14, 15 en 19 heeft hij deze werkwoorden echter niet gebruikt.)
Concluderend: de tekst van de verzen 14 en 15 toont aan dat deze talen werden uitgeoefend met domheid, maar niet zonder de eigen uitingen te verstaan, zoals in het geval van glossolalie.
5. Degene die deze talen sprak, begreep wat hij zei.
Paulus zei (1 Kor. 14:28) dat diegenen die één van deze talen sprak, sprak tot zichzelf en tot God bij gebrek aan vertaling. Maar hoe kan men tot zichzelf praten zonder de eigen woorden te begrijpen?
Bovendien, bepaalde verzen (1 Kor. 14:16-17; 11-12; 5-6) tonen duidelijk aan dat deze talen niet tot opbouw konden leiden als ze niet begrepen werden. Nu, Paulus heeft evenzeer ook geleerd dat diegene die één van deze talen sprak, werd opgebouwd (1 Kor. 14:4). Dus degene die één van deze talen sprak, verstond wat hij zei. Dit punt kan ook bewezen worden met de verzen 16 en 17. Paulus zegt daar dat iemand geen ‘amen’ (‘zeker’, ‘werkelijk’) kon zeggen op een gebed in één van deze talen zonder die taal te kunnen verstaan, en dat degene die in een van deze talen bad ‘amen’ op zijn eigen gebed kon zeggen. Daaruit volgt dat degene die in één van deze talen bad die taal verstond.
Degene die deze talen sprak verstond dus wat hij zei, er is daarom geen sprake van een ervaring, zoals glossolalie.
6. Het betrof normale talen.
Paulus zegt in 1 Kor. 14:18 dat hij meer talen sprak dan alle leden van de kerk van Korinthe bij elkaar. Sommige theologen hebben hierin het bewijs gezien dat Paulus een groot aanhanger was van de glossolalie en het bovenmatig uitoefende. Maar Paulus was buitengewoon druk met zijn missionaire en beroepsactiviteiten (dag en nacht: 1 Thess. 2:9; 2 Thess. 3:8) en was overstelpt met de zorg voor de gemeenten die hij had gesticht (2 Kor. 12:23-28). Paulus kon niet meer tijd hebben dan elk gemeentelid van de kerk te Korinthe om de glossolalie uit te oefenen; des te minder kon hij het alléén méér uitoefenen dan alle kerkleden bij elkaar. Er kan daarom hier geen sprake zijn van glossolalie.
Of zou Paulus meer tijd gehad hebben, omdat hij thuis glossolalie beoefende, terwijl de Korinthiërs het alleen in de kerk beoefenden? Opnieuw, Paulus was zeker te druk om het vaker te beoefenen dan de Korinthiërs. Bovendien is er in het hele Nieuwe Testament geen sprake van zo’n praktijk: waarom zou Paulus veel tijd aan zoiets wijden en er dan nooit melding van maken in zijn brieven? Deze uitleg is daarom niet aanvaardbaar. Zo’n praktijk zou temeer absurd en zelfs zondig zijn, omdat Paulus ook uitdroeg dat deze talen spirituele gaven zijn en dat deze daarom voor de opbouw van anderen gebruikt moeten worden en niet voor persoonlijke opbouw (1 Kor. 12:7; 1 Kor. 14:12, 26; Efez. 4:11-12; 1 Petr. 4:10).
Of zou het hier taalwonderen betreffen, zoals in de drie gevallen van op een wonderlijke manier spreken in vreemde talen die genoemd zijn in het boek Handelingen (hoofdstukken 2, 10 en 19)? Deze taalwonderen maakten het mogelijk een taalbarrière te overbruggen en de christelijke boodschap begrijpelijk te maken voor vreemdelingen. Maar, tegenovergesteld hieraan, de genoemde talen in deze brief aan de Korinthiërs waren juist niet begrijpelijk voor andere personen. Bovendien zijn deze taalwonderen éénmalige fenomenen geweest en geen geestelijke gaven die men ontwikkelt en regelmatig beoefent. En het boek Handelingen, dat verhaalt over de reizen en de wonderen van Paulus, geeft nergens aan dat Paulus zulke wonderen heeft verricht. Te meer, hoe zou Paulus kunnen weten dat hij deze vreemde talen vaker op wonderlijke wijze had gesproken (en dat heeft hij zeker nooit gedaan) dan de leden van de kerk te Korinthe? Deze derde verklaring is daarom ook niet aanvaardbaar.
De mogelijkheid die overblijft is dat deze talen normále vreemde talen waren, zoals al eerder beargumenteerd. En deze mogelijkheid is de enige tevredenstellende verklaring. Het is moeilijk om iemand te vinden die in zoveel plaatsen gewoond heeft als Paulus (zie Handelingen) en ook zo begaafd was met talen (Paulus sprak Aramees, Hebreeuws, Grieks en waarschijnlijk ook Latijn, Arabisch, Syrisch en talrijke dialecten uit Klein-Azië en Griekenland). Paulus had zeker de mogelijkheid gehad om meer vreemde talen te leren dan al de leden van de kerk te Korinthe en kon met zekerheid zeggen dat hij meer talen sprak dan zij allen bij elkaar.
Kortom, het betreft hier normale talen en niet de glossolalie.
Wat is dan de correcte uitleg van de ideeën van Paulus?
We kunnen nu begrijpen waarom Paulus zegt dat degenen die deze talen spraken, het deden zonder verstand (1 Kor. 14:14 en 15). De personen die deze talen niet kenden, konden die niet verstaan zonder vertaling en werden dus niet opgebouwd (1 Kor. 14:4-6, 12, 17). Welnu, tegenovergesteld aan persoonlijke activiteiten, het doel van de gaven van de heilige Geest is de opbouw van anderen, van de kerk (1 Kor. 12:7; 1 Kor. 14:12, 26; Efez. 4:11-12; 1 Petr. 4:10). Bijgevolg, degenen die hun gaven beoefenen (zij het: onderwijs, pastorale zorg of, zoals in dit geval, het spreken in vreemde talen) zonder dat anderen hierdoor worden opgebouwd, doen het zonder nut en dus zonder verstand, op een domme manier.
Ter illustratie: Als een vrouw in het Nederlands hardop zou bidden tijdens een dienst in een Franse kerk, dan zou zij opgebouwd worden door het eigen gebed (1 Kor.14:4), maar omdat de Franstaligen haar niet zouden kunnen begrijpen, zou zij alleen tot God spreken (1 Kor. 14:2) en tot zichzelf (1 Kor. 14:28); de anderen zouden niet opgebouwd worden (1 Kor. 14:17) en dit zou dom zijn van haar (1 Kor. 14:14, 15, 19).
Dit geval zou een illustratie kunnen zijn van de situatie in de gemeente van Korinthe. Korinthe was in Paulus’ tijd een belangrijke Romeinse kolonie met een internationale haven, waar Grieken, Romeinen, Aziaten, Egyptenaren, Syriërs en Joden woonden. In de samenkomsten van de Korinthiërs bestond hierdoor het gevaar van individualisme: ieder zou in zijn eigen taal gaan bidden, lofzingen en een zegen uitspreken (1 Kor. 14:15, 16). Dit is duidelijk niet tot opbouw van elkaar (1 Kor. 12:7, 14: 12), het schept wanorde (14:33) en de toehoorder kan niet weerlegd worden (14:24).
Het Nieuwe Testament noemt de aanwezigheid van Joodse vreemdelingen in de gemeente van Korinthe, zoals Aquillas, Priscilla en Apollos. Het is heel goed mogelijk dat Joden in deze kerk in het Hebreeuws gebeden hebben en dat toen anderstaligen ook gebeden en gezongen hebben in talen die onbekend waren voor de anderen, zonder dat er vertaling was in het Grieks, de lokale en ook internationale taal van die tijd. Paulus zegt in de verzen 14, 15 en 19 dat de Korintiërs zonder ‘verstand’ spraken, ofwel met domheid, vruchteloos. Ze zagen niet het doel van het samenkomen: vruchtbaar zijn voor elkaar (14:17).
Men kan ook begrijpen waarom Paulus heeft gesproken over bidden om zijn eigen woorden te kunnen vertalen (1 Kor. 14:13). Het is erg moeilijk (1 Kor.14:27, 28) om de concentratie vast te houden als men tegelijkertijd spreekt en iedere zin vertaalt; vandaar het gebed om goddelijke bijstand (1 Kor. 14:13). Zo’n gebed vraagt om een actieve gebedshouding en dat komt niet overeen met een toestand van extase, van glossolalie. Bovendien lijken er geen gevallen te zijn waar glossolalisten hun eigen uitingen hebben geïnterpreteerd.
Paulus verbiedt echter niet het spreken in vreemde talen (andere talen dan de lokale taal in Korinthe: het Grieks), hij legt het spreken in die talen aan banden en schrijft dat een vertaler aanwezig moet zijn (14:28), anders moet men zwijgen en tot zichzelf en tot God spreken (in gedachten of buiten de samenkomst). Tegen jezelf spreken doe je niet als je de klanken niet begrijpt, zoals bij glossolalie. Wil je als christen je eigen ‘niet-Griekse’ taal in het Grieks vertalen, dan heb je Gods bijstand hard nodig om de concentratie vast te houden om elke zin van je mondelinge bijdrage goed te vertalen (14:13).
Omdat stichting onmogelijk is zonder verstand (14:6, 12, 16-17) en omdat degene die in die vreemde taal spreekt gesticht wordt (14:4, 17) is het duidelijk dat deze begrijpt wat hij in deze taal zegt. In de verzen 16, 23 en 24 worden degenen die deze talen niet begrijpen als ‘idiotis’ aangeduid; dit wil zeggen personen die geen onderwijs hebben gehad en niet gestudeerd hebben. Deze talen waren dus te leren; de intelligente theoloog en zendeling Paulus heeft van Gods geest de gave van het aanleren van talen gekregen om zijn gemeente te dienen (14:18) en heeft tijdens zijn reizen, meer dan de gemeenteleden van Korinthe, de kans gehad veel talen te leren (Aramees, Hebreeuws, Grieks, Latijn, Syrisch, talrijke dialecten in Klein-Azië en Griekenland, Arabisch: Gal.1:17!). Dit is misschien ook één van de redenen geweest dat hij door God is geroepen om aan vele volken het evangelie te verkondigen. Bovendien, als het hier niet om normale talen gaat, hoe kon Paulus alléén in staat geweest zijn om méér tijd te hebben om tongentaal te beoefenen dan alle kerkleden bij elkaar (14:18)?
De Bijbel leert dat men God moet liefhebben met heel zijn verstand (Mat. 22:37) en zijn intellectuele capaciteiten moet vernieuwen (Rom. 12:2) en ontwikkelen (Efez. 4:13, Hebr. 5:12, 2 Petr. 3:16-18). Helaas nemen te weinig christenen de tijd om intellectuele gaven, vermogens die zij bezitten, te ontwikkelen en bestuderen niet de filosofie, de geschiedenis, het Grieks, het Hebreeuws… Een gebrek aan kennis en logica kan leiden tot ernstige dwaalleren.
Eindgedachte (R.K.)
Tongentaal (of klanktaal, of het spreken in tongen) beschreven in het Nieuwe Testament betreft bestaande vreemde talen voor de spreker óf de toehoorder. De brabbeltaal zoals deze geleerd wordt in charismatische kringen heeft niets hiermee te maken, maar is een uiting van glossolalie: een ongebruikelijk en onbegrijpelijk spraakgedrag zonder overeenkomst met een bestaande taal.
De tongentaal (glossolalie) die in charismatische kringen ten beste wordt gegeven, kan zich bij een persoon manifesteren tijdens een extatische toestand, maar men kan zichzelf ook een eigen brabbeltaal (aan)leren. In beide gevallen kan niemand deze taal verstaan, en de gebezigde brabbeltaal wordt ook niet vertaald en uitgelegd. Er wordt daarmee niet voldaan aan wat Paulus in 1 Korintiërs 14 schrijft.
In charismatische kringen meent men dat Paulus in 1 Korintiërs 14:2-4 schrijft waartoe de gave om in talen te spreken diende: ‘Tot God spreken, verborgenheden spreken, zichzelf stichten (geestelijk groeien).’ In de verzen 2, 3 en 4 wil de apostel echter duidelijk maken hoe dom en zinloos het was in talen te spreken waar niemand het kon verstaan. Dit was een aansporing om hetzelfde te doen als Paulus en in de gemeente niet in talen (anders dan de plaatselijke of landelijke) te spreken. Als er toch in een andere taal gesproken werd, moest iemand het uitleggen voor de hoorders. Als dat niet gebeurde, moest de spreker zwijgen. Gebeurt dit tegenwoordig in charismatische kringen als men in ‘tongentaal’ spreekt?
Conclusie: De charismatische tongentaal is niet de tongentaal beschreven in het Nieuwe Testament. In het Nieuwe Testament betreft het bestaande talen en geen glossolalie.
Getuigenis van een student van Parham
[Bron: Topeka State Journal, Jan. 7, 1901]

Een bericht uit 1901 uit een plaatselijke krant te Topeka geeft het getuigenis weer van S. J. Riggins, een student die Parhams Bethel Bible College in Topeka (zie foto) verliet. Hij beweerde dat de tongentaal door de studenten gesproken, enkel “gibberish” (gebrabbel) was.
‘Ik was niet onder de invloed en kon zien dat de studenten tot deze extremiteit geleid werden door hun fanatisme, en tenslotte besliste ik de school te verlaten. Derhalve ging ik verleden zaterdagochtend weg, maar vooraleer te gaan, riep ik de internen van het gebouw bijeen en legde hen mijn redenen van vertrek uit. Ik zei hen dat zij onder de invloed van de Boze waren, en dat het beste wat zij konden doen was de school te verlaten, zoals ik deed. Zij lachten mij uit, en ik verliet de school, en ik heb niet de intentie terug te keren.’
4. Handoplegging
In de neo-charismatische beweging treft men veelvuldig de praktijk van het handopleggen aan. Dit past men toe voor ‘overdracht van de heilige Geest’ (impartatie), genezing en zegening. Ook past men de handoplegging toe bij het uitdrijven van vermeende demonen (zie ‘Bevrijdingspastoraat’).
Handoplegging is een symbolisch gebaar.
In het Oude Testament komt handoplegging voor om een bepaalde bestemming aan te geven, en om (symbolisch) schuld of macht over te dragen. Het gebeurt bijvoorbeeld bij een offerdier (Exodus 29:10-15), een zondebok (Leviticus 16:21), veroordeelden (Leviticus 24:14) en opvolgers (Numeri 27:23).
Bij het zegenen van nakomelingen lijkt handoplegging een magische of animistische betekenis te hebben. Denk bijvoorbeeld aan het verhaal van het zegenen van Efraïm en Manasse door Jakob (Genesis 48:8-22).
In het Nieuwe Testament komt handoplegging onder andere voor om mensen aan te wijzen voor een speciale taak (Handelingen 6:1-7, 13:2). Een meer magische of animistische betekenis heeft de handoplegging bij het genezen van zieken, bijvoorbeeld door Jezus (Matteüs 9:18) en door Paulus (Handelingen 28:8). Die magische betekenis speelt ook een rol als dopelingen door handoplegging de heilige Geest ontvangen (bijvoorbeeld in Handelingen 8:17).
[Bron: https://www.debijbel.nl/kennis-achtergronden/christelijk-geloof/630]
In 1 Timoteüs 5:22 staat geschreven: ‘Leg iemand niet te snel de handen op, maak jezelf niet medeverantwoordelijk voor zijn zonden, zorg ervoor dat je rein blijft.’
De gedachte in dit vers is om zorg aan te moedigen bij het geven van taken en verantwoordelijkheid aan bepaalde personen in de gemeente. Doe dit niet zonder overleg en aandacht (vergelijk Handelingen 6:6). [Bron: http://biblehub.com/commentaries/1_timothy/5-22.htm]
In de bijbelverhalen legden Jezus en de discipelen bij het uitdrijven van demonen nooit de handen op. Handoplegging heeft onder andere te maken met éénwording, en Jezus drijft de boze geesten dan ook uit met zijn woord, zieken legt hij de handen op (hoewel hij ook genas zonder handoplegging). Zie bijvoorbeeld Lucas 4:40-41: ‘Toen de zon was ondergegaan, brachten de mensen al hun zieken naar Hem toe, aan welke kwaal ze ook leden. Hij legde hun een voor een de hand op en genas hen. Hij dreef ook veel demonen uit, die schreeuwden: “Jij bent de Zoon van God!” Hij sprak hen bestraffend toe en verbood hun iets te zeggen; ze wisten immers dat Hij de messias was.’
Binnen het charismatische bevrijdingspastoraat (zie verder ‘Bevrijdingspastoraat’) wordt echter bij het uitdrijven van (vermeende) demonen veelvuldig gebruik gemaakt van de handoplegging. Waarom doet men dit, terwijl Jezus en zijn discipelen dit nooit deden?
Fire tunnels
Fire tunnels (vuurtunnels) zijn ontstaan in de Toronto Blessing-samenkomsten. De gelovigen vormen een tunnel waar andere gelovigen doorheen lopen. Tijdens het lopen worden deze gelovigen gezegend door handoplegging door degenen die de tunnel vormen. Door deze handeling zullen zij, zoals ze leren, de heilige Geest aan de gelovige loper ‘doorgeven’ (impartatie).
5. Wonderen en tekenen (krachtevangelisatie)
Neo-charismatici geloven dat krachtevangelisatie, waarbij bovennatuurlijke wonderen het delen van het evangelie vergezellen, effectiever is dan evangelisatie zonder tekenen en meer lijkt op de soort van evangelisatie die eerste-eeuwse christenen gebruikten. Deze zienswijze is beïnvloed door John Richard Wimber (zie hoofdstuk 5).
Wimber paste George Eldon Ladds koninkrijkstheologie toe in zijn leer. Ladd (1911-1982) ontwikkelde het idee dat het koninkrijk van God al in ons midden aanwezig is, maar nog niet volledig: het had volgens hem een ‘already’ (nu reeds) onderdeel en een ‘not yet’ (nog niet) (volledig) onderdeel. Dit betekende dat Wimber een theologie had voor zowel het lijden als voor wonderen en tekenen. Hij was ervan overtuigd dat mensen tot geloof zouden komen, wanneer de kracht van het evangelie door wondertekenen (in het bijzonder goddelijke genezing en profetie) bewezen werd. Hij noemde dit ‘krachtevangelisatie’.
Wonderen en tekenen in de bijbel
Iets wat vaak over het hoofd wordt gezien in discussies over wonderen en tekenen, is de timing en de plaatsing ervan in de bijbel. In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, zagen de mensen in de bijbelse tijden lang niet altijd wonderen. In feite zijn de bijbelse wonderen in het algemeen gegroepeerd rond speciale gebeurtenissen in Gods handelen met de mensheid. Israëls verlossing uit Egypte en ingang naar het Beloofde Land werden vergezeld door vele wonderen, maar de wonderen verdwenen kort daarna. Tijdens de late jaren van het koninkrijk Israël, toen God op het punt stond zijn volk in ballingschap te plaatsen, liet hij een aantal van zijn profeten wonderen doen. Jezus deed wonderen en de apostelen deden wonderen. Maar buiten deze tijden zien we heel weinig wonderen in de bijbel. De overgrote meerderheid van de mensen die in de bijbelse tijden woonden, zagen nooit wonderen met hun eigen ogen. Ze moesten door het geloof leven in wat God reeds aan hen geopenbaard had.
Bijbelteksten
Ter onderbouwing van de leer van krachtevangelisatie gebruikt men vaak Marcus 16:17-18. Tevens haalt men Matteüs 10:7-8, Lucas 10:8-9, Johannes 14:12 en 1 Korintiërs 4:20 aan. Vormen deze bijbelteksten echter een degelijk fundament tot deze leer?
Marcus 16:17-18
Marcus 16:17-18: ‘En hen die geloofd zullen hebben, zullen deze tekenen volgen: in Mijn naam zullen zij demonen uitdrijven; in vreemde talen zullen zij spreken; (18) slangen zullen zij oppakken; en als zij iets dodelijks zullen drinken zal het hen beslist niet schaden; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen gezond worden.’ (HSV)
(Het slangen oppakken en iets dodelijks drinken wordt stellig afgeraden; je kunt er door sterven.)
Het belangrijkste tekstkritische probleem van het evangelie volgens Marcus is het einde van het laatste hoofdstuk (16), vers 9-20. Dit wordt het lange slot genoemd en is een oude toevoeging aan de Griekse tekst. Deze twaalf verzen, die de verschijningen van de opgestane Jezus beschrijven, komen niet voor in de oudste manuscripten (handschriften).
In sommige handschriften staat na vers 8 en voor vers 9 nog de toevoeging: ‘Alles wat hun opgedragen was, meldden zij in het kort aan de kring rond Petrus. Daarna stuurde Jezus zelf zijn leerlingen eropuit om van het oosten tot het westen de heilige en onvergankelijke boodschap van de eeuwige verlossing te verkondigen. Amen.’ (NBV21) Dit wordt het korte slot genoemd.
De toevoegingen zijn waarschijnlijk ontstaan uit onvrede met het abrupte slot van Marcus. Dit blijkt bijvoorbeeld uit woordkeus en stijl met de rest van het evangelie. Daarnaast lijkt het een soort samenvatting van wat we in de andere evangeliën lezen. En je ziet dat de overgang van vers 8 naar vers 9 niet soepel verloopt. De vraag is of Marcus oorspronkelijk afsloot met vers 1-8, of dat het originele slot van het evangelie verloren is gegaan. Je kunt je dan ook afvragen of je de tekst van Marcus 16 na vers 8 kunt gebruiken als solide basis voor een doctrine (leer) of praktijk, iets wat binnen de neo-charismatische beweging wel gebeurt.
[Bronnen: https://nl.wikipedia.org/wiki/Marcus_16 , https://en.wikipedia.org/wiki/Mark_16 , https://debijbel.nl/bijbel/NBV21,NBV/MRK.16/Marcus-16 vers 9, https://nl.wikipedia.org/wiki/Evangelie_volgens_Marcus , https://debijbel.nl/wereld-van-de-bijbel/over-bijbelvertalen/bronteksten/7267/tekstkritisch-probleem-marcus-16-9-20 ]
Matteüs 10:7-8
Matteüs 10:7-8: ‘En als u op weg gaat, predik dan: Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. Genees zieken, reinig melaatsen, wek doden op, drijf demonen uit. U hebt het voor niets ontvangen, geef het voor niets.’ (HSV))
Refererend aan deze passage beweren sommigen zelfs dat doden opgewekt kunnen worden.
Als we de tekst vanaf vers 1 weergeven is direct duidelijk dat de opdracht in de verzen 7 en 8 slaat op de twaalf discipelen van Jezus.
Matteüs 10:1-8 (NBV21): ‘Daarop riep Hij zijn twaalf leerlingen bij zich en Hij gaf hun de macht om onreine geesten uit te drijven en iedere ziekte en elke kwaal te genezen.
Dit zijn de namen van de twaalf apostelen: als eerste Simon, die Petrus genoemd wordt, en zijn broer Andreas, Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en zijn broer Johannes, Filippus en Bartolomeüs, Tomas en de tollenaar Matteüs, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Taddeüs, en ten slotte Simon Kananeüs en Judas Iskariot, die Hem zou uitleveren.
Dit waren de twaalf die Jezus uitzond, en Hij gaf hun de volgende instructies: ‘Neem niet de weg naar de heidenen en ga geen Samaritaanse stad binnen. Ga liever op zoek naar de verloren schapen van het volk van Israël en verkondig hun dat het koninkrijk van de hemel nabij is. Genees zieken en wek doden op, reinig mensen die door een huidziekte onrein zijn, en drijf demonen uit. Om niet hebben jullie ontvangen, om niet moeten jullie geven!’
In vers 1 is het al duidelijk dat de opdracht de twaalf leerlingen van Jezus betreft. In vers 2 worden ze zelfs bij naam genoemd! Bovendien staat er nogmaals ter verduidelijking in vers 5: ‘Dit waren de twaalf die Jezus uitzond’. De verzen 7 en 8 worden duidelijk uit hun verband gehaald. Een leer van krachtevangelisatie door alle christenen tegenwoordig kun je hier dan ook niet mee onderbouwen.
Het Nieuwe Testament vertelt dat Jezus’ optreden in de eerste plaats gericht was op de Joden (Matteüs 10:5-7), maar dat zijn boodschap van redding (het evangelie: hoe God redding brengt door Jezus) in tweede instantie voor alle mensen bedoeld is. Het is aan het einde van het evangelie volgens Matteüs (28:16-20), dat de discipelen de opdracht krijgen om naar alle volken te gaan. Volgens Matteüs richtte de opgestane Christus zich niet meer in eerste instantie tot de Joden, maar zei Hij dat álle volken onderricht moesten worden. Hij construeert daarmee een verschil tussen de Jezus tijdens zijn leven en die na zijn opstanding, en effent zo de weg voor de verkondiging van het geloof onder de heidenen.
Matteüs 28:16-20: De elf leerlingen gingen naar Galilea, naar de berg die Jezus hun had genoemd, en toen ze Hem zagen wierpen ze zich in aanbidding voor Hem neer, al twijfelden sommigen. Jezus kwam dichterbij en zei tegen hen: ‘Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat Ik jullie opgedragen heb. En houd dit voor ogen: Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.’
Lucas 10:8-9
Lucas 10:8-9: ‘En als jullie een stad binnengaan en daar welkom zijn, eet dan wat je wordt voorgezet, genees de zieken die er zijn en zeg tegen hen: “Het koninkrijk van God heeft jullie bereikt.”’
Dit is een opdracht aan 72 andere leerlingen (dan de Twaalf) van Jezus (sommige handschriften schrijven ‘zeventig’) om naar de Joden te gaan om het evangelie te verkondigen in de plaatsen waar Jezus van plan was naar toe te gaan, zie Lucas 10:1: ‘Daarna stelde de Heer tweeënzeventig anderen aan, die Hij twee aan twee voor zich uit zond naar iedere stad en plaats waar Hij van plan was heen te gaan.’
Het betreft specifiek deze leerlingen en is geen algemene opdracht tot hedendaagse christenen. Ook hiermee kun je geen leer van krachtevangelisatie door alle christenen tegenwoordig onderbouwen.
Johannes 14:12
Johannes 14:12: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij gelooft, zal de werken die Ik doe, ook doen, en hij zal grotere doen dan deze, want Ik ga heen naar Mijn Vader.’ (HSV)
De neo-charismatici vereenzelvigen ‘de werken’ met wonderen (en tekenen). De vraag is dan ook: wat bedoeld Jezus in dit vers met ‘de werken’? Want deze zullen zelfs groter zijn dan de werken die Jezus deed.
Jezus spreekt hier tegen zijn discipelen tijdens het laatste avondmaal (zie Johannes 13). Alles staat in het teken van Jezus’ kruisiging, opstanding en opgaan naar de hemel.
‘Want Ik ga heen naar Mijn Vader.’ Deze reden is tweeledig:
(1.) Jezus zal de aarde hebben verlaten en niet in staat zijn deze werkzaamheden voort te zetten. Daarom moeten gelovigen deze voor Hem voortzetten.
(2.) Jezus zal in de hemel zijn, klaar om – in antwoord op gebed – (in)direct te helpen, door de heilige Geest. Daardoor zullen gelovigen in staat zijn deze werken voort te zetten en zelfs te overtreffen.
Het sleutelwoord is ‘geloof’! Hier in 14:12 hebben we een geheel algemene uitdrukking die verwijst naar ieder die – in elke generatie en in elke hoek van de wereld – zijn/haar vertrouwen in Christus stelt en Jezus spreekt hier over de effecten van het geloof. Deze effecten (‘werken’) zullen groter zijn dan die van Hem; zo kunnen we verwijzen naar de evangelieverkondiging door de apostelen, waardoor duizenden mensen tot geloof kwamen (op Pinksteren al zo’n drieduizend). De ‘werken’ betreft niet wonderen, want deze ‘werken’ zullen groter zijn dan die van Jezus. Maar geen van de apostelen heeft een groter wonder dan Jezus verricht: de opwekking van Lazarus uit de dood na vier dagen (Johannes 11:1-44).
[Geraadpleegde bronnen: http://biblehub.com/commentaries/maclaren/john/14.htm, http://biblehub.com/commentaries/cambridge/john/14.htm]
1 Korintiërs 4:20
1 Korintiërs 4:20: ‘Want het koninkrijk van God bestaat niet uit woorden, maar uit kracht.’
Hier spreekt de apostel Paulus tot de Griekse christelijke gemeente van Korinte ter vermaning: Sommigen van u doen alsof ze heel wat zijn, omdat ze denken dat ik toch niet kom. Maar ik zal spoedig naar u toe komen, indien de Heer het wil, en dan zal ik te weten komen of die opscheppers alleen maar praten of werkelijk kracht bezitten. Want het koninkrijk van God bestaat niet uit woorden, maar uit kracht.’ (1 Kor. 4:18-20)
De neo-charismatici vereenzelvigen hier ‘kracht’ met wonderen (en tekenen). Maar wat wordt hier met ‘kracht’ bedoeld?
Matthew Henry’s Concise Commentary: ‘Dienaren van Jezus zijn er om als voorbeeld te volgen, zover zij Christus volgen in geloof en praktijk. Wanneer het evangelie effectief is, komt het niet alleen in woorden maar ook in kracht – door de heilige Geest; “dode” zondaren weer levend maken door hen zowel innerlijk als uiterlijk te vernieuwen (kennis, houding, gedrag) en gelovigen te troosten en te versterken, wat niet gedaan kan worden door overtuigende taal van mensen maar door de kracht van God.’
Cambridge Bible for School and Colleges: ‘Het koninkrijk van God is niet simpelweg een zaak van het verstand, maar van de geest (het hart). Het bestaat niet uit het accepteren of realiseren van bepaalde stellingen (“woorden”), maar uit de invloed op het leven en geweten (“kracht”).’
Gordon D. Fee – The first epistle to the Corinthians, Wm. B. Eerdmans Publishing co. , Grand Rapids/Cambridge, pagina 189-191: ‘In de context van zijn eigen geanticipeerde komst, beëindigt Paulus het lange gedeelte dat begon in 1:10 door een waarschuwing rechtstreeks naar de herrieschoppers in de Korintische gemeente te laten klinken. (…) Het probleem is niet alleen interne verdeeldheid (omdat ze een favoriet hadden tot hun leiders Apollos en Paulus); sommigen in de gemeente zijn duidelijk anti-Paulus. (…) De aanstichters van deze ellende is echter maar een kleine groep. Het probleem (…) is dat ze grote invloed hebben in de hele gemeente. (…) Het zijn de mensen die afstand hebben gedaan van zowel Paulus’ gezag als zijn theologie. (…) Paulus was na enkele jaren nog niet teruggekeerd en dit had ertoe geleid dat sommigen van hen Paulus met minachting behandelden.
‘Dan zal ik te weten komen of die opscheppers alleen maar praten of werkelijk kracht bezitten.’ Paulus heeft hen al aan zijn ware ‘logos’ (prediking) herinnerd – die niet “met overtuiging van wijsheid” was, maar gepaard ging met de kracht van God, dat wil zeggen: door het krachtige werk van de Geest (vergelijk 2:4-5). Nu behandelt hij de arroganten: Als hij terugkeert, zullen ze dan alleen ‘logos’ (woorden) hebben, of zullen ze ook in staat zijn om de ‘dynamis’ (kracht) van God in hun wereldse wijsheid te demonstreren? Ze beweren de Geest te hebben; zullen zij bewijs kunnen leveren wat voor Paulus de cruciale zaak is? Namelijk de aanwezigheid van de Geest onder hen om te redden en te heiligen (vergelijk 5:1-5)? Het is duidelijk dat Paulus niet bang is voor de uitkomst van zo’n confrontatie!’
Conclusie: De term ‘kracht’ in 1 Kor. 4:20 wordt door de beweging verkeerd geïnterpreteerd. De term betreft niet wonderen, maar de aanwezigheid van de heilige Geest om te redden en te heiligen.
Concluderend kunnen we stellen dat bovenstaande vijf bijbelteksten geen onderbouwing zijn van de leer van hedendaagse krachtevangelisatie door wonderen en tekenen.
Slotgedachte
Jezus heeft veel bovennatuurlijke dingen gedaan toen Hij op aarde was. Meerdere malen verzoekt Hij echter nadrukkelijk er niet over te spreken. Zie bijvoorbeeld Matteüs 8:4 en 9:30, en ook in Marcus staan verhalen waarin Jezus de omstanders opdracht geeft te zwijgen over wat ze gezien hebben. Hoe anders is dit tegenwoordig in charismatische kringen? Jezus waarschuwde ons echter voor misleidingen, valse profeten en valse wonderen.
Mensen die mij Heer noemen, komen niet vanzelf in Gods nieuwe wereld. Daar komen alleen de mensen die doen wat mijn hemelse Vader wil.
Ik zal terugkomen om recht te spreken. Dan zullen veel mensen tegen mij zeggen: ‘Heer, bij alles wat we deden, hebben we uw naam genoemd. Toen we vertelden over Gods plannen, toen we kwade geesten wegjaagden, en toen we wonderen deden.’
Maar dan zal ik tegen die mensen zeggen: ‘Ik ken jullie niet. Jullie hebben steeds weer dingen gedaan die God niet wil. Ik wil jullie niet meer zien!’ (Matteüs 7:21-23, BGT)
NBV21: Niet iedereen die ‘Heer, Heer’ tegen Mij zegt, zal het koninkrijk van de hemel binnengaan, alleen wie handelt naar de wil van mijn hemelse Vader. Op die dag zullen velen tegen Mij zeggen: ‘Heer, Heer, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd, hebben wij niet in uw naam demonen uitgedreven, en hebben wij niet in uw naam vele wonderen verricht?’ En dan zal Ik hun rechtuit zeggen: ‘Ik heb jullie nooit gekend. Weg met jullie, onrechtplegers!’
6. Genezingen?
Pinkstertheologie wortelt genezing in de verzoening van Christus, in de zin dat het kruisoffer van Jezus een ‘dubbele genezing’ kocht; zowel de vergeving van zonden als de genezing van het lichaam (genezing is echter wel ondergeschikt aan Gods wil). Een extreme leer hierin is die van de Word of Faith, die stelt dat een wedergeborene echt aanspraak kan maken op genezing en deze kan opeisen door ‘woorden van geloof’ uit te spreken.
Jesaja 53:5
In de leer van lichamelijke genezing haalt men vaak Jesaja 53:5 aan: ’Om onze zonden werd hij doorboord, om onze wandaden gebroken. Voor ons welzijn werd hij getuchtigd, zijn striemen brachten ons genezing.’ (NBV)
Jesaja zou het echter niet duidelijker kunnen maken dat hij hier geestelijke genezing in gedachten heeft, wanneer hij schrijft dat Jezus doorboord zou worden voor onze zonden en gebroken voor onze wanddaden.
Petrus bouwt op dit vers door wanneer hij schrijft: ‘Hij heeft in zijn lichaam onze zonden het kruishout op gedragen, opdat wij, dood voor de zonde, rechtvaardig zouden leven. Door zijn striemen bent u genezen. Eens dwaalde u als schapen, nu bent u teruggekeerd naar hem die de herder is, naar hem die uw ziel behoedt. ’ (1 Petrus 2:24-25, NBV) Ook hier is het duidelijk dat het over geestelijke genezing gaat.
Interessant is dat Jesaja in het voorgaande vers (4) wél spreekt over genezing van het lichaam: ‘Maar hij was het die onze ziekten droeg, die ons lijden op zich nam. Wij echter zagen hem als een verstoteling, door God geslagen en vernederd.’ (NBV)
En Matteüs refereert aan dit vers: ‘Bij het vallen van de avond brachten ze vele bezetenen bij hem. Met een enkel bevel dreef hij de geesten uit, en allen die ziek waren genas hij, opdat in vervulling ging wat gezegd is door de profeet Jesaja: “Hij was het die onze ziekten wegnam en onze kwalen op zich heeft genomen.”’ (Matteüs 8:16-17, NBV) Dus de genezing in Jesaja 53:4 werd vervuld tijdens Jezus’ genezingsbediening. Dit garandeert derhalve genezing vandaag de dag niet.
[Geraadpleegde bron: Hank Hanegraaff – Christianity in crisis, Harvest House Publishers, Eugene, Oregon (USA), 1997, pagina 249-251]
We zullen ziekten en kwalen blijven houden, totdat God een nieuwe hemel en aarde vestigt. Paulus maakte dit zo duidelijk toen hij schreef: ‘Omdat ook de schepping zelf zal worden bevrijd uit de slavernij van de vergankelijkheid (…). En dat niet alleen, ook wijzelf, die als voorschot de Geest hebben ontvangen, ook wij zuchten in onszelf in afwachting van de openbaring dat we kinderen van God zijn: de verlossing van ons sterfelijk bestaan. (…) Als we echter nu al zouden zien waarop we hopen, zou het geen hoop meer zijn. Wie hoopt er nog op wat hij al kan zien? Maar als wij hopen op wat we nog niet zien, blijven we in afwachting daarvan volharden.’ (Romeinen 8:21-25)
De bijbel staat vol met een lange lijst van godvruchtige mannen die aan ziekten en kwalen leden.
Job, die schrijft aan de Galaten dat hij bij hen kwam, omdat hij ziek was (Galaten 4:13).
Timoteüs werd Paulus’ ‘zoon in geloof’ genoemd, maar had regelmatig last van maagproblemen. Paulus gaf hem een praktisch advies: drink niet langer alleen water en gebruik een beetje wijn (1 Timoteüs 5:23).
De profeet Elisa werd gezegend met een ‘dubbele zalving’ (2 Koningen 2:9), maar hij leed en stierf als een ziek man (2 Koningen 13:14).
Nog andere bijbelse voorbeelden kun je aanhalen: Paulus liet Trofimus ziek achter in Milete (2 Timoteüs 4:20), Epafroditus werd ziek en stierf bijna (Filippenzen 2:25-30), en koning Hizkia werd ziek en stond op het punt te sterven (2 Koningen 20:1).
[Geraadpleegde bron: Christianity in crisis, pagina 251-253]
Door het vergelijken van de helende bediening van Jezus aan die van de moderne gebedsgenezers, kunnen we bepalen of hun beweringen enige basis hebben in de bijbel. Als, zoals ze zeggen, ze genezen door dezelfde kracht en op dezelfde manier als dat Jezus genas, zouden we duidelijke overeenkomsten hierin moeten kunnen zien. Echter, juist het tegenovergestelde is waar. Er zijn meerdere verschillen in de manier waarop Jezus genas die niet kenmerkend zijn voor de moderne gebedsgenezers.
Ten eerste genas Jezus meteen. Petrus’ schoonmoeder (Marcus 1:31), de zoon van de hoofdman (Matteüs 8:13), de dochter van Jaïrus (Marcus 5:41-42), en de verlamde (Lucas 5:24-25) werden allen onmiddellijk genezen. Ze hoefden niet naar huis te gaan om daar aan het genezingsproces te beginnen, zoals het advies is van vele gebedsgenezers.
Ten tweede genas Jezus geheel. Petrus’ schoonmoeder kon weer volledig functioneren, nadat ze genezen was van een ziekte die zo ernstig was dat ze bedlegerig was. Maar toen Jezus haar had genezen stond ze meteen op en bereidde een maaltijd voor iedereen die in het huis waren. De blinde bedelaars in Matteüs 20:34 kregen direct zicht.
Ten derde genas Jezus iedereen (Matteüs 4:24, Lucas 4:40). Men was niet verplicht om vooraf door de discipelen te worden gescreend, voordat men bij Jezus mocht komen voor genezing, zoals wel de standaard procedure bij ‘genezers’ vandaag is. Jezus genas op vele plaatsen, niet enkel in een omgeving met zorgvuldig gecontroleerde omstandigheden.
Ten vierde genas Jezus werkelijke organische ziekten, niet de symptomen zoals de gebedsgenezers doen. Jezus heeft nooit iemand genezen van een hoofdpijn of rugpijn (laat staan een ‘been verlengt‘). Hij genas lepra, blindheid en verlamming; wonderen die echt waren te controleren.
Tot slot genas Jezus de ultieme ziekte: de dood. Hij bracht Lazarus terug na vier dagen in het graf (Johannes 11:1-44). Geen gebedsgenezer kan dit kopiëren.
De bijbel schrijft ook dat de apostel Paulus de jongeman Eutychus, die dood neergevallen was, terug tot leven wekte (Handelingen 20:8-12), en dat de apostel Petrus de leerlinge Tabita opwekte uit de dood (Handelingen 9:36-42).
Er zijn altijd valse genezers geweest die azen op het lijden en de wanhopigheid van mensen om zo hun bankrekening te spekken. Dergelijk gedrag is een van de ergste vormen van godslastering, omdat velen wiens geld werd verspild aan valse beloften Christus ronduit verwerpen, omdat Hij niet gedaan heeft wat de genezer heeft beloofd.
Als gebedsgenezers de kracht hebben om te genezen, waarom lopen ze dan niet de ziekenhuizen in en genezen de patiënten van al hun pijnen? Waarom gaan ze niet naar Afrika en genezen alle AIDS-gevallen? Dat doen ze niet, omdat ze het niet kunnen!
[Bron: http://www.gotquestions.org/faith-healers.html ]
Benny Hinn
Als doorlichting van de genezingspraktijken (en verkwistende levensstijl) van de Canadese (maar in Jaffa, Israël, geboren) Word of Faith-evangelist Benny Hinn (1952), bracht de Canadese televisiemaatschappij CBC ‘The Fifth Estate’; een documentaire met verborgen camera’s over hoe Hinns staf de kandidaten selecteert die voorwaarts moeten komen om ‘genezen’ te worden [‘Evangelist Hinn Lands under a Cloud’, The Star, Toronto, 17 augustus 2007]. Zij die duidelijke fysieke kwalen hadden, werden niet toegelaten. CBC heeft een aantal mensen nagetrokken die genezing claimden. Men ondervond dat zij ofwel nog steeds ziek waren, ofwel zich nooit in die ziektetoestand hadden bevonden waarvan zij zogezegd genezen waren, ofwel overleden waren.
In 2003 verzocht het programma Dateline van NBC om een bevestiging van de 56 genezingen die op een van Hinns ‘kruistochten’ geclaimd werden. Hinns medewerkers kwamen slechts met vijf gevallen, waarvan beweerd werd dat het ‘onweerlegbare en medisch bewezen mirakels’ waren. Toen daarop Dateline deze vijf gevallen onderzocht, werd ondervonden dat slechts één betrokken persoon medische rapporten kon tonen, maar dat haar dokter vermoedde dat de vrouw eigenlijk nooit had geleden aan de Lou Gehrigs-ziekte, waarvan ze beweerde genezen te zijn [Charisma Online, 20 februari 2003].
In januari 2005 was er een 52-jarige man die aan een hartaanval stierf toen hij Hinns ‘healing crusade’ (genezingskruistocht) bijwoonde in Bangalore, India [‘When the miracle failed to save a life’, Deccan Herald, 23 januari].
N.B. Zie ook 10.5. voor kritiek op Benny Hinn.
Jan Zijlstra
In Nederland was Jan Zijlstra (1938-2021) een bekend gebedsgenezer. Hij werkte als evangelist bij de stichting Wings of Healing met samenkomsten in Warmond (Zuid-Holland). Daarvoor was hij verbonden aan De Levensstroom Gemeente te Leiderdorp, die hij in 1992 oprichtte en waar hij tot april 2010 voorganger was.
In de Netwerk-reportage ‘Wonderen in de Alblasserwaard’ (28 juni 2007) werden een aantal van zijn geclaimde genezingen gecontroleerd. Het bleek dat sommige personen die op zijn website alsmede op een dvd van de Levensstroom, als ‘genezen’ werden betiteld, niet genezen waren. Centrale vragen in de reportage zijn: Wat doet het met je als je herstelt, maar later weer terugvalt? Of erger nog: als je helemaal niet geneest? Geeft Jan Zijlstra wel een eerlijk beeld van wat er zich afspeelt bij hem op het podium? Of geeft hij de mensen valse hoop?
Aanleiding van de reportage was de genezing van de 44-jarige Janneke Vlot van posttraumatische dystrofie, een Complex regionaal pijnsyndroom (CPRS). Vlot stond op uit haar rolstoel en Zijlstra haalde hiermee de voorpagina’s van de kranten. Daarnaast zouden tientallen andere mensen op wonderlijke wijze zijn hersteld tijdens Zijlstra’s genezingsdiensten. Zo maakt de reportage melding van Ida de Jagers herstel van een bekkeninstabiliteit en dystrofie in haar been.
Omdat haar vader bij Zijlstra spontaan wordt genezen van pijn in zijn heupen, besluit zijn dochter Rachab van Ooijen, die nagenoeg blind is (vijftien procent zicht), ook naar de gebedsgenezer te gaan. Zijlstra verklaart haar in de dienst genezen, maar toen ze haar bril afdeed bleek dat niet het geval. Na nog een bezoek trad er nog steeds geen genezing op. Rachab vraagt zich dan ook af: waarom mijn vader wel en ik niet?
Op de site van Zijlstra lazen de journalisten dat ook de dertienjarige Leonie Verhoef bij hem was genezen van een zenuwziekte (reflex dystrofie, CPRS1) in haar linkerbeen, waardoor elke aanraking daar pijnlijk was. (In de reportage wordt beweerd dat dit dezelfde ziekte is waarvan Janneke Vlot was genezen. In het dagblad Trouw wordt Vlots ziekte echter benoemd als posttraumatische dystrofie, naar aanleiding van uitlatingen van Vlots huisarts. Bron) Tijdens de dienst staat Leonie op uit haar rolstoel. ‘Toen er voor me gebeden werd, was ik binnen een paar seconden gewoon mijn pijn kwijt.’ Haar herstel blijkt echter van korte duur. Na enkele keren Zijlstra weer bezocht te hebben met telkens weer een terugval, geeft ze de moed op. Toch gaat ze nog een keer naar de genezingsdienst, nu met een microfoontje ten behoeve van de reportage. Tijdens het ‘genezingsmoment’ zegt Leonie tegen Zijlstra: ‘Ik voel iets warms door me heen gaan. Alleen mijn been raakt het niet.’ ‘Ik voel nog niks.’ ‘De pijn wordt eigenlijk alleen maar erger.’ Terwijl Leonie nog probeert Zijlstra duidelijk te maken dat ze niet genezen is, zet Zijlstra een lied in…
Ook Marielle Bonts wordt op Zijlstra’s dvd ‘Waarom Jezus vandaag geneest’ (een dvd met spectaculaire genezingsverhalen) betiteld als genezen van haar hernia. In de reportage zegt ze dat ze op de plekken waar ze pijn had, warmte voelde gaan. De pijn werd minder en ze kon zich beter bewegen: ‘Ik voelde echt niks meer.’ Maar toen ze weer ging zitten, voelde ze de pijn weer. De genezing was mislukt, terwijl ze wel als genezen op de dvd staat. Zijlstra gaf dit ook toe in het interview met hem volgend op de reportage, maar, zo zei hij, ‘zij was toen genezen, het wonder wordt daardoor niet kleiner. Ook het wonder bij Leonie wordt daardoor niet kleiner. Ze is toen genezen geworden.’ Maar Zijlstra vond het verhaal van Leonie ‘zondermeer zeer triest’.
Tijdens het interview zegt Zijlstra dat het verhaal van Leonie van de website is verwijderd. Echter, zo merkt Netwerk-presentator Tijs van den Brink op: ‘Het staat er nu nog op hoor, ik heb vandaag nog gekeken.’ Op de vraag of Zijlstra wel meer verhalen hoort dat het eerst een genezing lijkt maar dan toch weer over is, antwoordt hij: ‘Ja, (…) maar ik zeg altijd in iedere dienst: niet iedereen wordt genezen. Die vraag wordt altijd overal gesteld: geneest iedereen bij u? Dan zeg ik: Nee.’ Tevens beaamde Zijlstra dat bij hem ‘genezen’ mensen eventueel een terugval kunnen ondervinden.
In de Volkskrant van 9 mei 2007 verklaarde Frank Huygen, hoofd van het Pijnbehandelcentrum Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam en arts van Janneke Vlot, dat bij dystrofie spontane genezingen regelmatig voorkomen. Van een wonder wil hij dan ook niet spreken. [Bron]
Hoe moeten we omgaan met genezingswonderen door mensen als Jan Zijlstra?
Artikel uit het Reformatorisch Dagblad van 2 april 2007. De schrijver, dr. A.A. Teeuw, is theoloog en arts in verpleeghuis Salem in Ridderkerk (Zuid-Holland), en auteur van het boekje ‘Genezing op het gebed?’
In veel kerkelijke gemeenten is de laatste weken verwarring ontstaan door enkele bijzondere genezingswonderen. Reacties zijn uiterst divers. De vraag of het uit God is, wordt niet eensluidend beantwoord. Ik heb evenmin een pasklaar antwoord, maar ik wil wijzen op het feit dat bepaalde ziektebeelden zich beter lenen voor gebedsgenezing dan andere. Ik bedoel dit niet cynisch, maar het is goed om eerst naar medische elementen te kijken, alvorens moeilijke theologische vragen te beantwoorden.
De suggestie dat bepaalde ziekten beter op gebedsgenezing reageren dan andere, is al eerder geopperd. Telkens wordt ze ontkend en afgedaan als ongeloof, maar zodra concrete genezen personen voor het voetlicht verschijnen, wordt deze suggestie wel bevestigd.
In een radio-interview tussen de godsdienstpsycholoog Braams en prof. Ouweneel roemde de laatste de talrijke genezingen bij de profeet Joshua in Lagos. Allerlei ziekten werden genezen, zelfs aids, aldus Ouweneel. Maar toen hij een concreet voorbeeld noemde, betrof het een studente met een persoonlijkheidsstoornis (borderline). Toen Braams hem vroeg waarom de genezingen van aids niet wetenschappelijk zijn gedocumenteerd, antwoordde Ouweneel dat artsen daar niet aan mee willen werken. Is dat laatste echt zo?
Zolang we op deze wijze blijven discussiëren, omzeilen we een essentieel element uit de vraagstelling. Want wie de website van Jan Zijlstra bekijkt en kennis neemt van concrete voorbeelden, moet inderdaad erkennen dat het allemaal om ziekten gaat met een hoog psychogeen gehalte. De recent gemelde genezingswonderen behoren eveneens tot die groep.
Als zodanig vind ik het heel eerlijk – en tegelijk onthutsend – dat Ouweneel in zijn boek ‘Geneest de zieken’ erkent dat ouderdomsgerelateerde ziekten niet geschikt zijn voor gebedsgenezing. Anders gezegd: Zijlstra behoeft niet naar het verpleeghuis te komen waar ik werkzaam ben. Datzelfde geldt voor de genezing van aangeboren handicaps, zoals het syndroom van Down. Met zo’n kind behoeft de lezer niet naar Leiderdorp te gaan. Ook suikerziekte blijkt een lastige te zijn, zo erkende een gemeentelid van een evangelische gemeente in Maassluis.
Dit alles wekt de indruk dat sommige ziekten de macht van God te boven gaan! En hoewel niemand dit laatste zal durven beweren, houden soortgelijke genezingswonderen en dito opmerkingen dit wel in stand. Terwijl de Bijbel aangeeft dat Jezus iedereen die tot Hem kwam genas, ongeacht welke ziekte hij of zij had.
Aanval
Zodra ik het bovenstaande inbreng in deze discussie, wordt dat vaak gezien als een aanval op gebedsgenezing. Alsof ik het bestaan van wonderen betwijfel. Niet zelden wordt verwezen naar controlefoto’s in het ziekenhuis die de genezingswonderen zouden hebben bevestigd. Ik heb bij dit laatste mijn twijfels. Toen een MS-patiënt genezen uit Lagos terugkwam, werd dit door röntgensfoto’s bevestigd, aldus het blad Visie. Ik wil niet vervelend doen, maar er is geen foto die MS bevestigt of bewijst! De patiënt met suikerziekte die in hetzelfde Visieartikel wordt genoemd, was gelukkig op tijd in Nederland, want anders had hij zijn ’genezing’ niet overleefd.
Dat ziekten een psychogene component hebben, is inherent aan iedere ziekte. Ik heb daarom veel moeite met de uitdrukking dat het ‘tussen de oren zit’. Dit wekt de indruk dat iemand maar gewoon moet doen, en hij of zij is weer beter. Alsof alleen zwakke en emotionele mensen er last van hebben. Het tegendeel is waar. Iedereen reageert op een bepaalde manier op zijn of haar ziekte. Dat hoort er nu eenmaal bij. Zodra iemand bijvoorbeeld hoort dat hij longkanker heeft, verandert het ziektegedrag direct, terwijl de ziekte op dat moment niet verandert. De pijn wordt plotseling intenser, het slapen gaat moeizamer en het ziekteverzuim neemt toe, terwijl de ziekte nog niet is uitgebreid.
Ziektegedrag maakt het soms erg moeilijk om het effect van bepaalde behandelingen te beoordelen. Zo is in Nederland onderzoek gedaan naar de invloed van een hoge dosis prednison bij kanker. Patiënten die zich als gevolg van hun ziekte of als gevolg van chemotherapie erg beroerd voelden (misselijk, gebrek aan eetlust, afvallen, lusteloosheid) kregen een hoge dosis van een soort prednison. Dit onderzoek was opgezet omdat sommige artsen succesverhalen hadden over spectaculaire genezingen. Deze veranderingen waren inderdaad spectaculair. Uit het onderzoek bleek echter dat deze verbeteringen zowel in de groep van patiënten die prednison kreeg als in de groep die een placebo kreeg voorkwamen. De groep die prednison kreeg, had echter veel meer bijwerkingen! Blijkbaar is ziektegedrag een uiterst complex fenomeen.
Door mijn werk ben ik betrokken geweest bij een onderzoek naar de invloed van baclofen (een spierontspannend middel) op posttraumatische dystrofie, een ziekte die veel genoemd wordt bij genezingswonderen (zoals bij Janneke Vlot, R.K.). Uit het onderzoek bleek dat plotselinge verbeteringen of verslechteringen van de gezondheidstoestand nauwelijks gerelateerd waren aan de hoeveelheid baclofen die de patiënten kregen toegediend.
Nuchter
Wat betekent het bovenstaande voor genezingswonderen? Dat we het advies van de apostel Petrus moeten opvolgen om enerzijds te waken en te bidden, maar anderzijds wel nuchter te blijven. En dat laatste mis ik in deze discussie.
Ik ontken niet dat God wonderen kan doen en doet. Ik geloof eveneens in de kracht van het gebed. Maar misschien werkt de Heere op een andere wijze dan tot dusver wordt voorgesteld. Ik denk bijvoorbeeld aan Joni Eareckson. Deze vrouw is volledig verlamd als gevolg van een dwarslaesie. In een van haar boeken, ‘De tranen van God’, schrijft ze over de genade die God haar heeft gegeven, ondanks haar rolstoel en handicap. Zij laat iets zien van wat navolging en kruisdragen betekent. Juist in deze menselijke zwakheid komt de kracht van het Evangelie openbaar. Dat is het grootste wonder.
Lees eventueel ook een persoonlijk verslag via https://goedgelovig.wordpress.com/2010/02/10/6-een-mislukte-genezingsdienst/.
Lees ook 10.5. ‘Hypnose- en beïnvloedende situaties binnen charismatische kringen’. Hierin wordt onder meer ingegaan op ‘genezingen’.
7. Een opwekking op basis van Joël 2:23b, 28-29?
De neo-charismatische beweging is beïnvloed door de New Order of Latter Rain-theologie die uitgaat van een (eind)opwekking. Dit uitgangspunt is gebaseerd op de profetie in Joël 2:23b, gekoppeld aan de verzen 28 en 29. Is deze uitleg echter juist?
Het oudtestamentische boek Joël (Hebreeuws: יואל, Jō‧ʼel′: ‘JHWH is God’) is het tweede boek van het Twaalfprofetenboek (‘Dodekapropheton’): Hosea tot en met Maleachi. De twaalf profeten worden ook wel de kleine profeten genoemd. Dat slaat op de omvang van de boeken: ze zijn veel kleiner dan de drie grote profeten Jesaja, Jeremia en Ezechiël. Het boek Joël is genoemd naar de profeet die in het opschrift vermeld wordt (Joël 1:1). Over hem is weinig bekend. Meestal wordt aangenomen dat Joël profeteerde in Juda en Jeruzalem. Het is waarschijnlijk dat Joël na de Babylonische ballingschap (beëindigd 538 v.Chr.) leefde.
De directe aanleiding voor Joëls boodschap is een hongersnood die werd veroorzaakt door een sprinkhanenplaag (hoofdstuk 1). Deze wordt door Joël gezien als een teken dat de ‘dag van de Heer’ (zie uitleg onderaan) dichterbij komt. Gods oordeel zou meer verwoesting brengen dan een natuurramp. Het boek wil de hoorders oproepen tot boete en inkeer: als het volk oprecht berouw toont, zal God het toch te hulp komen.
Joël staat na Hosea en voor Amos. Dat is niet toevallig. Het boek Hosea maakt concrete verwijten en eindigt met een oproep tot bekering (Hosea 14:2-4). Joël sluit hierop aan door aandacht te besteden aan de ramp die Juda treft. En Joël (4:16) eindigt waar Amos begint (Amos 1:2): met een uitspraak over Gods machtsvertoon vanaf de Sion (een van de bergen van Jeruzalem). Joël en Amos sluiten allebei af met de belofte van overvloed (Joël 4:18 en Amos 9:13).
Waarschijnlijk zijn deze verbindingslijnen aangebracht door latere redacteuren van de drie boeken. Zij gebruikten Joël om de boodschap van Hosea en Amos aan Israël actueel te maken voor Juda. De Sion als heilige plaats staat daarbij centraal.
In Joël 2:23a wordt volgens sommige vertaling-interpretaties de komst van de messias aangekondigd: ’.. want Hij zal u geven dien Leraar ter gerechtigheid;’ (SV). Deze uitleg is echter omstreden. De NBV21 vertaalt dit met: ‘…, want Hij gaf regen om je te verkwikken’. We gaan hieronder uit van de HSV-vertaling (in de NBV21 is vers 28-32 ondergebracht in het derde hoofdstuk).
Joël 2:18-32 (HSV):
18 Toen nam de HEERE het op voor Zijn land, en Hij spaarde Zijn volk. 19 De HEERE antwoordde en zei tegen Zijn volk: Zie, Ik zend u het koren, de nieuwe wijn en de olie, zodat u ermee verzadigd wordt. Ik zal u niet meer overgeven als voorwerp van smaad onder de heidenvolken. 20 Ik zal die uit het noorden ver van u wegdoen. Ik verdrijf hem naar een dor en woest land, zijn voorhoede naar de zee in het oosten, zijn achterhoede naar de zee in het westen. Zijn stank stijgt op, zijn walm stijgt op, want hij heeft grote dingen gedaan. 21 Wees niet bevreesd, land, verheug u en wees blij, want de HEERE heeft grote dingen gedaan. 22 Wees niet bevreesd, dieren van het veld, want de weiden van de woestijn worden groen, de bomen dragen hun vrucht, de wijnstok en de vijgenboom geven hun opbrengst. 23 En u, kinderen van Sion, verheug u en wees blij in de HEERE, uw God, want Hij zal u geven de Leraar tot gerechtigheid (NBV21: ‘want Hij gaf regen om je te verkwikken’). Die zal regen op u doen neerdalen, vroege regen en late regen in de eerste maand. 24 De dorsvloeren zullen vol koren zijn, de perskuipen stromen over van nieuwe wijn en olie.
25 Ik zal u de jaren vergoeden die de veldsprinkhaan, de jonge sprinkhaan, de zwermsprinkhaan en de treksprinkhaan hebben opgegeten, Mijn grote leger, dat Ik op u had afgestuurd. 26 Dan zult u overvloedig en tot verzadiging eten, en de Naam van de HEERE, uw God, prijzen, Die wonderlijk met u heeft gehandeld. Mijn volk zal voor eeuwig niet beschaamd worden. 27 Dan zult u weten dat Ik te midden van Israël ben, dat Ik, de HEERE, uw God ben, en niemand anders: Mijn volk zal voor eeuwig niet beschaamd worden!
Belofte van de Geest
28 Daarna zal het geschieden dat Ik Mijn Geest zal uitstorten op alle vlees*: uw zonen en uw dochters zullen profeteren, uw ouderen zullen dromen dromen, uw jongemannen zullen visioenen zien. 29 Ja, zelfs op de dienaren en op de dienaressen zal Ik in die dagen Mijn Geest uitstorten. 30 Ik zal wondertekenen geven aan de hemel en op de aarde: bloed en vuur en rookzuilen. 31 De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voor die dag van de HEERE komt, die grote en ontzagwekkende. 32 Het zal geschieden dat ieder die de Naam van de HEERE zal aanroepen, behouden zal worden. Want op de berg Sion en in Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HEERE gezegd heeft, namelijk bij hen die ontkomen zijn, die de HEERE roepen zal.
* Joëls profetie van Gods geest die uitgestort wordt op alle vlees (NBV21, Joël 3:1: ‘Ik zal mijn geest uitgieten over al wat leeft’), wordt in Handelingen 2:16 door Petrus aangehaald om de gebeurtenissen op Pinksteren te verklaren.
In de Latter Rain-leer worden de profetieën in Joël 2 vers 23b en de verzen 28-29 aan elkaar gekoppeld:
Joël 2:23b: Die zal regen op u doen neerdalen, vroege regen en late regen in de eerste maand. Joël 2:28-29: Daarna zal het geschieden dat Ik Mijn Geest zal uitstorten op alle vlees: uw zonen en uw dochters zullen profeteren, uw ouderen zullen dromen dromen, uw jongemannen zullen visioenen zien. Ja, zelfs op de dienaren en op de dienaressen zal Ik in die dagen Mijn Geest uitstorten. (HSV)
De beweging interpreteert beide regens in vers 23b als een uitstorting van de heilige Geest. Men meent dat de uitstorting van de heilige Geest op de discipelen op Pinksteren de ‘vroege regen’ is. De periode van de apostelen, beschreven in Handelingen, zou daarmee de ‘vroege regen- opwekking’ zijn (geweest).
De ‘late regen’ (Engels: ‘latter rain’)-opwekking zou een grote uitstorting van de heilige Geest zijn, vlak voor de terugkomst van Jezus op aarde (de eindtijd of ‘de laatste dagen’). Een belangrijk kenmerk hiervan zouden nieuwe apostelen en profeten zijn, welke leiding zullen geven aan de opwekking.
Betreffen de regens in Joël 2:23b echter een uitstorting van de heilige Geest?
De vroege regen (Hebreeuws: ‘môreh’) en de late regen (Hebreeuws: ‘malḳôsh’) in vers 23b slaan op de regens die respectievelijk het begin (oktober-november) en het einde (maart-april) van het natte seizoen in het land Israël markeren. De vroege regen bevochtigt de aarde en maakt deze gereed voor de zaden die kort daarna gezaaid worden. De late regen is belangrijk voor de rijping van de gewassen. Als een van beide regens mislukt, wordt de oogst ernstig beschadigd.
De context spreekt enkel over de gaven van de aarde, niet over de gaven van de Geest welke genoemd worden in vers 28 en 29. De vroege regen betreft dan ook niet de uitstorting van de heilige Geest op Pinksteren, en de late regen (latter rain) betreft dan ook niet een vermeende opwekking voor de terugkomst van Jezus. Wat Latter Rain doet is de hele tekst van Joël uit zijn verband halen.
Joël voorspelt dat er weer goede tijden voor het volk Israël (‘kinderen van Sion’) komen, mits het volk tot berouw komt en zich bekeert. De regens staan voor deze goede tijden (iets wat nog duidelijker wordt in de NBV21-vertaling). Vergelijk in verband hiermee ook Deuteronomium 11:13-17*: Als u de geboden gehoorzaamt die ik u vandaag voorhoud, en de HEER, uw God, liefhebt en Hem met hart en ziel dient, belooft de HEER: ‘Ik zal jullie akkers op de juiste tijd regen geven, in het najaar en in het voorjaar. Je zult je oogst binnenhalen, koren, wijn en olie, en Ik zal groene weiden geven voor je vee. Je zult er volop te eten hebben.’ Maar pas op: laat u er niet toe verleiden van de juiste weg af te wijken, voor andere goden neer te knielen en ze te vereren. Want dan zal de HEER in woede tegen u ontsteken en de hemel sluiten. Er zal geen regen meer vallen en de hele oogst zal mislukken, en u zult spoedig verdreven worden uit het goede land dat de HEER u zal geven.
* Vergelijk ook met Jeremia 3:3, 5:23-25, Hosea 6:3, Zacharia 10:1 en Jakobus 5:7.
De dag van de Heer (uitleg)
De ‘dag van de Heer’ verwijst in de bijbel naar het einde van de tijd als God over alle mensen zal oordelen. Andere termen die hetzelfde uitdrukken, zijn onder andere ‘de dag van Gods woede’, ‘die dag’, en – in het Nieuwe Testament – ‘de dag van Jezus Christus’.
In het Oude Testament is de ‘dag van de Heer’ een belangrijk thema in de boeken van de profeten. Soms duidt ‘de dag’ een tijd aan waarin God zal oordelen over Israël en de andere volken, soms juist een periode waarin hij redding zal brengen.
Vóór de Babylonische ballingschap beschrijven de klassieke profeten de ‘dag van de Heer’ vooral als een dag van onheil. God zal de inwoners van Israël en Juda straffen omdat ze zich niet gehouden hebben aan zijn wetten. Het zal een tijd zijn van angst, duisternis en natuurrampen, en Israël zal onderdrukt worden door andere volken. We vinden dit beeld bijvoorbeeld terug in de boeken Hosea, Amos, Micha, Sefanja en Joël, en in sommige gedeelten van Jesaja.
In 586 voor Christus werden de inwoners van Juda getroffen door een grote ramp: Jeruzalem en de tempel werden vernietigd door de Babyloniërs, en een deel van de bevolking werd in ballingschap gevoerd. Sommige profeten zagen dit als een teken dat de dag van de Heer was aangebroken (zie bijvoorbeeld Klaagliederen 1:21 en Ezechiël 34:12).
Maar al snel kreeg de ‘dag van de Heer’ opnieuw een eschatologische (‘de leer van de laatste dingen’) lading. De nadruk verschoof nu naar de dag van de Heer als een tijd van redding voor Gods volk. Het oordeel was vooral bestemd voor de vijanden van Israël, zoals Egypte, Edom en Babylonië. We zien dat beeld bijvoorbeeld in het boek Obadja (Obadja 1:15), en in teksten uit Ezechiël (onder andere Ezechiël 30:3).
De profetische teksten van na de ballingschap (en af en toe ook teksten in de klassieke profeten) geven een ander beeld. De dag van de Heer is nu een tijd waarin God zijn volk weer zal helpen en herstellen.
God zelf zal voor zijn volk optreden (Maleachi 3:17). Hij zal de Israëlieten terug laten keren naar hun eigen land (Jesaja 11:11-12), en hij zal als koning over Israël of over de hele wereld regeren (Micha 4:6-7; Jesaja 2:2-4). Overal in de wereld zal vrede heersen (Hosea 2:18; Jesaja 11:1-10), en er zal overvloed zijn (Jesaja 4:2). Iedereen zal in die tijd God leren kennen (Jesaja 19:19-25).
Sommige teksten spreken over de komst van een Davidische koning (bijvoorbeeld Zacharia 3:8-10).
In het Nieuwe Testament is de uitdrukking ‘dag van de Heer’ overgenomen uit het Oude Testament. Net als daar betekent het de tijd van Gods laatste oordeel. In het Nieuwe Testament betekent het ook dat Jezus naar de wereld terug zal komen (Lucas 17:24). Daarom noemt Paulus de dag van het laatste oordeel ook ‘de dag van onze Heer Jezus Christus’ (1 Tessalonicenzen 5:2) of ‘de dag van Christus Jezus’ (Filippenzen 1:6).
[Bronnen: Nieuwe encyclopedie van de bijbel, Uitgeverij Kok, Utrecht 1999, pagina 236, https://www.debijbel.nl/onderwerpen/s/joel-bijbelboek/1956, https://www.debijbel.nl/onderwerpen/s/dag-van-de-heer-ot/1037, http://biblehub.com/commentaries/joel/2-23.htm]
Een manifestatie van de zonen van God?
Een belangrijk kenmerk van de verwachte late regen zou de ‘manifestatie van de zonen van God’ of ‘Joels leger’ (naar Joël 2:1-11) zijn. De Latter Rain-beweging leerde dat naarmate het einde van het tijdperk naderde, de ‘overcomers’ (overwinnaars) binnen de kerk zouden opstaan, maar men debatteerde over de aard en omvang van deze manifestatie. Deze ‘gemanifesteerde zonen van God’ zouden ‘gezalfde’ godvruchtige leden zijn die door de heilige Geest dezelfde wonderen zouden kunnen verrichten als Jezus toen Hij op aarde was. Hierdoor zullen zij de wereld voor Christus veroveren, zodat Hij kan wederkomen op aarde om de leiding van dat koninkrijk op zich te nemen.
George H. Warnock (1917-2007) besprak de rol van de New Order of Latter Rain-beweging bij het naleven van de voltooiing van drie van Gods feesten voor Israël (Pasen, Pinksteren en het Loofhuttenfeest), door perfectie van de heiligen en hun heerschappij over de aarde. Hij stelde dat deze drie feesten het hele kerktijdperk voorafbeelden en typeren, beginnend met Jezus’ kruisdood en eindigend met de ‘manifestatie van de zonen van God’.
De leer wordt verbonden met heerschappijtheologie en wordt binnen de traditioneel christelijke theologie beschouwd als ketters.
Als je luistert naar de radicale charismatische vernieuwingsgroepen kun je termen horen als ‘the manchild’, ‘the overcomers’, ‘the manifest sons of God’, ‘the Joël army’, ‘the Christ compagnie’. Al die termen slaan op de elite met speciale zalving die in Jezus’ naam de wereld zou gaan veroveren. Hoewel ze allemaal de manifestatie van de zonen van God benadrukken, lopen hun interpretaties van wat dit precies betekent echter soms sterk uiteen. Eén ding dat al deze groepen gemeen lijken te hebben, is de overtuiging dat Romeinen 8:19 verwijst naar deze gebeurtenis die plaatsvindt in de geschiedenis zoals we die nu kennen, in de kerk in deze tijd, en de gemanifesteerde zonen van God zullen nog steeds lichamen van vlees en bloed bezitten. De vraag wanneer dit evenement plaatsvindt en welke aard het zal aannemen, is waar de verschillen liggen.
Bijna al deze mensen zijn post-tribulationisten (ze geloven dat voordat de kerk wordt opgenomen om bij Christus te zijn, we de grote verdrukking moeten doorstaan waarvan wordt gesproken in bijbelse passages als Matteüs 24:21). Sommigen zijn premillenialisten, wat betekent dat ze geloven dat Christus lichamelijk naar de aarde zal terugkeren vóór de duizendjarige vredesregering die wordt genoemd in Openbaring 20:6, bekend als het millennium. Anderen zijn postmillenialisten en zij geloven dat Christus gedurende het millennium door zijn kerk zal regeren. Velen van hen geloven dat Christus daarna lichamelijk zal terugkeren. Weer anderen zijn amillennialisten. Ze geloven dat bijbelse verwijzingen naar het millennium alleen figuurlijk zijn voor iets dat waarschijnlijk al in de kerkgeschiedenis heeft plaatsgevonden. (Zie ook https://nl.wikipedia.org/wiki/Chiliasme )
Sommigen geloven dat de manifestatie nog niet heeft plaatsgevonden, maar zal plaatsvinden tijdens de grote verdrukking. Deze mensen kijken met grote verwachting uit naar de alternatieve samenleving die de volmaakte kerk aan de wereld zal bieden, die er op dat moment klaar voor zal zijn. Ze benadrukken het koninkrijk van God in hun prediking en autoriteit in de kerk (die volgens hen een deel van het koninkrijk is).
Anderen prediken dat sommige mensen in de kerk, namelijk zijzelf, al vervolmaakt zijn en de geopenbaarde zonen van God zijn. Ze geloven dat ze de staat van spirituele en morele volmaaktheid volledig hebben bereikt die de verlosten in de hemel zullen bezitten. Zo zien ze zichzelf in een klasse boven de gemiddelde christen.
Sommigen die post- of amillenialisten zijn, geloven dat de wederkomst van Christus niet een persoonlijke, fysieke zal zijn, maar zal plaatsvinden door de kerk in haar manifestatie als zonen van God. Sommigen gaan zelfs tot het uiterste door te zeggen dat het de bedoeling is dat Christus en de kerk één worden in wezen of natuur. Zo leren sommigen van hen dat er uiteindelijk geen onderscheid zal zijn tussen Christus en zijn kerk.
Alles gebaseerd op hun interpretatie van Romeinen 8:19: ‘For the earnest expectation of the creature waiteth for the manifestation of the sons of God.’ (King James Version). (‘De schepping ziet er reikhalzend naar uit dat de luister van Gods kinderen openbaar wordt.’)
Romeinen 8:19, een brief geschreven door de apostel Paulus, refereert aan de verschijning van de heiligen (zo noemt Paulus de christenen) in hun verheerlijkte lichamen bij de terugkomst van Christus. Zie vers 22 en 23 (BGT): ‘Nu is het leven op aarde nog vol pijn en ellende. Dat geldt ook voor ons leven. God heeft ons de heilige Geest al gegeven, maar we wachten nog op een lichaam dat nooit zal sterven. Dat is het grootste geschenk dat God ons zal geven. Dan zullen we leven als Gods kinderen. Maar tot die tijd hebben we het moeilijk en zwaar.’
Romeinen 8:19 gaat over de dood (een eindig zijn van iemands leven, sterven): de straf van God voor de slechtheid van de mensen. ‘Alles op aarde wordt bedreigd door de macht van de dood. Dat is niet de schuld van de aarde, maar het is de straf van God voor de slechtheid van de mensen. Toch is er hoop! Want ooit wordt de aarde bevrijd. Dan komt er een eind aan de macht van de dood. De aarde verlangt hevig naar dat moment van bevrijding. Dan zal God aan zijn kinderen het eeuwige leven geven. En dan zullen zij voor altijd op aarde leven.’ (BGT, vers 19-21 samengesteld) De bijbel maakt duidelijk dat de verheerlijking van onze lichamen zal plaatsvinden bij de terugkeer van Jezus (Filippenzen 3:20-21; 1 Kor. 15:23, 50-57; 1 Joh. 3:2).
Joël 2:1-11 spreekt in vers 2 over ‘(zo nadert) een groot en machtig volk, zoals er nooit tevoren is geweest (of ooit nog zal zijn tot in het verste nageslacht)’. Dit heeft echter totaal geen betrekking op een veronderstelde ‘speciale elite van gelovigen’, maar betreft een sprinkhanenplaag.
De sprinkhanen waar het om gaat waren zo groot als een vinger en kwamen met miljoenen aanvliegen. Het is niet voor niets dat we in de bijbel vaak horen over sprinkhanen. Profeten waarschuwen het volk bijvoorbeeld dat ze beter moeten leven, anders zal God ze straffen. Een van die straffen is een sprinkhanenplaag. In geen enkel bijbelboek wordt zo indrukwekkend gesproken over een sprinkhanenplaag als in Joël. De profeet verbindt de verwoesting die de sprinkhanen achterlaten met de ‘dag van de Heer’, de dag waarop God afrekent met alle mensen die niet doen wat hij wil*. In vers 1 en 11 is niet helemaal duidelijk wat de dag van de Heer precies te maken heeft met de sprinkhanenplaag (evenals in Joël 1:15). Vallen ze samen of niet? Tot vers 11 wordt de sprinkhanenplaag prachtig beschreven als een aanval van een goed geoefend leger. De sprinkhanen denderen voort en klinken als ratelende strijdwagens. Ze beklimmen de muren en dringen de huizen binnen. Zon en maan zijn verduisterd. In de verzen 12-17 koppelt de profeet een oproep aan de plaag: de mensen moeten terugkeren naar de Heer.
Het kan niet missen dat de schrijver van deze profetie een sprinkhanenplaag heeft meegemaakt. De totale vernietiging, waar je als mens niets tegen kan doen, brengt hem als vanzelf bij God en bij de vraag wat er nu moet gebeuren. Het gaat dus niet om een grootse veldslag of een beroemde koning, laat staan een leger van ‘gezalfde gelovigen’, maar wel degelijk om geschiedenis.
* Vóór de Babylonische ballingschap beschrijven de klassieke profeten (de profeten uit de achtste en zevende eeuw voor Christus; de periode voor de ballingschap) de ‘dag van de Heer’ vooral als een dag van onheil. God zal de inwoners van Israël en Juda straffen, omdat ze zich niet gehouden hebben aan zijn wetten. Het zal een tijd zijn van angst, duisternis en natuurrampen, en Israël zal onderdrukt worden door andere volken. We vinden dit beeld bijvoorbeeld terug in de boeken Amos, Hosea, Micha, Sefanja en Joël, en in sommige gedeelten van Jesaja.
[Bronnen: http://www.equip.org/article/the-manifestation-of-the-sons-of-god/ , https://en.wikipedia.org/wiki/Latter_Rain_(post%E2%80%93World_War_II_movement)#Manifested_Sons_of_God_and_Joel’s_Army , http://www.toetsalles.nl/htmldoc/latterrain.nar.htm , https://backend.debijbel.nl:8443/NBG3/resources/document/Sprinkhanenplaag.pdf , https://www.debijbel.nl/onderwerpen/s/dag-van-de-heer-ot/1037 ]
8. Nieuwe apostelen en profeten, profetieën en bijzondere openbaringen?
De bijbel schrijft dat God apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraren heeft gegeven tot opbouw van de gemeente; de kerk. De christelijke traditionele leer stelt dat na de begintijd van de gemeente, de bedieningen van apostel en profeet zijn verdwenen. Binnen de neo-charismatische beweging meent men echter dat er in deze tijd weer apostelen en profeten zullen opstaan. Wagner (zie hoofdstuk 5) ging uit van een herstel van de vijfvoudige bediening en meende dat er een apostolische-profetische beweging op gang is gekomen onder leiding van de heilige Geest: de Nieuwe Apostolische Reformatie (NAR). Veel neo-charismatische leiders noemen zich apostel en/of profeet en spreken (vele) profetieën uit. Vaak wordt op basis van bepaalde eigenschappen of kwaliteiten die aan een voorganger of oudste (ouderling) worden toegekend, iemand betiteld als apostel of profeet. Soms benoemt men zichzelf. In de meeste gevallen heeft het betrekking op autoriteitsaanspraken (gezag), vooral de benoeming tot apostel. Zo benoemde Wagner zichzelf – uiteraard – tot ‘opper-apostel’. Zijn er echter weer apostelen en profeten, zoals de bijbel die voorstelt?
Apostelen
Het Griekse woord apóstolos betekent ‘degene die gezonden is’: een boodschapper of vertegenwoordiger. Er is buiten de bijbel geen specifieke functie met de naam apostolos. De achtergrond van het gebruik van apostolos in het Nieuwe Testament ligt in het Oude Testament. Daarin worden sommige mensen boodschappers van God genoemd, bijvoorbeeld Mozes en de profeten. De term wordt in de christelijke traditie met name gebruikt voor iemand die door Jezus is uitgezonden om het evangelie te verspreiden.
Jezus zond reeds tijdens zijn tijd op aarde discipelen (leerlingen) uit om zijn boodschap te verspreiden. Twaalf van hen, die tot de binnenste kring van Jezus’ aanhangers behoorden, worden van de overige volgelingen van Jezus onderscheiden doordat zij ‘de Twaalf’ of ‘de Twaalven’ genoemd worden. In de evangelieverhalen worden zij echter nog geen apostelen genoemd. Die term komt pas naar voren in het boek Handelingen en de Brieven (Nieuwe Testament). Toen Jezus niet meer in hun midden was, begonnen zij met het verspreiden van het evangelie in Judea, Syrië, Klein-Azië en Zuid-Europa (inclusief Rome). Volgens Handelingen 1:15-26 werd Judas Iskariot (de verrader van Jezus) opgevolgd door Mattias die vervolgens ook tot de twaalf apostelen wordt gerekend.
De drie synoptische evangeliën (Marcus, Lucas en Matteüs) noemen elk de namen van twaalf apostelen, soms met een nadere aanduiding. Die aanduiding kan per evangelie verschillen. Van Simon wordt bijvoorbeeld gezegd dat hij Petrus genoemd wordt, of dat Jezus hem de naam Petrus gaf. Met Taddeüs en Judas, de zoon van Jakobus, zouden twee verschillende personen bedoeld kunnen zijn, traditioneel worden de twee namen als verschillende namen voor één persoon beschouwd.
Na de toetreding van Mattias waren de apostelen (in alfabetische volgorde):
- Andreas (broer van Simon Petrus)
- Bartolomeüs
- Filippus
- Jakobus (zoon van Alfeüs)
- Jakobus (zoon van Zebedeüs)
- Johannes (broer van Jacobus, de zoon van Zebedeüs)
- Matteüs (de tollenaar)
- Mattias (nam na de hemelvaart de plaats in van Judas Iskariot)
- Simon Petrus (Petrus is een vertaling van zijn bijnaam Kefas)
- Simon Kananeüs (die de IJveraar genoemd wordt)
- Taddeüs
- Tomas
De apostelen zijn na de dood van Jezus zijn vertegenwoordigers. Ze gaan de wereld in om de boodschap van zijn opstanding bekend te maken. Dit was de functie van de apostelen. In het Nieuwe Testament worden ze daardoor gezien als het fundament van de kerk. Daarom moeten de gelovigen zorgvuldig omgaan met de boodschap en de leer van de apostelen. Ook Paulus noemde zichzelf een apostel, hoewel hij Jezus niet tijdens zijn leven op aarde ontmoet heeft, maar volgens eigen zeggen later op een bovennatuurlijke wijze (Handelingen 9:3-7) en daardoor een aanhanger van zijn leer werd. Hij wordt beschouwd als de dertiende apostel.
In de evangeliën en Handelingen lijkt de groep van apostelen heel afgebakend. Uit de brieven van Paulus blijkt dat dit aanvankelijk misschien minder het geval was. Paulus spreekt ook over anderen die zo genoemd worden (bijvoorbeeld in 2 Korintiërs 12:11-13). Zo dragen Barnabas, Silas, Timoteüs, Andronikus en Junia ook de titel apostel. In vers 1 en 21 van het evangelie volgens Johannes wordt Nathanaël genoemd, welke vaak wordt vereenzelvigd met Bartolomeüs. Een keer wordt ook Jezus zelf een apostel genoemd (Hebreeën 3:1). Ook in het vroegchristelijke geschrift Didachè (11:3-6), uit ongeveer 100 na Christus, worden rondreizende christelijke profeten nog apostelen genoemd. Pas later ontstaat de overeenstemming dat er slechts twaalf echte apostelen zijn, en Paulus natuurlijk.
Paulus schrijft in Efeziërs 2:19-22 over de gemeente, de kerk: ‘Zo bent u dus geen vreemdelingen of gasten meer, maar burgers, net als de heiligen, en huisgenoten van God, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, met Christus Jezus zelf als hoeksteen. In Hem vormt het bouwwerk één geheel en groeit het uit tot een tempel die gewijd is aan de Heer, in wie ook u samen opgebouwd wordt tot een plaats waar God woont door zijn Geest.’
(BGT: ‘Vroeger waren jullie vreemdelingen, en hoorden jullie niet bij het volk van God. Maar dat is veranderd. Jullie horen er nu wel bij. Jullie zijn Gods kinderen, samen met de andere christenen. Alle christenen samen vormen een eenheid: de heilige kerk van Christus. Je kunt het vergelijken met een gebouw. Het fundament van het gebouw is dan de boodschap van de apostelen en de profeten. Jullie zijn de stenen in de muren. En de belangrijkste steen, die het hele gebouw op zijn plaats houdt, dat is Jezus Christus. Hij zorgt ervoor dat de kerk groeit. En dat God zelf in de kerk aanwezig is door de heilige Geest.’)
Met ‘profeten’ worden de nieuwtestamentische profeten bedoeld (Efeziërs 3:5 en 4:11, 1 Kor. 12:10). Zie over aan de bouw ontleende metaforen https://debijbel.nl/bericht/fundament-en-hoeksteen .
God maakte zijn Woord rechtstreeks door openbaringen aan de apostelen (en profeten) bekend. Apostelen (evenals profeten) zijn er niet meer, het fundament is namelijk gelegd (Efeziërs 2:19-20). Nu zetten evangelisten, herders en leraren hun werk voort. De christenen zijn de stenen die God gebruikt om een geestelijk huis te bouwen.
In de christelijke traditie worden de twaalf apostelen als de grondleggers van de kerk beschouwd. De leer van de kerk zou dan ook conform de leer van de apostelen zijn. In de Rooms-Katholieke Kerk wordt ook verwezen naar een bevoegdheidsoverdracht die zou hebben plaatsgevonden door de apostel Petrus aan de bisschop van Rome. Deze ontleent zijn gezag dus aan de veronderstelde apostolische successie. In de Orthodoxe Kerk en in de kerken van de Reformatie ziet men dit anders.
De Orthodoxe Kerk kent naast de twaalf apostelen ook nog grote betekenis toe aan de ‘zeventig apostelen’. Hiermee wordt onder meer verwezen naar het feit dat de evangelist Lucas naast de uitzending van de Twaalf, ook spreekt van een gelijksoortige uitzending van zeventig of 72 andere volgelingen (Lucas 10:1-24). In de kerkelijke traditie heeft men ook deze personen proberen te identificeren. Naast de bovengenoemde personen die in het Nieuwe Testament ook apostel worden genoemd, komen op die lijst veel namen voor die afkomstig zijn uit Handelingen of de Brieven.
[Bronnen: http://nl.wikipedia.org/wiki/Apostel, https://www.debijbel.nl/onderwerpen/s/apostel/167]
Profeten en profetieën
Op de in 1997 door de Amerikaanse ‘profeet’ Steve Shultz gestarte site ‘The Elijah List’ (naar de naam van de oudtestamentische profeet Elia) staan dagelijks uitspraken van Amerikaanse ‘profeten’ binnen de profetische beweging. De pagina bevat koppelingen naar hun sites en eind 2013 bestond het abonneebestand uit meer dan 135.000 personen. De site wordt gerund vanuit Albany (Oregon, VS) en is een belangrijk platform geworden voor veel ‘profetische’ ministries in de VS. Zijn er tegenwoordig echter weer profeten, zoals de bijbel die voorstelt?
‘Profetie’ in de bijbel houdt in dat God een boodschap aan mensen doorgeeft via iemand die hij uitgekozen heeft, meestal een profeet. Die boodschap kan gaan om een waarschuwing, een oordeel of troostende woorden, maar het kan ook gaan over iets wat in de toekomst gaat gebeuren.
De bijbel noemt verschillende manieren waarop God een boodschap door kan geven: via een orakel*, in een visioen (een bovennatuurlijke visuele ervaring) of in een droom tijdens iemands slaap.
* Een orakel is in de bijbel een goddelijke mededeling waaruit de mens de wil van God leert kennen. Men kon een orakel krijgen in een droom, via orakelstenen die door de hogepriester gebruikt werden, via een profeet die het orakel van God ontving en via een waarzegger (maar dit laatste was verboden, Deut. 18:14). In de Tenach (het OT) komen twee uitdrukkingen voor die verband houden met orakels. Ze worden gebruikt in profetische teksten als vaste formuleringen die een goddelijke boodschap inleiden of afsluiten: ‘Neʾoem jhwh’: ‘aankondiging van de Heer’; in de NBV meestal vertaald met ‘(zo) spreekt de Heer’. ‘Masaʾ’: ‘uitspraak’; in de NBV vertaald met ‘profetie’ of ‘godsspraak’.
In het Oude Testament is een profeet iemand die een boodschap van God doorgeeft aan de mensen. Het woord ‘profeet’ is een vertaling van de Hebreeuwse term naviʾ. Dat is de meest gebruikelijke aanduiding voor profeten in het Oude Testament. Er zijn nog twee andere benamingen voor personen met eenzelfde soort bezigheid als profeten: Ziener (chozè of roʾè) en Godsman (ʾisj ʾelohim).
Goddelijke inspiratie was de enige voorwaarde om als profeet te kunnen optreden. De achtergrond van profeten was dan ook heel verschillend. Zo zijn er in de bijbel voorbeelden te vinden van profeten die van beroep schaapherder, priester, boer of schrijver waren. In de Pentateuch (de Thora, de vijf boeken van Mozes: Genesis tot en met Deuteronomium) staan voorschriften voor profetie (onder andere in Deuteronomium 13:2-6).
Op grond van de periode waarin ze optraden, worden de profeten vaak ingedeeld in twee groepen:
1. Vroege profeten: de profeten die voorkomen in de eerste zeven historische boeken van de bijbel (Jozua tot en met 2 Koningen). De ‘vroege profeten’ traden op toen profetie in Israël waarschijnlijk nog maar net in opkomst was (Samuel, Elia).
2. Late profeten: de profeten naar wie een profetisch boek vernoemd is. Deze groep kan onderverdeeld worden in:
a. ‘Klassieke profeten’ (profeten die leefden vóór de Babylonische ballingschap* toen Israël een monarchie was; achtste en zevende eeuw v.Chr.).
b. ‘Post-exilische profeten’ (profeten die leefden na de Babylonische ballingschap; ‘post’ betekent ‘na’).
* De inwoners van Juda en Israël zijn meerdere keren in ballingschap gevoerd naar andere landen. Op deze manier zorgde een overheersende macht ervoor dat een land ontwricht raakte en niet gemakkelijk in opstand kon komen. De bekendste (derde) ballingschap is de Babylonische ballingschap. Deze is in twee fasen in te delen. De eerste wegvoering begon in 597 voor Christus. Dit liep over in de Babylonische ballingschap van 586 tot 538 voor Christus. Als er gesproken wordt over ‘de Babylonische ballingschap’, wordt altijd deze tweede periode bedoeld.
In het Nieuwe Testament en in het vroege christendom was een profeet iemand die een boodschap ontving van God, Jezus of de heilige Geest, en die deze boodschap doorgaf aan anderen. De eerste profeet die in het Nieuwe Testament beschreven wordt is Johannes de Doper. Alle vier de evangeliën schilderen ook Jezus af als een profeet. Vooral Lucas legt nadruk op het profeetschap van Jezus. Voor hem is Jezus de profeet die al lang geleden door de Schrift beloofd is (Handelingen 3:22-23).
In de vroege kerk was profetie een wijdverbreid verschijnsel. Er waren verschillende vormen van profetie, maar een aantal kenmerken komt steeds terug:
- De omgeving waarin profeten optraden, was de gemeente waar ze bij hoorden. Het doel van profetie was het opbouwen van de kerk, niet van individuele leden.
- Hoewel men ervan overtuigd was dat de hele kerk de heilige Geest ontvangen had (zie bijvoorbeeld Handelingen 2:17-18), werd niet iedereen in de kerk gezien als profeet. Er was meestal een specifieke groep leden die profeteerden en als profeten erkend werden. Maar de scheidslijn tussen deze profeten en de andere leden was niet scherp. De kerk als geheel had dan ook de plicht om de profeten kritisch te toetsen (Openbaring 2:2).
- Profeten sloten in hun boodschap vaak aan bij de traditie: bij bestaande bijbelteksten of christelijke overleveringen.
- Profeten noemden hun openbaringen soms uitspraken van Jezus.
De apostel Paulus zag profetie als een van de belangrijkste gaven van de heilige Geest (zie onder andere 1 Korintiërs 12:8-11). Profetie was volgens hem een directe openbaring van God, die bedoeld was om de kerk op te bouwen. In Romeinen 12:6 en 1 Kor. 12:10 spreekt Paulus over profetie. Het Griekse woord hier gebruikt is prophéteia. Thayer’s Greek Lexicon stelt over het gebruik van ‘profetie’ in deze twee verzen: ‘Gebruikt … met betrekking tot de gave en prediking van de christelijke leraren genoemd profetie’. (‘Used … of the endowment and speech of the Christian teachers called προφῆται.’ Bron)
Waarschijnlijk beschouwde Paulus zichzelf ook als een profeet, ook al noemt hij zich niet zo. In 1 Korintiërs 14:32-33 schrijft Paulus: ‘En wie profeteert heeft macht over zijn geest, want God is niet een God van wanorde maar van vrede*. Zo is het in alle gemeenten van de heiligen.’ Dus geen profetie onder extase.
* In de bijbel betekent vrede: de heelheid van een groep mensen of van een persoon. Zo houdt vrede in dat er geen strijd is tussen volken, en tussen familieleden of gelovigen onderling. Veiligheid, welvaart en gezondheid horen bij een leven in vrede, net als een rustige, vredige dood. Vrede is ook: leven in vrede met God. Dat betekent gehoorzaam zijn aan God en vertrouwen op Hem. In het Nieuwe Testament brengt Jezus vrede tussen God en mensen (Romeinen 5:1). Zijn vrede is ook een steun voor zijn leerlingen bij hun werk in de wereld (Johannes 16:33). De vrede van God of Jezus staat tegenover innerlijke onrust en zorgen. De vrede die God geeft is een van de vruchten van de heilige Geest (Galaten 5:22). God wordt ‘de God van de vrede’ genoemd (Romeinen 15:33). Zijn vrede kun je als zegen ontvangen.
Het duidelijkste voorbeeld van christelijke profetie is het boek Openbaring. Het boek als geheel wordt gepresenteerd als een openbaring (goddelijke onthulling) van Jezus Christus, doorgegeven door zijn dienaar Johannes.
In Deut. 18:21-22 lezen we: ‘Misschien vraagt u zich af: Hoe weten we dat een profetie niet van de HEER komt? Dit is het antwoord: als een profeet zegt te spreken in de naam van de HEER, maar zijn woorden komen niet uit en er gebeurt niets, dan is dat geen profetie van de HEER geweest. Heb geen ontzag voor een profeet die zich dat aanmatigt.’
Toch kennen we enkele voorbeelden van profetie in de bijbel, waarin de voorspelling niet uitkwam omdat de profetie het gewenste effect had, namelijk de radicale ommekeer van een Godloze weg.
Toen Micha profeteerde dat Jeruzalem geploegd zou worden als een veld en tot een ruïne zou vervallen, leidde dit tot de bekering van koning Hizkia. Het gevolg hiervan was dat God het oordeel dat hij van plan was, weerhield (Micha 3:12, Jer. 26:7-19).
Toen Jona had geprofeteerd dat de stad Ninevé verwoest zou worden door Gods oordeel, bekeerden de inwoners zich. De reactie van Jona en de les die God hem leert, zeggen ons dat oordeelsprofetie wel een ultimatum geeft, maar geen ultimum.
Valse profeten
Alle profetieën van een profeet moeten uitkomen. Hieraan kun je zien of iemand een ware of valse profeet is (Deut. 18:21-22). In charismatische kringen worden vele profetische voorspellingen gedaan. In de praktijk blijken deze, op wellicht een uitzondering na, niet uit te komen. ‘Heb geen ontzag voor een profeet die zich dat aanmatigt.’ (Deut. 18:22)
In Deut. 13:2-4 lezen we: ‘Wanneer een profeet of een droomuitlegger uit uw midden een teken of wonder voorspelt, dat vervolgens uitkomt, en hij verbindt daaraan een oproep om andere, u onbekende goden te volgen en te dienen – luister dan niet naar wat hij zegt. Want de HEER, uw God, wil u daarmee op de proef stellen, om te ontdekken of u Hem wel met hart en ziel liefhebt.’
De test zit hier in de boodschap van de profeet (na het uitkomen van zijn voorspelling). Leidt deze in het volgen van God? Jezus waarschuwde ons dat er valse messiassen en valse profeten zullen komen die zullen proberen om gelovigen te misleiden (Matteüs 24:23-27; zie ook 2 Petrus 3:3, Judas 17-18, 1 Joh. 4:1 en 1 Tim. 4:1).
Eigenlijk hoeft het voor ons niet eens een vraag te zijn of we te maken hebben met een profeet of niet. Want er staat geschreven: ‘…gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, met Christus Jezus zelf als de hoeksteen.’ (Efeziërs 2:20) Net als de apostelen behoren ook de profeten tot het fundament van de gemeente en dus ook tot de beginperiode van de kerk. Nu zetten evangelisten, herders en leraren hun werk voort. En dat houdt in dat er vandaag de dag geen profeten meer zijn, evenals apostelen.
Charismatische profetie en ‘woord van kennis’
Hoewel ‘profetie’ in de bijbel inhoudt dat God een boodschap aan mensen doorgeeft via iemand die Hij heeft uitgekozen, heeft het begrip in charismatische kring een eigen invulling gekregen. Dikwijls gaat het om een soort ‘ik-boodschappen’ die iemand zegt namens God te spreken, hetzij in persoonlijke begeleiding, hetzij in een samenkomst. Het kan ook een aansporing zijn of het citeren van een Schriftwoord, dat in een bepaalde context wel een heel eigen en zelfs verbazend persoonlijke en concrete klank kan krijgen voor degene voor wie de boodschap bestemd is, zonder dat degene die de boodschap ‘vertolkt’ op de hoogte is van datgene waarover het gaat.
Het ‘woord van kennis’ lijkt hier een verdere ontwikkeling van te zijn en betreft blijkbaar soms heel concrete boodschappen over dingen die de ontvanger van de boodschappen (dit is degene die ze uitspreekt) niet kan weten. Hoe ontstaan zulke boodschappen? Hoort de ontvanger iets? Blijkbaar gebeurt het meer via intuïtieve weg. Het vraagt van degene die er voor open staat om zulke boodschappen door te geven, heel veel vertrouwen en nederigheid; je kan er eventueel ook glad naast zitten! [1]
Maar een boodschap waar je eventueel ook glad naast kunt zitten is geen profetie. Bovendien is de definitie die de beweging aan het ‘woord van kennis’ heeft gegeven – ‘een woord van God voor iemand anders ontvangen’ – niet de juiste. Dit wordt vooral duidelijk in de NBV21-vertaling: ‘het overdragen van kennis’ (1 Kor. 12:8). Heeft dus te maken met onderricht, evenals het ‘woord van wijsheid’ (HSV, 1 Kor. 12:8, NBV21: ‘het verkondigen van wijsheid’).
Uit een zendingsreisverslag (Brazilië) van eerstejaars studenten van discipelschapschool voor kinderwerkers ‘De Katapult’ te Den Helder [bron]:
8 mei 2014: afscheid en verhuizen: ‘Vandaag moesten we afscheid nemen van de mensen van het huis waar we de afgelopen dagen geslapen hebben. Tijdens de sharing hebben we voor elke medewerker een brief geschreven met woorden, bemoedigingen, profetieën, en dergelijke. In de keuken hing een rooster met namen en activiteiten. Deze werd gebruikt om niemand te vergeten. Er stond één naam op de lijst die niemand kende, maar om niemand voor het hoofd te stoten of te vergeten, werd ook deze naam op een blaadje gezet. Alle briefjes werden gegeven bij het afscheid in een goodiebag, dus er werd verder niet meer aan gedacht. Totdat we in het nieuwe huis het rooster voor aankomende week zagen. Op de vrije dag stond die naam weer. Sommigen (…) waren enthousiast dat we deze persoon nu dan toch echt gingen ontmoeten. Anderen realiseerden zich dat het geen naam was, maar het Portugees voor een ‘vrije dag’. We hebben dus vanmorgen geprofeteerd over een vrije dag. Hahaha.’
[Bronnen: http://nl.wikipedia.org/wiki/Profeet, https://www.debijbel.nl/onderwerpen/s/profetie/1030, [1] http://www.stucom.nl/document/0263.pdf, pagina 4-6]
Bijzondere openbaringen
Een bijzondere openbaring is hoe God zichzelf op een bovennatuurlijke manier kenbaar maakt. De bijbel vermeldt hoe God tegen de mens spreekt in dromen en visioenen. God gebruikte in de vroege dagen van het christendom bijzondere openbaringen om zijn waarheid aan mensen over te brengen (zie het boek Handelingen).
In het Oude Israël geloofde men dat dromen afkomstig waren van God. God gebruikte ze om zijn wil aan de mensen bekend te maken.
In de bijbel komen twee soorten dromen voor. Gewone dromen (waarin God direct tegen mensen spreekt) en symbolische dromen (die vaak alleen maar door professionele droomuitleggers uitgelegd konden worden; zie de dromen van de schenker en de bakker in Genesis 40:5-19). In de bijbel wordt niet aan alle dromen waarde gehecht, sommige dromen zijn betekenisloos (zie Prediker 5:6). Alleen dromen die mensen in een hechtere relatie met God brengen, worden gezien als openbaringen van God. Ook valse profeten beroepen zich op hun dromen, ze zouden die van God gekregen hebben. Maar volgens de echte profeten zijn die dromen leugens (Zacharia 10:2).
In de bijbel worden dromen en visioenen soms in één adem genoemd. Toch is er een verschil. Een droom is een voorstelling die altijd plaatsvindt tijdens de slaap, terwijl dat bij een visioen niet het geval hoeft te zijn (zie echter het ‘nachtelijk visioen’ in onder andere Daniël 2:19). Zo kregen profeten soms een visioen als zij ‘in geestvervoering’ waren.
Steeds wanneer iemand in de bijbel met een droom of visioen van God te maken had, zorgde God er voor dat de betekenis daarvan duidelijk werd of werd uitgelegd (Genesis 40:5-11, Daniël 2:45, 4:19 en 8:15-17, Handelingen 10).
In charismatische kringen gelooft men in huidige bijzondere openbaringen van God als niet uitzonderlijk. Geeft God mensen tegenwoordig nog dromen en visioenen? Mogelijk. Op basis van de bijbel kunnen we de mogelijkheid dat God tegenwoordig via bijzondere openbaringen zou spreken niet uitsluiten. De bijbel geeft echter niet weer dat deze een alledaagse of regelmatige gebeurtenis (zouden) zijn.
Als jij denkt dat je een bijzondere openbaring van God hebt gehad, dan mag je God vragen om wijsheid om dit te begrijpen (Jakobus 1:5). God zal een mens nooit een openbaring geven en dan de betekenis hiervan verborgen houden.
[Geraadpleegde bronnen: http://www.gotquestions.org/Nederlands/Christelijke-visioenen.html, http://www.gotquestions.org/Nederlands/Christelijke-interpretatie-dromen.html, http://www.gotquestions.org/Nederlands/algemene-bijzondere-openbaring.html, https://www.debijbel.nl/kennis-achtergronden/godsdienst-van-israel/1047/droom, https://www.debijbel.nl/kennis-achtergronden/godsdienst-van-israel/1048/visioen ]
9. Kingdom Now
Hoofdzakelijk in de VS komt het voor dat men aanhanger is van de Kingdom Now-leer. Deze aftakking binnen de heerschappijtheologie kreeg vooral bekendheid in de late jaren (19)80 in de VS.
De leer is een vorm van chiliasme (millennialisme) en is een postmillenniaristische leer: een interpretatie van Openbaring 20* die de terugkomst van Jezus plaatst na (post) het (duizendjarig) vrederijk. De leer is sterk beïnvloed door de (New Order of) Latter Rain en critici hebben het verbonden met het vijfvoudige bediening-denken, de NAR en ‘geestelijke oorlogsvoering’.
Degenen die zich overgeven aan het gezag van huidige apostelen en profeten zullen de controle over de ‘koninkrijken’ van deze wereld overnemen. Hiermee worden alle sociale instellingen bedoeld: het ‘koninkrijk’ van religie, gezin, onderwijs, overheid, media, kunst en amusement, en zaken. Men probeert deze sociale instellingen – waaronder ook overheden en wetten – onder ‘Gods gezag’ te brengen.
Kingdom Now meent, refererend naar Openbaring 5:10, dat de gelovigen over de aarde moeten regeren. De leer stelt dat christenen opnieuw moeten claimen wat Adam (door de zondeval) zou hebben verloren aan Satan, namelijk de heerschappij over de aarde. Men leert dat Jezus niet eerder kan terugkeren, totdat al zijn vijanden door de christenen bedwongen zijn.
* Zie uitleg over Openbaring onderaan de tekst, bij *
De Nederlandse oud-docente psychologie aan de Evangelische Hogeschool Els Nannen bekritiseert de Kingdom Now-leer als volgt:
‘De satan werd volgens deze mensen de “rechtmatige” heerser over de aarde in plaats van Adam. Satan heeft zodoende een “recht” en een “claim” op de aarde, evenals op de mens die op aarde leeft. (…) Wie de evangeliën serieus leest, ontdekt (…) dat de Here vóór zijn kruis en opstanding altijd met gezag leerde, gezag had “over alle vlees” en over de natuurelementen (Joh. 17:2, Mat. 8:27). Dat Jezus Christus tevens volmacht had om zonden te vergeven, om demonen uit te drijven en zelfs doden op te wekken, bewijst dat noch de zonde, noch de duivel, noch de dood alle macht hadden. Het hoogste was wel zijn gezag om zijn leven af te leggen en het weer te nemen (Joh. 10:18). De gedachte dat God de Schepper de heerschappij over de aarde aan satan, zijn vijandig schepsel, verloren zou hebben, is meer dan absurd.’ Nannen meent dat dit zelfs godslasterlijk is.
‘“De ganse aarde behoort mij”, zegt God tot Mozes. God heeft na de zondeval nooit in de plaats van de gevallen mens een gevallen engel tot heerser over de aarde benoemd. (…) De enige rechtmatige heerser en God van hemel en aarde is en blijft God de schepper, wetgever en rechter (1 Tim. 6:14-16, Jac. 4:12).
Voor Adam was de enige consequentie van zijn ongehoorzaamheid aan Gods gebod de doodstraf (Gen. 2:17, Rom. 6:23a). Na de zondeval behield de mens de heerschappij over de aarde en de dieren. (…) Wel is het een feit dat ten gevolge van Adams ongehoorzaamheid de aardbodem door God vervloekt, en door de zonden van Adams nageslacht verdorven werd (Gen. 3:17, 6:5, 6:11-12, Op. 19:2). Maar ook dat betekent geen “rechtmatige claim” van de duivel op de aarde.
De satan zal zich zeker gevleid voelen wanneer bevrijdingsleraars en andere christenen beweren dat hij de “rechtmatige heerser” is en als zodanig “rechtseisen” tegenover God en de mens heeft. Maar God heeft de satan nooit tot heerser verhoogd.’ [Bron: Els Nannen – ‘Waarlijk Vrij?’, hoofdstuk 2.2.2.]
Wat de Kingdom Now-theologie in feite beweert is dat God buitenspel staat. Het idee dat God de controle over iets, om het even wat, heeft verloren is ronduit belachelijk – zeker in combinatie met het idee dat de mensen Hem moeten helpen deze controle terug te krijgen. De bijbel leert dat God over alles de volledige controle heeft: ‘Wanneer hij dit besloten heeft, de HEER van de hemelse machten, wie zal het dan verijdelen? Wanneer hij zijn hand opheft, wie zal hem tegenhouden?’ (Jes. 14:27). ‘Wat kosten twee mussen? Zo goed als niets. Maar er valt er niet één dood neer als jullie Vader het niet wil.’ (Mat. 10:29)
Kingdom Now-aanhangers gaan ervan uit dat het op deze aarde steeds beter wordt. Men verwezenlijkt immers het koninkrijk. De boodschap van de bijbel is heel anders. Het beeld dat de bijbel schetst van de toekomst, tot de terugkomst van Jezus, is zeker geen soort hemel op aarde. Er wordt gesproken over afval van het geloof, verdrukking, vervolging, verkilling van de liefde, over oorlogen (Lucas 21, Matteüs 24, Openbaring). 2 Thessalonisenzen 2 en 3 spreken duidelijk over een grote afval van het geloof, wat wel iets anders is dan een ontwikkeling richting een Godsrijk op aarde. Kingdom Now staat dan ook haaks op de bijbel.
[Geraadpleegde bronnen: http://www.eo.nl/magazines/visie/artikel-detail/een-eigen-koninkrijk/, http://www.gotquestions.org/kingdom-now.html, https://en.wikipedia.org/wiki/Dominion_theology#Kingdom_Now_theology , https://nl.wikipedia.org/wiki/Heerschappijtheologie ]
* Openbaring van Johannes
[Bronnen: https://www.debijbel.nl/onderwerpen/s/openbaring-van-johannes/2619, https://www.debijbel.nl/include/dl.php?l=NBGSERVER/document/Rome_en_de_duivel.pdf]
Openbaring is het laatste boek van het Nieuwe Testament. Traditioneel gaat men ervan uit dat het geschreven is door de apostel Johannes (de zoon van Zebedeüs). Het is echter waarschijnlijk dat het om een andere Johannes gaat: een rondreizende profeet in de Romeinse provincie Asia (nu West-Turkije). Het taalgebruik in Openbaring verschilt sterk van dat in het evangelie volgens Johannes en de auteur ziet zichzelf als een profeet.
Het boek Openbaring is gebaseerd op visioenen die de schrijver kreeg op het Griekse eiland Patmos. Johannes schrijft dat hij in ellende verkeert en op Patmos is, omdat hij het goede nieuws van Jezus verkondigd had. Hij noemt er echter geen bepaalde straf bij. Sommige kerkvaders vermelden dat apostel Johannes naar Patmos was verbannen door keizer Domitianus (81-96). Velen denken ook dat het boek in die tijd geschreven is, omdat Domitianus bekend stond als een vervolger van de christenen. Maar historisch onderzoek laat zien dat Domitianus niet structureel christenen heeft vervolgd.
Sommige passages uit Openbaring kunnen verband houden met de periode kort na keizer Nero (gestorven 9 juni 68) (zie met name Openbaring 13:18, het getal 666) en de Joodse Oorlog tegen Rome (66-70), maar ze kunnen net zo goed te maken hebben met de regering van een van Domitianus’ opvolgers.
Er zijn dan ook zowel argumenten voor een vroege datering, kort na 70, als voor een latere, tot ongeveer 125.
Het boek Openbaring bestaat uit veel beelden en visioenen met uitleg. Er wordt veel geheimzinnige taal in gebruikt en het is niet helemaal duidelijk wat er precies bedoeld is. Zulke teksten worden aangeduid met de term ‘apocalyptiek’. Dat woord is afgeleid van het Griekse woord ‘apocalyps’, dat ‘onthulling’ of ‘openbaring’ betekent.
Het boek heeft duidelijk kenmerken van een brief. Waarschijnlijk werd het geschrift in West-Turkije van de ene gemeente naar de andere gestuurd om er uit voorgelezen te worden.
Johannes schreef het boek in de vorm van zeven brieven aan zeven christelijke gemeenten (Openbaring 1:4 en Openbaring 2:1-3:22). De steden liggen in een relatief klein gebied in de Romeinse provincie Asia, waar Johannes als een rondreizende profeet actief geweest moet zijn. De belangrijkste stad van de zeven genoemde gemeenten was Efeze. Dat was tachtig kilometer van Patmos vandaan. De Grieks-Romeinse cultuur domineerde in de provincie Asia het openbare leven. Dit betekent dat Johannes’ lezers destijds geconfronteerd werden met tempels voor Grieks-Romeinse goden en met religieuze activiteiten waarbij het verplicht was eer te bewijzen aan de keizer en aan de godin Roma, die het Romeinse Rijk representeerde. Ook gemeenschappelijke maaltijden, zoals die van de verschillende gilden van ambachtslieden, hadden vaak een religieuze dimensie. Johannes was fel gekant tegen deze praktijken en verbond ze met de invloedssfeer van Satan.
Openbaring beschrijft hoe Johannes op Patmos in vervoering raakt en vervolgens van Jezus Christus een serie visioenen krijgt in woord en geluid. Het boek verzet zich tegen de verering van de keizer en de macht van de Romeinse staat. Het spreekt de kleine, bedreigde geloofsgemeenschappen in de provincie Asia moed in om vol te houden. Uiteindelijk, zo stelt Johannes, ligt alle macht in handen van God en Jezus Christus. De ellende zal slechts korte tijd duren, want Christus zal spoedig terugkeren en alle goddeloze machten vernietigen. De lezers krijgen een rijk van vrede, en een nieuwe hemel en een nieuwe aarde in het vooruitzicht gesteld.
Openbaring 20
Weinig teksten uit de bijbel zijn zo ondoorgrondelijk als de visioenen uit Openbaring. Openbaring 20 is daarop geen uitzondering. In hoofdstuk 19 wordt beschreven hoe ‘het beest en zijn legertroepen’ oorlog willen voeren tegen ‘de ruiter op het paard en zijn legermacht’. De ruiter op het paard wint de strijd. Het beest staat voor het oude Rome, de ruiter voor Christus. Met andere woorden, hier wordt voorspeld dat het Romeinse Rijk ten onder zal gaan. Dat is het moment waarop het visioen uit hoofdstuk 20 begint. We horen hoe een engel de duivel gevangen zet voor duizend jaar. De schrijver van Openbaring ziet Rome en de duivel als twee handen op een buik. Het grote Romeinse Rijk is voor hem de vertegenwoordiging van de duivel op aarde. Het symboliseert als het ware het kwaad zelf. Nadat Rome verslagen zal zijn, zal dus die duivel duizend jaar opgesloten worden. Tijdens diezelfde duizend jaar zullen volgens de profetie degenen die ‘het beest en zijn beeld niet hadden aanbeden’ en onthoofd waren weer opstaan uit de dood. Ze zullen samen met de messias (dat is Jezus Christus) regeren. ‘Het beest en zijn beeld’ verwijst weer naar Rome. Het onthoofden verwijst naar de straffen die christenen konden krijgen als ze de beelden van de Romeinse keizer niet wilden aanbidden. Over de periode van duizend jaar die hier genoemd wordt, is al veel gediscussieerd. Er zijn zelfs hele theologische stromingen uit ontstaan. Vermoedelijk moet je de duizend jaar niet zo letterlijk nemen. Er komen in Openbaring veel getallen voor die symbolisch bedoeld zijn. De schrijver wil vooral aangeven dat het gaat om een heel lange periode, maar wel een periode die eindig is. Het gaat hier dus over het einde van het Romeinse Rijk, waarna de duivel een lange tijd opgesloten wordt. De door de Romeinen gedode christenen staan op en regeren samen met Christus. Na die periode wordt de duivel losgelaten uit zijn gevangenis, om nog één keer de mensheid te misleiden. Hij verzamelt alle volken om op te trekken naar de christenen en de stad Jeruzalem. Al die volken samen worden in het visioen Gog en Magog genoemd. Daarmee staat Openbaring in verbinding met een andere Bijbeltekst, Ezechiël 38- 39, waarin de komst van Gog uit het land Magog voorspeld wordt. In het vroege Jodendom is die profetie uit Ezechiël uitgelegd als een voorspelling van wat er zal gebeuren aan het eind van de tijd. Gog en Magog zijn de volken van de duivel, die tegen de goede mensen strijden, de mensen die bij God horen. De schrijver van Openbaring neemt die profetie op in zijn eigen voorspellingen. In het visioen van Openbaring blijft het bij het misleiden van de volken. De duivel boekt geen overwinning meer: hij wordt voor altijd verslagen en opgeborgen. De doden staan op en ondergaan het laatste oordeel. Daarna kan de goede tijd die God beloofd heeft definitief beginnen.
Toen het boek Openbaring opgeschreven werd, waren de Romeinen op het hoogtepunt van hun macht. Het einde van hun rijk was dus nog niet in zicht. Waarom voorspelt de schrijver dan toch al deze dingen? Hij wil zijn lezers en lezeressen ervan overtuigen dat de dingen niet altijd zijn zoals ze lijken. Christenen worden opgepakt en gedood en van Gods beloofde nieuwe toekomst is weinig zichtbaar. Geweld hoort bij de werkelijkheid van alledag. Maar ook al dat geweld hoort bij Gods wereld, die uitloopt op iets nieuws en beters. Het is alsof de schrijver tegen zijn lezers wil zeggen: God is de greep op de wereld niet kwijt, dus houd vast aan wat je beweegt, houd vast aan je geloof. Om die boodschap te kunnen begrijpen, moet je wel door heel wat angstaanjagende beelden en visioenen heenkijken…
10. Geestelijke oorlogsvoering
Efeziërs 6:10-17: Houd stand
Ten slotte, zoek uw kracht in de Heer, in de kracht van zijn macht. Trek de wapenrusting van God aan om stand te kunnen houden tegen de listen van de duivel. Onze strijd is niet gericht tegen mensen maar tegen hemelse vorsten, de heersers en de machthebbers van de duisternis, tegen de kwade geesten in de hemelsferen. Neem daarom de wapens van God op om weerstand te kunnen bieden op de dag van het kwaad, en goed voorbereid stand te kunnen houden. Houd stand, met de waarheid als gordel om uw heupen, de gerechtigheid als harnas om uw borst, de inzet voor het evangelie van de vrede als sandalen aan uw voeten, en draag daarbij het geloof als schild waarmee u alle brandende pijlen van hem die het kwaad zelf is kunt doven. Draag de verlossing als helm en Gods woord als zwaard, dat u van de Geest ontvangt.
De geestelijke strijd behandelt door de apostel Paulus in bovenstaande bijbelpassage, door deze te vergelijken met de wapenuitrusting van een Romeins soldaat, vullen de neo-charismatici in als opdracht om te vechten tegen demonische machten. Door ‘geestelijke oorlogsvoering’ menen ze de invloed van Satan en zijn demonen te kunnen verbreken en daardoor de groei van Gods koninkrijk te bewerken. Het is een leer geïntroduceerd door Charles Peter Wagner en was voor 1990 onbekend in de christelijke wereld.
Wie is Satan?
In het Oude Testament heeft het Hebreeuwse woord satan meestal de algemene betekenis van ‘aanklager’. In slechts een paar gevallen gaat het daarbij om een hemelse figuur. In het Nieuwe Testament is Satan de grote tegenstander van God, die verantwoordelijk is voor het kwaad in de wereld.
In de Hebreeuwse tekst van het Oude Testament komt de uitdrukking satan bijna dertig keer voor. Het verwijst meestal naar mensen, en betekent ‘tegenstander’ of ‘aanklager’. Het woord heeft in zulke gevallen niets te maken met Satan als bovennatuurlijk persoon.
In drie gevallen verwijst satan in het Oude Testament naar een hemelse figuur. Wat precies de betekenis is van Satan in de teksten waarin hij optreedt als een hemelse figuur, is omstreden. De teksten wijzen ook niet allemaal in dezelfde richting. In Job 1-2 en Zacharia 3:1-2 behoort hij tot de hemelse raad (een groep hemelse raadgevers van God). In allebei die teksten is Satan een soort negatieve tegenpool en tegenstander van God, en treedt hij op als een aanklager van mensen. Maar zijn macht is slechts beperkt: God bepaalt uiteindelijk wat er gebeurt. In 1 Kronieken 21:1 heeft Satan meer macht. Daar treedt hij op als verleider: hij zet David ertoe aan een volkstelling te houden. Satan is in deze tekst misschien vooral gebruikt om God te ontlasten: het was niet God die David liet zondigen (zoals in 2 Samuel 24:1 wordt gezegd), maar ‘een satan’.
In Numeri 22:22 wordt de engel van de Heer die Bileam de weg verspert, aangeduid als satan. Maar waarschijnlijk wordt het woord satan in deze tekst in de gewone betekenis van ‘tegenstander’ gebruikt: de engel houdt Bileam tegen, en is daarom een ‘tegenstander’ van Bileam.
In het Nieuwe Testament wordt met Satan een bovennatuurlijke persoon bedoeld die de belangrijkste tegenstander is van God, en die verantwoordelijk is voor het kwaad in de wereld. Hij is de leider van de engelen die tegen God in opstand gekomen zijn.
Vanaf de tweede eeuw voor Christus ontwikkelde zich een nieuw beeld van Satan. In sommige joodse teksten werd hij getypeerd als de aartsvijand van God. Hij werd gezien als de heer van het rijk van de duisternis, en de vorst van de boze geesten. Een andere aanduiding voor Satan is ‘de duivel’. Dat is afgeleid van het Griekse diabolos, ‘kwaadspreker’, wat in de Septuaginta soms de vertaling van het Hebreeuwse satan is. Hij zou van oorsprong een hooggeplaatste engel zijn, die als aanvoerder van een groep engelen in opstand kwam tegen God. De bijbelse tekst die hiervoor de basis bood, is Genesis 6:2-4.
In Genesis 6:2-4 kiezen de godenzonen vrouwen uit de dochters van de mensen. Waarschijnlijk was dit een motief uit de mythologie (verhalen over goden en andere bovennatuurlijke wezens): de goden die worden bedoeld, zijn de goden die we kennen uit oosterse mythes. De schrijver van het Genesisverhaal gebruikte dit motief om de wanorde in de tijd vóór de zondvloed te illustreren. [Bron: https://www.debijbel.nl/onderwerpen/s/godenzonen/531]
Een tweede uitleg is dat in de oudheid een koning vaak werd aangeduid als ‘zoon van de goden’. Als we de verwijzing in die zin opvatten, staat er dat de koningen in plaats van de onschuldigen te beschermen, schaamteloos hun onderdanen misbruiken en het recht claimen met elke vrouw die ze begeerden te slapen. Het bestempelen van de ‘befaamde helden’ die uit deze verbintenissen geboren werden als ‘nefilim’ – letterlijk de ‘gevallenen’ of ‘verdoemden’ – laat zien hoe nuchter de tekst deze heroïsche figuren en hun daden beoordeelt. Het ging om het morele verval van de mens (Gen. 6:5). De mens heeft zichzelf herschapen naar het evenbeeld van Kain. Vol pijn wend God zich af van een waanzinnig geworden wereld, want ‘ik heb er spijt van dat ik hen heb gemaakt’ (Gen. 6:7). Volgens Genesis zal slechts een van hen aan Gods toorn ontkomen: Noach. [Geraadpleegde bron: Biblica, atlas van de Bijbel, Librero 2014, Kerkdriel, pagina 97]
In de christelijke traditie kwam de voorstelling op dat de duivel de mens tot zonde (ingaan tegen de wil van God) verleidt. Als slang verleidde hij de eerste mensen, en bracht zo dood en verderf in de wereld.
In het Nieuwe Testament is Satan de vorst van het rijk van de duisternis. Zijn rijk omvat de hele wereld (vergelijk Matteüs 4:1-11, 1 Johannes 5:19) en ook de lucht en de hemelsferen (Efeziërs 6:12). Mensen die niet in Jezus Christus geloven, vallen onder de heerschappij van Satan. Wie in Jezus Christus gaat geloven, gaat over van het rijk van de duisternis naar het rijk van het licht. Maar Satan blijft de verleider, en wie zijn geloof verliest, valt in Satans handen terug (1 Johannes 2:18-19).
In het boek Openbaring is Satan de draak waarmee de aartsengel Michaël de strijd aangaat. Satan staat hier voor de krachten van het kwaad. Uiteindelijk zullen de duivel en zijn medestanders worden verslagen in een laatste grote strijd. De macht van Satan zal dan voor altijd gebroken worden, en hij en zijn engelen zullen in het eeuwige vuur worden geworpen (Openbaring 20:1-10).
Andere namen voor Satan zijn Lucifer (naar de Latijnse vertaling van het woord ‘morgenster’ in Jesaja 14:12), Beliar of Belial, en Beëlzebul. Belial is een Hebreeuws woord dat ‘waardeloos,’ ‘wetteloos’ of ‘losbandig’ betekent. Personen die zich op een immorele manier gedragen, worden in het Oude Testament soms ‘zonen van belial’ (dat wil zeggen ‘zonen van wetteloosheid’, ‘wetteloze personen’) genoemd. In 2 Tessalonicenzen 2:3 wordt Satan ‘de wetteloze mens’ genoemd. Dat is in feite een vertaling van Belial.
De betekenis van de naam Beëlzebul is omstreden, maar tegenwoordig denken de meeste uitleggers dat de naam ‘Baäl de prins’ betekent. Er is waarschijnlijk een verband met Beëlzebub (NBV21: Baäl-Zebub), een Filistijnse god die genoemd wordt in 2 Koningen 1:2–3. Beëlzebub betekent ‘heer van de vliegen’. Mogelijk was de echte naam van deze Filistijnse god Beëlzebul (‘heer van het huis’), en heeft de bijbelse auteur dat opzettelijk veranderd in de spotnaam Beëlzebub: ‘heer van de vliegen’.
[Bron: https://www.debijbel.nl/onderwerpen/s/satan/517]
Wagners theorie

De Amerikaanse theoreticus Charles Peter Wagner (1930-2016) (zie hoofdstuk 5) is mede bekend door zijn theorie van ‘geestelijke oorlogsvoering’ (Engels: ‘spiritual warfare’). Hoewel Wagner op zijn beurt beïnvloed was door bepaalde ideeën, is hij het die de leer van ‘geestelijke oorlogsvoering’ uitgewerkt heeft en deze in 1990 introduceerde in de neo-charismatische wereld. We gaan dan ook uitsluitend in op de uitleg van Wagner.
De basisvisie van Wagner is dat christenen een ‘strategisch geestelijke oorlog’ tegen Satan en zijn demonen moeten voeren om zodoende de wederkomst van Christus op aarde voor te bereiden. Wagner meende dat er drie niveaus zijn binnen deze ‘oorlogsvoering’:
1. Grondniveau: Persoon tot persoon; bidden voor elkaars persoonlijke behoeften. Dit komt tot uiting in het bevrijdingspastoraat (zie hoofdstuk 10.1. Bevrijdingspastoraat).
2. Occult niveau: Houdt zich bezig met demonische krachten vrijgegeven door activiteiten die verband houden met satanisme, hekserij, astrologie en andere vormen van occultisme.
3. Strategisch of kosmisch niveau: Het terugdringen en ontbinden van demonen die over overheden heersen.
Op dit niveau maakt men gebruik van ‘spiritual mapping’ (een term in 1991 bedacht door George Otis jr.): bevrijding van demonische machten past men toe op locaties, in plaats van personen. Geestelijke territoriale machten worden boven een bepaald gebied in kaart gebracht, waarna wordt gebeden om deze te bestrijden, ook op de plek zelf. Het houdt in het ‘ontdekken’ waar demonen het meest actief en krachtig zijn, waarom ze die macht kunnen behouden en ook wat hun namen zijn.
Met betrekking tot de leer van ‘territoriale demonen’ wordt gesteld: Satan is de heerser van de aarde en bekleedt de hoogste positie in die hiërarchische structuur van demonen. Omdat hij niet zoals God alomtegenwoordig is, delegeert hij zijn heerschappij aan zijn handlangers (demonen) die in de demonische hiërarchie een hoge rang hebben. Deze hiërarchie is naar gebieden of territoria ingedeeld aan diverse demonen en als ‘hun competentiegebied’ toegewezen. De christen nu moet met het oog op evangelisatie, zending en bevrijdingsbediening de demonische hiërarchie nauwkeurig onderzoeken, kennen en onderscheiden. Bij het ondervragen van demonen wordt daarom niet alleen naar hun naam gevraagd, maar ook naar hun positie en taak binnen de hiërarchie en naar hun ‘territorium’. [Bron: Els Nannen – ‘Waarlijk Vrij?’, hoofdstuk 2.2.4.]
‘Geestelijke oorlogsvoering’ is een aanvalsstrijd door neo-charismatische gelovigen tot uitbreiding van het koninkrijk van God en het terugdringen van de invloed van Satan in de wereld. In deze ‘uiterlijke geestelijke strijd’ kunnen aanval en verdediging door elkaar heenlopen. Bij de gebeden die men gebruikt gaat het om bestrijden. Dit doet men door Satan en zijn demonen te ‘bestraffen’, ‘territoriale’ demonen te ‘neutraliseren’ en door aanbidding. Men maakt gebruik van gebedswandelingen, vlaggen, bidden en zingen op speciale plaatsen. Soms wordt de trommel, conga of drum gebruikt tot aansporing.
Het uitgangspunt van Wagner in deze ‘oorlogsvoering’ is dat Satan en zijn demonen letterlijk in de wereld zijn, dat demonen van Satan kunnen worden geïdentificeerd bij naam en dat christenen verplicht zijn een geestelijke strijd met hen aan te gaan.
Op het individuele vlak is het bevrijdingspastoraat hiervan onderdeel (zie het volgende onderwerp). Het gaat dan om een ‘innerlijke geestelijke strijd’ tegen demonische invloeden. Dit is een verdedigingsstrijd tegen leugens, beproevingen en verleidingen van buitenaf, en zondige verlangens van binnenuit.
Ontkrachting theorie Wagner
Hoe raar dit ook mag klinken, maar Wagner ontkracht zélf zijn theorie van geestelijke oorlogsvoering! Zo verbaast hij zich erover dat van alle boeken over engelen en demonenleer in de bibliotheek van het Fuller Theological Seminary, hij er maar vijf kon vinden die ‘ook maar enige verwijzing hadden naar (geestelijke) territoriums en dat er van de vijf slechts drie het onderwerp enigszins behandelden, maar duidelijk als iets secundairs (ondergeschikt)’. [1]
Na tweeduizend jaar theologische wetenschap zou dit feit alleen ons al vraagtekens moeten doen zetten bij de aandacht die deze leer nu krijgt. Wagner zegt wel dat hij vermoedt dat deze leer historische wortels moet hebben, maar die zijn tot op heden onduidelijk. [2] Als deze opzienbarende dingen al die jaren in de bijbel aanwezig zouden zijn geweest, waarom heeft niemand ze ooit gezien?
Wagner geeft toe dat zijn conclusies soms berusten op persoonlijk giswerk. Zo zegt hij over Efeziërs 6:12: ‘Niets in dit vers zelf wijst erop dat één of meer van deze categorieën zouden passen bij de beschrijving van territoriale geesten. Maar velen, waaronder ikzelf, vinden dit hoogst aannemelijk.’ [3] Efeziërs 6:12: ‘Onze strijd is niet gericht tegen mensen maar tegen hemelse vorsten, de heersers en de machthebbers van de duisternis, tegen de kwade geesten in de hemelsferen.’
Wagner gaf zelf dus toe dat zijn theorie gefundeerd is op eigen vermoedens en aannames, en dat hij maar weinig onderbouwing hiervoor heeft gevonden in de bijbel. Als belangrijkste onderbouwing van het bestaan van ‘territoriale demonen’ draagt Wagner Daniël 10 vers 13 (‘de vorst van het Perzische koninkrijk’) en vers 20 (‘de vorst van Perzië’ en ‘de vorst van Griekenland’) aan. Maar deze onderbouwing is totaal weerlegbaar.
Daniël 10
Daniël 10:1-21 (NBV21):
In het derde jaar van koning Cyrus van Perzië werd aan Daniël, die Beltesassar werd genoemd, een boodschap geopenbaard. Het was een betrouwbaar bericht over een grote strijd. Door een visioen begreep hij het bericht.
2 In die dagen was ik, Daniël, drie volle weken in de rouw. 3 Smakelijk voedsel at ik niet, vlees en wijn kwamen niet in mijn mond, en ik wreef mij niet in met olie tot er drie weken verstreken waren. 4 Op de vierentwintigste dag van de eerste maand, toen ik mij aan de oever van de grote rivier de Tigris bevond, 5 sloeg ik mijn ogen op en zag een man, gekleed in linnen, met om zijn heupen een gordel gemaakt van goud uit Ufaz. 6 Zijn lichaam was als turkoois, zijn gezicht leek een bliksem en zijn ogen waren als fakkels van vuur. Zijn armen en voeten glansden als gepolijst koper en zijn stemgeluid leek door een mensenmenigte te worden voortgebracht. 7 Alleen ik, Daniël, zag de verschijning. De mannen in mijn gezelschap zagen die niet, maar werden wel bevangen door een grote angst, zodat zij wegvluchtten en zich verborgen 8 en ik alleen overbleef. Toen ik die indrukwekkende verschijning zag, verloor ik al mijn kracht; ik werd lijkbleek en was niet in staat nog iets te doen. 9 Ik hoorde het geluid van de stem, maar zodra ik dat hoorde verloor ik het bewustzijn en viel voorover op de grond. 10 Een hand raakte mij aan en deed mij bevend op handen en knieën steunen. 11 De man zei tegen me: ‘Daniël, geliefde man, luister naar de woorden die ik tot je spreek en kom overeind, want ik ben naar je toe gestuurd.’ Nadat hij dit gezegd had, stond ik bevend op. 12 Toen zei hij: ‘Wees niet bang, Daniël, want vanaf de eerste dag dat je inzicht probeerde te verkrijgen door je te verootmoedigen voor je God, is je gebed verhoord, en daarom ben ik gekomen. 13 Maar de vorst van het Perzische koninkrijk heeft mij eenentwintig dagen tegengehouden voordat Michaël, een van de voornaamste vorsten, mij te hulp schoot toen ik daar, bij de koningen van Perzië, alleen stond. 14 Ik ben gekomen om je inzicht te geven in wat er aan het einde van de tijd met je volk zal gebeuren; want dit is opnieuw een visioen dat over de toekomst gaat.’
15 Terwijl hij zo tegen me sprak, hield ik mijn ogen op de grond gericht en was verstomd. 16 Toen raakte de menselijke gedaante mijn lippen aan. Ik opende mijn mond en begon te spreken. Ik zei tegen degene die voor me stond: ‘Mijn heer, door het visioen verkrampt mijn lichaam, mijn kracht verlaat me. 17 Hoe kan ik, uw dienaar, met u spreken? Ik heb helemaal geen kracht meer, alle leven is uit mij geweken.’ 18 Toen raakte hij, die eruitzag als een mens, mij nogmaals aan en schonk me kracht. 19 Hij zei: ‘Wees niet bang, geliefde man, vrede zij met je, wees sterk, wees sterk!’ En doordat hij tegen me sprak, werd ik gesterkt, en ik zei: ‘Mijn heer, spreek, u hebt mij gesterkt.’ 20 Toen zei hij: ‘Weet je waarom ik naar je toe gekomen ben? Ik moet spoedig terugkeren om tegen de vorst van Perzië te strijden, en zodra ik hem overwonnen heb, wacht mij de vorst van Griekenland. 21 Maar eerst zal ik je zeggen wat er in het geschrift van de waarheid geschreven staat. Niemand steunt mij in mijn strijd tegen deze vorsten, behalve Michaël, jullie vorst.’
De Nederlandse oud-docente psychologie aan de Evangelische Hogeschool Els Nannen stelt in haar boek ‘Waarlijk Vrij?’ (2011) dat de leer over territoriale demonen maar op één bijbeltekst is gebaseerd, namelijk Daniël 10:13. Nannen weerlegt Wagners interpretatie tot dit vers met de volgende argumenten (Nannen gaat uit van een andere bijbelvertaling dan de NBV21):
1. ‘Daniël 10 begint met de vermelding wanneer het visioen en Daniëls reactie van rouw daarop plaatsvonden: “In het derde jaar van Kores*, de koning der Perzen”. Deze Kores was geen vijand van het Joodse volk. Integendeel. (…) God gebruikte de heidense koning Kores om het lot van zijn volk te keren en het naar zijn land terug te laten keren. Er stond dus niet een “Perzisch-territoriale demon” achter Kores die het edict (besluit) daartoe al twee jaar voor Daniël 10 uitgevaardigd had (…), maar God zelf. Het is dan ook niet goed denkbaar dat een demonenvorst achter Kores tegenover de engel stond om te verhinderen dat Daniël profetisch inzicht in de toekomst van de volken en van Israël zou ontvangen (Daniël 10:13).’
* In de NBV21 heet Kores ‘Cyrus’. Een belangrijke Perzische koning in de bijbel is Cyrus II (regeerperiode 559-530 v. Chr.) Hij voerde een tolerant beleid ten opzichte van de godsdiensten en gewoonten van de volken die hij veroverde. In 539 v.Chr. versloeg hij de Babyloniërs. Volgens Ezra 1:1-4 was Cyrus degene die de Israëlieten toestemming gaf om uit de Babylonische ballingschap terug te keren en de tempel te herbouwen. (Het Perzische Rijk kwam na het Babylonische Rijk. De Perzen worden in de bijbel vaak samen genoemd met de Meden.) [Bron: https://www.debijbel.nl/onderwerpen/s/koningen-van-de-grootmachten/2894]
2. ‘Daniël had een woord geopenbaard gekregen en daarom zijn hart erop gezet om inzicht te verkrijgen (Daniël 10:1 en 12). Hij was dus niet in gebed voor bevrijding van Perzië van “territoriale demonen” opdat hij een evangelisatie in Perzië zou kunnen doorvoeren en Kores tot geloof zou kunnen komen. Hij had evenmin in die wachttijd van drie weken de ”voor Perzië competente demon” gebonden en zo “geneutraliseerd”. Het kwam in deze gelovige, aan wie juist de waarheid van Gods soevereine regering geopenbaard was (onder andere in Daniël 2:19-21), natuurlijk nooit op een demon achter het uitstel van verhoring te zien.
Ook de engel spreekt niet over een demonenvorst die tegenover hem stond, laat staan dat hij die eerst had moeten “binden” (neutraliseren) of zelfs “uitdrijven” om tot Daniël te kunnen komen. Kores was een mens en geen demon, evenmin een vorst door een demon gebonden, laat staan bezeten. Bovendien was de engel niet gekomen om Perzië, Kores of Daniël van demonische gebondenheid door een territoriale demon te bevrijden. Er vond dan ook geen zogenaamde “evangelische doorbraak” plaats. De engel was met maar één doel gekomen: Daniël profetisch inzicht te geven!’
3. ‘De strijd vond in de hemel plaats – niet op aarde, niet in het Perzische rijk. Er waren geen mensen bij die strijd betrokken, ook Daniël niet. Hij wist zelfs helemaal van niets, totdat de engel hem over een strijd samen met de engel Michaël informeerde.
Kortom, ook vanwege dat alles kan Daniël 10 geen legitimatie zijn voor de charismatische dwaalleer en dwaalpraktijk van strategisch-geestelijke oorlogsvoering tegen “territoriale demonen” op aarde.’
4. ‘In de charismatische interpretatie van Daniël 10 wordt weinig of geen acht geslagen op vers 13b waar sprake is van koningen, dus meervoud, terwijl Kores de enige in die tijd was. De oplossing ligt in hoofdstuk 11:2. Er zullen nog drie koningen in Perzië opstaan en “dan (daarna) zal de vorst van Griekenland komen” (Daniël 10:20) – niet de demonenvorst van Griekenland! Het is een profetie aangaande het komende Griekse rijk (Daniël 11), het rijk van Alexander de Grote (356-323 v.Chr.), waaraan Babel later dienstbaar zou worden als vergelding voor zijn boze daden (Jer. 25:12-14).
De vermelding van het toenmalige Perzië met zijn vier opeenvolgende vorsten en het daaropvolgende koninkrijk van Griekenland is dus eerder een historische aangelegenheid dan een geografische met “territoriale demonen”!’
Daniël 7-12 geeft beschrijvingen van visioenen van Daniël. Het zijn visioenen over het verloop van de geschiedenis. In het eerste visioen (Daniël 7) verschijnen vier dieren. Ze staan symbool voor de grote wereldrijken van die tijd. Ook is er sprake van ‘een oude wijze’ die plaatsneemt op een troon. En er verschijnt met de wolken iemand die ‘eruitzag als een mens’. Het tweede visioen (Daniël 8) beschrijft de strijd tussen een ram en een geitenbok. De ram is symbool van het Perzische rijk en de geitenbok van het Griekse rijk. Het derde visioen (Daniël 9) beschrijft de komst van de engel Gabriël. Hij geeft Daniël uitleg over de toekomst van zijn volk en van Jeruzalem. Het laatste visioen (Daniël 10-12) geeft in geheimzinnige taal een overzicht van de historische gebeurtenissen vanaf het begin van de Perzische periode tot aan de tijd van Antiochus Epifanes (circa 215-164 v. Chr.). [Bron: https://www.debijbel.nl/onderwerpen/s/daniel-opbouw/1984]
5. ‘Het enige doel van Daniël 10–12 is om een profetisch-historisch perspectief te geven met betrekking tot het Perzische en Griekse rijk, tot de koningen van het zuiden en die van het noorden alsook tot Israël zelf.’
Nannen meent dat de leer van ‘territoriale demonen’ een grove belediging is van God en zijn soevereine (oppermachtige) regering. ‘De Bijbel zelf geeft nergens een basis voor de constructie van “territoriale” demonen, ook niet in die éne tekst in Daniël 10. Daarmee vervalt dus ook de basis voor een “strategisch-geestelijke oorlogsvoering” tegen “territoriale” demonen ter voorbereiding van evangelisatie, zending of een opwekking. Waar de Schrift zwijgt, mag de mens niet spreken en niet boven Gods Woord uitgaan, opdat hij niet als leugenaar bevonden wordt (Spreuken 30:6).’ [Bron: Els Nannen – ‘Waarlijk Vrij?’, hoofdstuk 2.2.5.]
Ander bijbels bewijs?
Behalve Daniël 10 worden er nog vijf andere teksten aangedragen als eventueel bewijsmateriaal voor het territoriale gedrag van demonische activiteit: in het Oude Testament Baäl Zebub van Ekron (2 Koningen 1:2-3), Bel in Babel (Jeremia 51:44) en de koning van Tyrus (Ezechiël 28:12); in het Nieuwe Testament Apollyon van de afgrond (Openbaring 9:11) en de hoer van Babylon (Openbaring 17:3‑5). Maar deze teksten vormen een uiterst zwakke basis voor het formuleren van een hele theorie over demonische hiërarchieën.
Men geeft vrij algemeen toe dat ‘de voorbeelden van territoriale geesten in het Nieuwe Testament beperkt zijn’. [5] Volgens Wagner is de hoer van Openbaring 17 ‘…het meest duidelijke voorbeeld dat ik gevonden heb van een demonische geest die naties en volkeren beheerst’. [6] Gezien de interpretatie van de hoer in Openbaring 17*, wordt hiermee in feite toegegeven dat het bewijs voor deze nieuwe leer niet aanwezig of tenminste nihil is.
* In de eerste eeuw zagen de christenen in Asia (nu West-Turkije) de hoer van Babylon waarschijnlijk als een parodie op de Romeinse godin Roma. Roma (de verpersoonlijking van de stad Rome) zat op de zeven heuvels bij de Tiber (Ezechiel 17:9 identificeert de zeven koppen van het beest als zeven bergen of heuvels) en werd door het hele Romeinse rijk vereerd. De incarnatie van Babylon in het Romeinse Rijk is niet de enige betekenis van het visioen van Johannes: Babylon staat voor de onderdrukkende, afgoden vererende, opstandige stad die in alle tijden te vinden is. Ze is ‘de grote stad, die heerst over de koningen op aarde’ (Openbaring 17:18) en is niet alleen verantwoordelijk voor het bloed van de leerlingen van Jezus (vooral de martelaren onder de Romeinse keizer Nero), maar ook van ontelbare andere onschuldige slachtoffers (18:24). [Bron: Biblica, atlas van de bijbel, Librero 2014, Kerkdriel, pagina 492]

De Britse voormalig baptistische predikant James David Pawson (1930-2020) zegt over deze leer: ‘Hoewel men nu beweert dat de Schrift deze methode ondersteunt, kwam zij niet voort uit een herontdekking van bijbelse zendingsprincipes. Als we deze leer onderzoeken in het licht van de Schrift, is de bijbelse basis ervoor uiterst zwak. (…) Er is absoluut geen aanwijzing dat zendingswerk in een nieuwe streek ooit begon met het “binden” (neutraliseren) van de plaatselijke demonische heerser en geen enkele verwijzing dat Paulus de geesten van Athene of Korinthe probeerde te identificeren en te “binden”, voordat hij daar begon te prediken. Als dit een noodzakelijke voorwaarde was om een situatie “vrij te maken”, dan zou dit zeker met name genoemd zijn in het zendingsbevel van de Heer voor Hij opvoer naar de hemel. Er is geen apostolisch precedent, noch in leer, noch in praktijk. Ook vinden we nergens een opdracht aan de gelovigen om de duivel te “binden”.’ [4]
Wagner benadrukt dat niet alleen mensen door demonen bezeten kunnen zijn, maar ook ‘sociale structuren, zoals regeringen of industrieën’. [7] ‘Sociale structuren zijn niet op zichzelf demonisch, maar ze kunnen en zijn vaak door uiterst kwaadaardige en dominerende demonische persoonlijkheden bezeten, die ik territoriale geesten noem.’ [8]
Er wordt geen enkel bijbels bewijs aangevoerd voor deze stelling. Het is zelfs een punt dat tegen de bijbel blijkt in te gaan. De apostel Paulus zegt een paar buitengewoon vriendelijke dingen over overheden en regeringen, en de noodzaak om deze te erkennen. Een moeilijk punt misschien, maar dat we toch niet kunnen negeren; vooral omdat hij het schreef onder de heerschappij van Rome (Rom. 13:1‑7). In 1 Petrus 2:13‑17 wordt iets soortgelijks gezegd en Paulus beveelt ons te bidden voor ‘koningen en alle hooggeplaatsten’ (1 Tim. 2:2).
Wagner stelt centraal dat christenen actief op zoek moeten gaan naar demonen. Pawson zegt hierover: ‘Een opvallend kenmerk van de confrontatie van Jezus en anderen met demonen in het Nieuwe Testament, is dat ze nooit het initiatief namen. Ze zochten ze nooit op. Alleen wanneer demonen zichzelf manifesteerden, werden ze uitgedreven en zelfs dat werd niet altijd onmiddellijk gedaan, alsof hun tussenkomst een soort ongewenste afleiding was. (Handelingen 16:18: ‘Toen Paulus er genoeg van kreeg, draaide hij zich om en zei tegen de geest: “Ik beveel je in de naam van Jezus Christus: verlaat haar!” En op datzelfde moment ging de geest uit haar weg.’) [4]
Efeziërs 6:10-17
Efeziërs 6:10-17 zegt ons dat we de wapenuitrusting van God aan moeten doen, vanwege de realiteit van verleidingen. Het zegt ons niet dat we moeten gaan zoeken naar een bron van dergelijk kwaad of met deze de strijd moeten aanbinden. Wagner zegt echter over vers 12: ‘Niets in dit vers zelf wijst erop dat één of meer van deze categorieën zouden passen bij de beschrijving van territoriale geesten. Maar velen, waaronder ikzelf, vinden dit hoogst aannemelijk.’ [3]
Efeziërs 6:10-17 (BGT):
10 Ten slotte nog dit: Blijf op de Heer vertrouwen. Hij zal jullie steunen met zijn grote macht. 11 Gebruik Gods wapens, en verdedig je daarmee tegen de slechte bedoelingen van de duivel. 12 Want we vechten niet tegen mensen, maar tegen machten en krachten die over de wereld willen heersen. We vechten tegen de leiders van de duisternis, tegen de hoogste kwade machten. 13 Pak daarom de wapens die God jullie geeft. Dan kunnen jullie je verdedigen tegen de duivel op de dag dat hij aanvalt. En dan zullen jullie zijn aanval laten mislukken.
In vers 14 tot en met 17 bespreekt Paulus de manier waarop we ons moeten verdedigen:
Jullie moeten klaarstaan voor de strijd, net als soldaten. Maar dit is de manier waarop jullie moeten vechten: Spreek altijd de waarheid, en doe altijd het goede. 15 Breng aan iedereen het goede nieuws van de vrede. 16 En houd altijd vast aan het geloof. Want je geloof beschermt je als een schild tegen de brandende pijlen die de duivel op je afschiet. 17 Vertrouw erop dat God je zal redden, want dat vertrouwen beschermt je als een helm. En de boodschap van God is je zwaard. De heilige Geest zal je helpen om die boodschap kracht te geven. (BGT)
Waar in deze passage schrijft Paulus dat een christen op zoek moet gaan naar een confrontatie met de duivel en zijn demonen? Hij schrijft hier dat een christen zich op de door hem beschreven manier moet verdedigen tegen verleidingen (vers 11 en 13, NBV21: ‘stand te kunnen houden’ en ‘weerstand te kunnen bieden’).
De ‘geestelijke strijd’ van een gelovige beschreven door Paulus in Efeziërs 6:10-17 is die van de verkondiging van het evangelie (vers 15, tevens onderbouwing met vers 17), en tegen zonde (vers 14b) en afdwaling van het geloof (vers 16, 17). Nergens roept Paulus hier op tot een letterlijke confrontatie met de duivel en zijn demonen; hét kenmerk van de leer van geestelijke oorlogsvoering.
N.B. Soms worden de oorlogswetten (HSV) in Deuteronomium 20 aangehaald. Het betreft hier echter de letterlijke strijd om het land wat God aan zijn volk (Israël) heeft gegeven, niet om een veronderstelde ‘geestelijke oorlogsvoering’.
[Bronnen: [1] C. Peter Wagner, Warfare Prayer, pg. 88, [2] C. Peter Wagner, Engaging the Enemy; (Ventura, Ca. Regal Books r99r) pg. 39, [3] Id. pg. 19, [4] J. David Pawson, The Fourth Wave; (London: Hodder and Stoughton, 1993) pg. 69, [5] Vernon J. Sterk in Engaging the Enemy, pg. 153, [6] Warfare Prayer, pg. 63, [7] Id. pg. 102, [8] Id. pg. 96. (Algemene bron: http://www.toetsalles.nl/htmldoc/g.o.wakely.htm) ]
‘Gebedsoorlog’
In het Nieuwe Testament wordt gebed gericht tot God de Vader, in de Geest en in de naam van Jezus. De neo-charismatische beweging legt echter de nadruk op een geheel nieuwe manier van bidden. Het woord ‘gebed’ is echter misleidend: men bidt helemaal niet tot God, maar beveelt boze geesten. Soms bestraft men zelfs demonen, of zelfs Satan.
In Judas 1:8-9 lezen we echter dat zelfs de aartsengel Michaël het niet waagde Satan te beschuldigen en te veroordelen:
‘En toch doen deze zogenaamde zieners precies hetzelfde: ze (…) verwerpen het gezag van de Heer en lasteren de hemelse machten. Zelfs de aartsengel Michaël waagde het niet de duivel te beschimpen en te veroordelen toen hij met hem twistte over het lichaam van Mozes. Hij zei alleen: “Moge de Heer u straffen.”‘
2 Petrus schrijft hierover: ‘Overmoedig en arrogant als ze zijn, schrikken ze er niet voor terug hemelse machten te lasteren, terwijl zelfs engelen, in kracht en macht toch hun meerderen, het niet aandurven om die machten ten overstaan van de HEER te beschimpen en te veroordelen.’ (2 Petrus 2:10b-11)
Deze passage, met de parallel in Judas, suggereert dat de ongepaste verering van engelen in de Judese gnostiek (welke zich had ontwikkeld uit de leer van de Essenen, zie Kolossenzen 2:18), extreme tegenstanders had gekregen die op grove manier engelen – goed of slecht – bespotten. Bovenstaande twee teksten berispen dit gedrag. De gedachte is dat als goede engelen zich al onthouden van een oordeel ten opzichte van slechte engelen, hoeveel te meer moeten mensen zich onthouden van lichtzinnig gebruik van woorden naar hen toe. [Bron: http://biblehub.com/commentaries/cambridge/2_peter/2.htm]
Heel indrukwekkende termen zijn ontstaan rondom het idee van ‘gebedsoorlogvoering’, zoals ‘het aangaan van een machtsconfrontatie met de duivel’, ‘het verdrijven van de heerser van de stad’, ‘autoriteit nemen over een gebied in de naam van Jezus’, ‘het bestormen van de poorten van de hel’, enzovoort. Wat dit allemaal betekent is soms moeilijk te onderscheiden, behalve dat het allemaal te maken heeft met het direct aandacht geven aan de duivel en demonen, iets wat de bijbel ons niet opdraagt.
Conclusie
Els Nannen concludeert: ‘In tegenstelling tot de geestelijke strijd in Bijbelse zin, is deze geestelijke oorlogsvoering niet in eerste instantie een innerlijke, evenmin een geestelijke worsteling voor iets of iemand (bijvoorbeeld voor geloof of bekering), maar primair een externe oorlog tegen, namelijk tegen boze geesten. Daarbij staat niet Jezus Christus in het middelpunt, maar demonen en bij velen zelfs de satan. Het oog is daarbij niet uitsluitend gericht op de Here Jezus, maar gefixeerd op boze geesten. Een dergelijk charismatisch-theologisch denkkader staat haaks op dat van de Schrift. Zo’n denkpatroon wordt helaas echter door vele Evangelicalen en anderen zonder kritiek overgenomen.’ [Bron: Els Nannen – ‘Waarlijk Vrij?’, hoofdstuk 2.2. en 2.3.1.]
De bijbel roept niet op tot een letterlijke strijd tegen Satan en zijn demonen. De ‘geestelijke strijd’ van een gelovige is die van de verkondiging van het evangelie, en tegen zonde en afdwaling van het geloof. Wagner gaf zelf toe dat hij maar weinig onderbouwing voor zijn leer heeft gevonden in de bijbel. Als belangrijkste onderbouwing van het bestaan van ‘territoriale demonen’ draagt hij Daniël 10 (vers 13 en 20) aan, maar deze is weerlegbaar – evenals de andere aangedragen bijbelteksten die eventueel een onderbouwing zouden kunnen zijn. In de bijbel is dan ook geen fundering aanwezig voor Wagners leer van ‘geestelijke oorlogsvoering’.
[Geraadpleegde bronnen: http://www.toetsalles.nl/htmldoc/g.o.wakely.htm, http://www.herschepping.nl/08wl/gstrijd_01wat_is_geestelijke_strijd.php, https://www.christianitytoday.com/ct/1998/january12/8t1055.html , Toen de kracht gods op mij viel, pagina 184 , http://www.vergadering.nu/boeknannen-waarlijk-vrij.htm, http://www.refdag.nl/kerkplein/kerknieuws/els_nannen_wie_satan_bindt_wordt_zelf_gebonden_1_534548, Els Nannen – Waarlijk vrij?: bevrijdingspastoraat in het licht ]
11. Bevrijdingspastoraat
Op het individuele vlak zie je geestelijke oorlogsvoering terug in het neo-charismatische bevrijdingspastoraat. Bevrijdingspastoraat is de geestelijke verzorging waarin mensen bevrijd worden van vermeende demonische ‘gebonden- of bezetenheid‘. ‘Gebondenheid’ zou volgens de charismatici de oorzaak zijn van de vele problemen die christenen ondervinden (uitleg volgt). Het betreft exorcisme, maar men noemt het ‘bevrijding’.
In dit bevrijdingspastoraat gaat het om een ‘innerlijke geestelijke strijd’ tegen vermeende demonische invloeden. Dit is een verdedigingsstrijd tegen leugens, beproevingen en verleidingen van buitenaf, en zondige verlangens van binnenuit. Uitgangspunt is dat Satan en zijn demonen letterlijk in de wereld zijn.
Belangrijkste kritiek op deze leer van ‘gebondenheid’ is dat mensen zich zo een occulte belasting laten aanpraten.
De Toronto Blessing-beweging zorgde wereldwijd voor een sterke toename van bevrijdingsbedieningen, maar in Nederland hield in de jaren (19)60 de ‘Kracht van Omhoog’-stroming zich al bezig met de strijd tegen demonen en de duivel. De aanhangers van deze richting geloofden dat christenen ‘gebonden’ konden zijn van demonen. De Nederlandse Beréa-beweging (1996-2006) was sterk beïnvloed door deze stroming en men omarmde de Toronto Blessing-leer.

Een bekend auteur op dit gebied is de Britse pinkstergelovige Peter Derek Vaughan Prince (Bangalore, India, 1915 – Jeruzalem, Israël, 2003). Hij geloofde dat gezondheids- en psychische aandoeningen een demonische oorzaak zouden kunnen hebben, ook bij christenen. Prince meende dat christenen ‘gedemoniseerd’ kunnen zijn. Hij gebruikte deze term, omdat christenen niet zomaar het bezit kunnen zijn van Satan.
Een bekend neo-charismatische schrijver over dit onderwerp is de Amerikaan Neil T. Anderson (1942).
In Nederland is de bekendste bevrijdingsorganisatie de stichting Vrij Zijn van Wilkin van de Kamp (zie hoofdstuk 9.2.), maar ook Baruch Bevrijdingspastoraat, Immanuel Livestro en Stichting Promise dragen uit hoe je vrij kunt worden van ‘gebondenheid’. ‘Er is een verkeerd beeld ontstaan van bevrijdingspastoraat’, meent Van de Kamp. ‘Bij sommigen heerst nog het beeld dat uitdrijving gepaard gaat met over de grond rollen en schuimbekken. Dit gebeurt zelden.’ [Bron: https://www.vergadering.nu/bevrijding/index.html]
In dit bevrijdingspastoraat wordt soms gesteld dat ziekten als oorzaak ‘demonische invloed’ zouden kunnen hebben. Van de Kamp zegt hierover: ‘Ik zie dat mensen geloven dat ziekten worden veroorzaakt door demonische krachten. Dat is ongelofelijk schadelijk.’ [Bron: https://demonitor.kro-ncrv.nl/artikelen/schrijver-boek-bevrijdingspastoraat-over-duiveluitdrijving-ik-zie-ook-dat-er-veel-misgaat]
Het is goed om onderscheid te maken tussen de ‘dienst van bevrijding’ en het ‘bevrijdingspastoraat’. In bevrijdingsconferenties ligt het accent op de dienst van bevrijding (van vermeende demonen). Wanneer blijkt dat bevrijding niet direct plaatsvindt, wordt de hulpvrager doorverwezen naar het bevrijdingspastoraat, waar mensen met name geholpen worden om hun zonden te belijden en te breken met zondepatronen in hun leven. Al doende is er een onderscheid gekomen tussen de dienst van bevrijding en het bevrijdingspastoraat.
Het Nederlandse journalistiek tv-programma De Monitor’ (KRO-NCRV) kwam 23 maart 2020 met een vervolgaflevering over duiveluitdrijving bij kinderen (duur 26 min.). Men gaat in op de praktijk van exorcisme bij kinderen in Nederland, met als centrale vraag: ‘Wie beschermt deze kinderen?’. De aflevering behandelt het verhaal van Tikva*, die als kind meerdere demonenuitdrijvingen meemaakte. Zij legt deze praktijk uit en wil ‘dat het stopt en verboden wordt, omdat ik weet hoe schadelijk dit is’. In de aflevering bevestigt Tjarko, die zijn gemeente heeft verlaten, Tikva’s verhaal. Tjarko is nu ‘bevrijd van een heel stuk geestelijke gekheid die eigenlijk heerst in toch veel van die kerken en ik zie het nu achteraf als een toxische (giftige) brainwash’. De Tweede Kamer wil nu dat er een onderzoek komt naar het fenomeen duiveluitdrijving bij kinderen [bron NRC] [bron: https://pointer.kro-ncrv.nl/ruime-meerderheid-tweede-kamer-wil-onderzoek-naar-duiveluitdrijving-bij-kinderen ].
* Tikva blijkt de fictieve Lisa te zijn, de door Karel Smouter beschreven hoofdpersoon in het ontuchtverhaal gepubliceerd in de Correspondent (zie hoofdstuk 9.2. ‘Mattheüs van der Steen, Ontuchtzaken’).
Wat zijn demonen?
Het beeld van demonen in de bijbel is erg ingewikkeld. Tegenwoordig bedoelen we met een demon een kwade geest. Maar de betekenis van de term heeft een lange ontwikkeling doorlopen. Het Oude Testament beschrijft demonen vooral als bovennatuurlijke wezens die in eenzame gebieden rondzwerven.
Vanaf de hellenistische tijd (334-30 v.Chr.) gingen bepaalde stromingen in het jodendom demonen zien als kwade geesten die ondergeschikt waren aan Satan. In Satans opdracht brachten ze onheil over de mensen. Tegenover Satan en zijn demonen stonden God en zijn engelen. Uiteindelijk zouden de demonen, in de laatste strijd tussen God en Satan, voor altijd door God verslagen worden. Deze voorstelling zien we ook terug in het Nieuwe Testament.
In het Nieuwe Testament worden demonen gezien als helpers van Satan, die ziekte en onheil veroorzaken. In Marcus, Lucas en Matteüs worden allerlei aandoeningen, zoals waanzin (psychische stoornis, Matteüs 8:28), epilepsie (Lucas 9:39), blindheid (Matteüs 12:22) en doofheid (Marcus 9:25) toegeschreven aan demonen. Toch werden niet alle ziekten op deze manier verklaard, en sommige aandoeningen zag men de ene keer als ziekte en de andere keer als bezetenheid.
Jezus’ macht over de demonen is een bewijs van het nieuwe koninkrijk dat met Hem begint (zie bijvoorbeeld Matteüs 12:25-29). Door de demonen te onderwerpen laat Jezus zien dat Hij machtiger is dan Satan, en dat Hij hem uiteindelijk zal overwinnen.
Op andere plaatsen in het Nieuwe Testament ligt de nadruk meer op demonen als morele en geestelijke tegenstanders van de gelovigen. Demonen proberen gelovigen te laten afdwalen van hun geloof en te verleiden tot verkeerd gedrag (1 Timoteüs 4:1). [Bron: https://www.debijbel.nl/onderwerpen/s/demon/2416]
Exorcisme door Jezus
Fik Meijer schrijft in zijn boek ‘Jezus & de vijfde evangelist’ (Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam 2015, pagina 226-230):
‘Marcus, Matteüs en Lucas schrijven over uitdrijvingen van demonen. Die kwade geesten uitten zich bij de slachtoffers in radeloos gedrag, vormen van epilepsie, maar ook in zuiver lichamelijke gebreken als blindheid of doofheid, die op het eerste gezicht niets met kwade geesten te maken lijken te hebben. In de evangeliën zijn veel van de zieken die naar Jezus worden gebracht “gedemoniseerd”. (…) De farizeeën verwijten Hem dat Hij demonen uitdrijft door de kracht van Beëlzebub (Satan), waarop Jezus stelt dat zijn kracht om demonen uit te drijven het bewijs is dat Gods koninkrijk aanstaande is en inbreekt in de wereldorde. Zijn uitdrijvingen zijn dan ook geen losstaande acties, gezamenlijk laten ze zien dat Satan aan de verliezende hand is, dat het einde van hem en de andere demonen nabij is.
(…) Meestal lopen ze goed af: de boze geest verlaat het lichaam van de bezetene. Maar er is ook een verhaal met een vreemd verloop, en een nog opzienbarender einde. Het wordt verteld door Marcus (5:1-20), Matteüs (8:28-34) en Lucas (8:26-39). Jezus is het Meer van Galilea overgevaren en belandt in het gebied van de Gerasenen. Als Hij uit de boot is gestapt, komt Hem vanuit de grafspelonken een man tegemoet met een onreine geest. (…) Als hij Jezus ziet naderen, rent hij op Hem af, valt voor Hem neer en roept met luide stem: “Wat heb ik met jou te maken, Jezus, zoon van de allerhoogste God? Ik bezweer je bij God: doe mij geen pijn.” Want Jezus had even daarvoor tegen hem gezegd: “Onreine geest, verdwijn uit deze man.” Nu vraagt hij aan de man: “Wat is je naam?” Hij antwoordt: “Mijn naam is legioen, want we zijn met velen.” Hij smeekt Jezus dringend om hem niet uit deze streek te verjagen.
Tot zover is de uitdrijving nog enigszins te vergelijken met die in de synagoge te Kapernaüm (Marcus 1:21-28) of die van een bezeten jongen, later in het evangelie van Marcus (9:14-29). Het verschil is dat in dit geval een heel legioen boze geesten wordt uitgedreven. Is dat al hoogst merkwaardig, Marcus maakt alles nog onwezenlijker doordat hij vertelt dat Jezus gehoor geeft aan de smeekbede van de boze geesten. Hij staat ze toe om “in te trekken” bij een kudde varkens, die zich daar op de helling van een berg bevindt. De onreine geesten nemen daarop inderdaad hun intrek in de zwijnen, ongeveer tweeduizend in getal. Door waanzin bevangen stormen die vervolgens van de helling af, storten zich massaal in het water en verdrinken. Zeker dit laatste gedeelte is zonder enige twijfel geheel uit de duim gezogen. Maar waarom zouden de evangelisten dit verhaal hebben opgenomen? Ze moeten toch ook geweten hebben dat hun lezers de wenkbrauwen zouden fronsen bij het lezen van deze wel heel wonderlijke gebeurtenis? Om te beginnen doet het aantal van tweeduizend al onrealistisch aan. De veeteelt was in die tijd zeer kleinschalig en dit aantal verwijst bijna naar de intensieve varkensfokkerij van de moderne tijd. En daarbij: wat had Jezus er voor belang bij om de varkensboeren zo tegen zich in te nemen? Ze zouden Hem het verlies van al hun varkens tot in de lengte van jaren verwijten. Naar mijn mening heeft Marcus met dit verhaal een duidelijke bedoeling gehad. Het was niet zijn intentie om Jezus als een gewelddadige revolutionair neer te zetten, strijdend tegen het Romeinse gezag. Dat doet hij in deze passage dan ook niet. Maar het gegeven dat er in de bezeten jongen een legioen onreine geesten huist, is wellicht een indicatie voor Jezus’ opvallende handelswijze. Het woord “legioen” is mogelijk een verwijzing naar de Romeinse legioenen in Judea en Galilea, die net als de varkens bezeten waren van onreine geesten. De achterliggende gedachte is duidelijk: de evangelisten hopen dat de Romeinse legioenen hetzelfde lot zal treffen als de varkens, en dat ze een gruwelijk einde tegemoet gaan.
(…)
Het heeft weinig zin om de exorcismen van Jezus anders te benaderen dan die van anderen. In alle gevallen gaat het om therapeutisch-exorcistische daden van een charismatisch persoon. Aanvankelijk verbaasden de mensen zich over onbegrijpelijke wondertekens. Er kwamen geruchten in omloop waarin die verbazing centraal stond, maar na verloop van tijd maakte die plaats voor bewondering. De wonderdoeners werden tot veel meer in staat geacht.
Zo is het waarschijnlijk ook met Jezus gegaan. De oorspronkelijke verhalen die over Hem in omloop kwamen waren waarschijnlijk veel beperkter van aard. In de volgende decennia werden ze omgevormd tot, ik zou bijna zeggen, lofprijzingen waarin zijn mogelijkheden onbegrensd leken. Of de gepresenteerde wonderen nog enigszins te verbinden waren met de werkelijkheid werd steeds minder belangrijk geacht. Het ging de verhalenvertellers en schrijvers van de evangeliën erom dat zijn therapeutische en exorcistische daden niet als doel op zichzelf zouden staan, maar zijn boodschap dat het koninkrijk van God aanstaande was zouden ondersteunen. De toekomst was in zijn wonderlijke daden al zichtbaar gemaakt. De van hun kwalen verloste mensen wisten dat Jezus hen daarmee een plaats had gegeven in zijn naderend koninkrijk. Dáár ligt het verschil met de wijze waarop andere wonderdoeners worden neergezet. Bij hen ging het op zichzelf staande genezingen, bij Jezus passen ze in het geheel van een totaal nieuwe orde, die op termijn de oude verrotte samenleving van gecorrumpeerde Joodse leiders en de Romeinse machthebbers zou vervangen.’
Gebondenheid
Bezetenheid is een religieuze term, waarmee wordt bedoeld dat iemand door de duivel of een boze geest (demon) in bezit zou zijn genomen. Maar de diagnose ‘bezetenheid’ wordt maar zeer zelden gesteld. In het neo-charismatische bevrijdingspastoraat beweert men dat een wedergeboren christen niet bezeten kan zijn, maar wel ‘gebonden’. En dat dit nogal vaak voorkomt…
Men stelt dat bij ‘gebondenheid’ een persoon niet altijd de volledige controle over een bepaald gebied van zijn wil heeft. De ‘boze’ beïnvloedt dat specifieke deel van jouw leven en dit kan zich bij gelegenheid onthullen. De bewering is dat zondig gedrag, trauma’s en levensproblemen een uiting zijn van ‘gebondenheid’ of daartoe kunnen leiden. Je zou kunnen zeggen dat (volgens de voorstanders van deze leer) ‘gebondenheid’ een lichte vorm is van bezetenheid op een bepaald (wils)gebied. En daarmee hebben we het dus toch over bezetenheid…
Men stelt dat gebondenheid kan ontstaan doordat je ergens zonde je leven hebt binnengelaten, door dingen die je hebt meegemaakt (verwondingen aan ziel en geest) of vanuit je voorgeslacht (generatievloeken). Men onderwijst dat zowel ongelovigen als christenen ‘gebonden’ kunnen zijn, waarbij ongelovigen ook bezeten kunnen zijn. Over de symptomen van gebondenheid schrijft de site ‘Herschepping’ (neo-charismatische achtergrond) [1]:
‘Er is sprake van demonische gebondenheid als bepaalde gebieden van iemands leven door de macht van de duisternis worden beheerst. Symptomen die kunnen duiden op demonische gebondenheid zijn:
- sommige vormen van depressiviteit, beangstigende bovennatuurlijke waarnemingen, horen van stemmen.
- sterke innerlijke weerstand tegen Jezus, de kerk, christenen en de Bijbel.
- gespeelde vroomheid, innerlijk vloeken.
- neiging tot zelfverwonding of zelfdoding.
- abnormale hartstochten, vooral op seksueel gebied.
- gedeeltelijke wilsonbekwaamheid.
- dwangmatig gedrag, onrust, ongewone kracht, extreme gedragingen.
- haatgedachten, wraakgedachten, op vernietiging gerichte zonden.
- allerlei vormen van occultisme (alles wat met magie, hekserij, waarzeggerij, aanroepen van geesten, horoscopen, enzovoort te maken heeft).
Hoe erger de demonische gebondenheid, hoe meer de eigen wil wordt uitgeschakeld en hoe meer iemand een willoze prooi van de duisternis wordt. Bij relatief ernstige wilsonbekwaamheid door demonische gebondenheid spreekt men ook van bezetenheid.’
In de praktijk
Hananja Thomassen, met een eigen ‘bevrijdingspraktijk’ in Nederland, zegt over de praktijk van dit bevrijdingspastoraat: ‘Mensen moeten eerst hun zonden belijden, dat is heel belangrijk. Zonder dat kan geen echte bevrijding tot stand komen. Elke boze geest is weer anders en maakt zich op verschillende manieren kenbaar. De één verstopt zich, de ander maakt zich direct bekend. Ik sta in elk geval nooit toe dat ze met herrie en kabaal uit iemand vertrekken. Ik geef ze van tevoren die opdracht. De demon moet luisteren omdat ik spreek in Jezus’ naam. De demonen zijn als krijgsgevangenen die vastgebonden zitten op de stoel. Je kunt ze dan vragen wat ze hebben aangericht in iemands leven, zodat de persoon zelf ook weet dat hij in dat stuk van zijn leven verandering mag verwachten. Ik vraag ze ook of het hun laatste opdracht was, want die krijgen ze van hun leider. Vervolgens zend ik de leider en zijn ondergeschikten naar de afgrond zodat ze nooit meer kwaad kunnen doen.’
Boven de leider staat Satan. ‘Naar hem ga ik nooit op zoek. Een heel enkele keer manifesteert hij zich wel in een heel ernstig getraumatiseerd persoon, bijvoorbeeld een slachtoffer van satanisch ritueel misbruik. Satan valt mij aan op mijn zwakte en stelt vragen als “wie denk je wel dat je bent?”. Dan antwoord ik hem dat ik de dochter ben van de Allerhoogste, want zelf heb ik niets in te brengen.’
Thomassen praat heel nuchter over haar werk. ‘Jezus spreekt daar zelf ook heel nuchter over. Hij zegt: “Gaat heen, verkondig Mijn woord, geneest zieken en drijf boze geesten uit.”‘ [Bron: http://www.vergadering.nu/bevrijding/index.html]
Thomassen leidde in het verleden samen met haar man een evangelische gemeente in Maarssen (Utrecht). Contacten met getraumatiseerde personen brachten haar er in die periode toe een opleiding voor pastoraal therapeut te gaan volgen. Waar zij die opleiding heeft genoten, is volgens haar ‘irrelevant’. Na enkele jaren bij een bureau voor psychosociale en pastorale hulpverlening te hebben gewerkt, begon ze in 2004 voor zichzelf. [Bron: http://www.refdag.nl/nieuws/binnenland/vrij_komen_van_de_macht_der_duisternis_1_189391]
Redenen genoeg om dit bevrijdingspastoraat eens te onderzoeken.
Hieronder gaan we in op:
– Bijbelse instructies exorcisme?
– Bolwerken?
– Vragenlijsten
– Ondervragen
– ‘Binden en ontbinden’?
– Het gebruik van Matteüs 12:43-45
– Vier manieren van gebondenheid?
– Generatievloeken?
Bijbelse instructies exorcisme?
De lerende delen van het Nieuwe Testament (Romeinen tot en met Judas) verwijzen naar demonische activiteit, maar bespreken niet hoe men demonen uit dient te drijven en ook worden gelovigen er niet toe aangezet dat te doen. Wel worden we verteld dat we de duivel moeten weerstaan (Efeziërs 6:10-17, Jakobus 4:7), dat we op onze hoede voor hem moeten zijn (1 Petrus 5:8), en hem geen ruimte moeten geven in ons leven (Efeziërs 4:27). Er wordt ons echter niet verteld hoe we de duivel en/of zijn demonen bij christenen of wie dan ook moeten uitdrijven, of dat we zelfs maar moeten overwegen dat te doen.
In Handelingen 19:13-16 staat beschreven hoe het bezweerders verging die nog niet in Jezus als hun messias geloofden, maar het wel waagden om de zin ‘bij Jezus, die door Paulus wordt verkondigd’ als een soort bezweringsformule te gebruiken om demonen uit te drijven. Het kwam hen duur te staan.
‘Ook enkele rondtrekkende Joodse geestenbezweerders probeerden kwade geesten uit te drijven door het uitspreken van de naam van de Heer Jezus. Ze zeiden: ‘Ik bezweer je bij Jezus, die door Paulus wordt verkondigd!’ Het waren de zeven zonen van Skevas, een Joodse hogepriester, die dit deden. Maar de kwade geest gaf hun ten antwoord: ‘Jezus ken ik, en Paulus ook, maar wie zijn jullie?’ De man die door de kwade geest bezeten was, sprong op hen af en ging hen met zoveel geweld te lijf dat ze naakt en gewond uit het huis wegvluchten.’
Precieze instructies over uitdrijving van demonen ontbreken in de bijbel. Daarnaast hebben ettelijke bijbelteksten als achtergrond de toenmalige Joodse overtuiging dat alle ziekte, of veel vormen daarvan, naast de oorzaak van lichamelijke zwakheid direct of indirect herleidbaar is naar de macht van de vijand. Zo werden onder meer vormen van epilepsie en psychose direct gekoppeld aan demonische invloed, en ook zo omschreven. Desondanks is er van enige terughoudendheid of nuancering ten aanzien van dit onderwerp binnen het neo-charismatische bevrijdingspastoraat weinig tot geen sprake.
Bolwerken?
Met betrekking tot gebondenheid spreekt men vaak over ‘bolwerken’. Onder een bolwerk verstaat men ‘een beschuldiging die diep in uw gedachten genesteld is’. Dit betekent, kort gezegd, dat ‘Satan slechte gedachten en ideeën in ons hoofd stopt, zoals gedachten van depressie, angst, twijfel, vooroordeel, schuld, wanhoop, wrok, enzovoort’. Het zijn ‘onjuiste denkpatronen die mensen in de loop der tijd ontwikkelen en ze worden vaak gevoed door demonen van leugens en bedrog’.
Worstel je bijvoorbeeld met een voortdurende zonde, of met gevoelens van gebrek aan eigenwaarde, of met gevoelens van angst, dan zijn dit bolwerken van Satan die in jouw hoofd geplaatst zijn. Dit ‘bezet gebied’ moet in kaart worden gebracht, waarna men jou door gebed vrij kan maken van deze demonische bolwerken.
Men onderwijst dat levensproblemen (zoals verdriet, vrees, faalangst, zorgen, stress, eenzaamheid, innerlijke conflicten, enzovoort) óf door demonen veroorzaakt worden en zodoende een demonische gebondenheid teweegbrengen, óf een toegang (‘bruggenhoofd’) zijn voor Satan en zijn demonen. Dit principe van bolwerken baseert men op 2 Korintiërs 10:4-6. Heeft het begrip ‘bolwerken’ hier echter betrekking op demonische invloed?
2 Korintiërs 10:4-6: ‘4 De wapens waarmee wij ten strijde trekken zijn niet de wapens van deze wereld; ze zijn zo krachtig dat ze bolwerken kunnen slechten voor God. We halen spitsvondigheden neer 5 en iedere verschansing die wordt opgetrokken tegen de kennis van God, we maken iedere gedachte krijgsgevangene om haar aan Christus te onderwerpen 6 en zullen op het moment dat u Hem volledig gehoorzaam bent geworden, paraat staan om anderen voor hun ongehoorzaamheid te straffen.’
‘Slechten’ geeft het geheel neerhalen van een obstakel aan. Het woord voor ‘bolwerken’ (ochyromaton) is in het Nieuwe Testament enkel in deze passage te vinden. Deze ‘bolwerken’ of ‘vestingen’ hebben betrekking op de verkeerde leren die ingang hadden gevonden in de Korintische christelijke gemeente. De apostel Paulus (auteur van de brief) hoopte deze onjuiste leren binnen de gemeente te bedwingen door sterke uitoefening van zijn apostolisch gezag (zie ook 1 Korintiërs 4:21 en 5:1-5). Paulus gaat hier in op verkeerde leringen door mensen, dit bedoelt hij met ‘bolwerken’. Het heeft niets te maken met demonische invloed c.q. ‘gebondenheid’. Dit maakt de tekst uit de BGT nog duidelijker:
‘3-5 Natuurlijk, ik ben een zwak mens, zoals iedereen. Maar ik doe mijn werk niet met menselijke kracht, ik vertrouw op Gods kracht! God maakt mij sterk. Zo kan ik vechten voor de waarheid! Ik strijd tegen alles wat mensen beweren. Al hun mooie woorden, hun grote verhalen en geweldige ideeën. Ik laat zien dat dat allemaal onzin is. Want de kennis over God is de enige waarheid. En we moeten alleen Jezus Christus gehoorzamen. 6 Jullie moeten in alles gehoorzaam zijn aan Christus. Dan zal ik ervoor zorgen dat iedereen die niet wil luisteren, gestraft wordt.’
N.B. Zie voor een uitgebreidere analyse https://www.amen.nl/artikel/1949/bolwerken?highlight=bolwerken .
[Geraadpleegde bronnen: http://biblehub.com/commentaries/pulpit/2_corinthians/10.htm, http://biblehub.com/commentaries/jfb/2_corinthians/10.htm, https://www.amen.nl/artikel/1949/bolwerken?highlight=bolwerken ]
Vragenlijsten
Binnen dit bevrijdingspastoraat wordt vaak gebruik gemaakt van vragenlijsten die iemand moet invullen. Deze ‘questionnaire’ zou de ‘confident’ (hulpvrager) helpen inzicht te krijgen in hoeverre hij (of zij) verstrikt is geraakt in zonden en leugens, en in hoeverre hij emotioneel en geestelijk op een verkeerde manier met mensen is verbonden. Daarnaast wordt gesteld dat hierdoor ‘mogelijke invalspoorten onthuld worden waardoor de boze iemands leven kan zijn binnengekomen’.
Je kunt je misschien voorstellen dat ernstige trauma’s, seksueel misbruik, verslavingen of een occulte achtergrond aanleiding zijn om voor bevrijding te bidden. Maar wat te denken van occulte belasting gerelateerd aan rapmuziek, een auto-ongeluk, masturberen, timiditeit, films, hoogtevrees, een belofte doen, een gebrekkig zelfbeeld of een slechte relatie met je ouders?
Je vraagt je af hoe een hulpverlener zo’n vragenlijst beoordeelt. Is daar een systeem voor of gebeurt dat puur op gevoel? Wanneer is het psychisch, wanneer occult? Hoe weeg je de verschillende onderdelen?
Ondervragen
In dit bevrijdingspastoraat is het de praktijk dat mensen vermeende demonen ondervragen. De boze geesten moeten dan bekend maken wie ze zijn. Als argumentatie hiervoor wordt Johannes 8:32 aangehaald, waar Jezus de woorden sprak: ‘U zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u bevrijden.’ Heeft deze tekst echter betrekking op (ondervragen van) demonen?
Met ‘de waarheid’ wordt hier de goede boodschap bedoeld: hoe God redding brengt door Jezus. Jezus sprak toen met Joden die in Hem gingen geloven (vers 31). Zij zeiden dat zij ‘nooit slaaf van iemand geweest’ waren (vers 34), waaruit blijkt dat zij Jezus niet begrepen. Jezus spreekt hier namelijk over vrijheid van (de schuld en het doen van) zonde, door Jezus te volgen. Heeft niets te maken met (ondervragen van) demonen (zie verder ‘Vier manieren van gebondenheid?’, punt 1 en 2).
‘Binden en ontbinden’?
Het ‘binden en ontbinden’ wordt binnen dit bevrijdingspastoraat uitgelegd als het aanspreken en wegsturen van demonen. Bij het ‘binden’ van meerdere demonen wordt eerst de sterkste demon, de zogenaamde leider, ‘gebonden’. Als deze wordt verdreven ‘verdwijnen de ondergeschikten met hem’. Als onderbouwing van deze leer gebruikt men bijbelteksten waarin wordt gesproken over ‘binden’ en/of ‘ontbinden’. Maar wat betekent ‘binden’ en ‘ontbinden’ in de bijbel?
‘Binden’ en ‘ontbinden’ was in de tijd van het Nieuwe Testament een gebruikelijke uitdrukking die in Israël onder andere bij rechtszittingen werd gebruikt, en het betekende verbieden (binden) of toestaan (ontbinden).
Tijdens de periode van het Nieuwe Testament lag in Israël het geestelijke gezag in handen van het Sanhedrin (ook wel ‘Hoge Raad’ of ‘de Raad’ genoemd). Daarnaast was er om recht te spreken in iedere stad een Joodse raad van 23 rechters. Het Sanhedrin was een 71-hoofdige raad bestaande uit een hogepriester, oud-hogepriesters, farizeeën, sadduceeën en andere geestelijke leiders. De leden waren door handoplegging (‘Smicha’ סמיכה genoemd) gewijd, bedoeld als wettelijke bevestiging. Alleen iemand die een Smicha had ontvangen kon gerechtelijke en godsdienstige uitspraken doen, en daarnaast huwelijken binden of ontbinden. Door de Smicha kon iemand uitspraken doen die bindend waren (waar je je aan moest houden). Gewone burgers hadden geen Smicha en bezaten daardoor geen sleutels (een beeld van macht en gezag) om rechtspraak te kunnen doen, oftewel om iets te kunnen binden of ontbinden.
In Matteüs 16:19 zien we dat Jezus de autoriteit om dingen te binden aan Petrus geeft:
‘Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven; alles wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en alles wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.
Zoals een lid van het Sanhedrin gezag overdroeg aan een leerling, ontving Petrus gezag van Jezus. Dit gezag was zelfs groter dan dat van de farizeeën en overige leiders van Israël, want hij ontving het van de Zoon van God. In Matteüs 18:18 geeft Jezus dit gezag ook aan de overige discipelen:
‘Voorwaar, Ik zeg u: Alles wat u op de aarde bindt, zal in de hemel gebonden zijn; en alles wat u op de aarde ontbindt, zal in de hemel ontbonden zijn.’ (HSV)
Dit vers wordt vaak als motivatie voor het aanspreken van demonen gebruikt. Het wordt echter uit de context geplaatst, want het gaat over hoe de discipelen om moeten gaan met zonde begaan door een van hun medegelovigen, zie de voorgaande verzen 15-17:
‘Als je broeder of zuster tegen je zondigt, moet je die die persoon onder vier ogen daarover aanspreken. Als hij luistert, heb je hem teruggewonnen. Luistert hij niet, haal er dan een of twee anderen bij, want een aanklacht is rechtsgeldig met een verklaring van ten minste twee getuigen. Als hij ook naar hen niet luistert, leg het dan voor aan de gemeente. Weigert hij ook naar de gemeente te luisteren, behandel hem dan als een heiden of een tollenaar. (vers 15-17, NBV21) Ik verzeker jullie: alles wat jullie op aarde bindend verklaren zal ook in de hemel bindend zijn, en alles wat jullie op aarde ontbinden zal ook in de hemel ontbonden zijn.’ (vers 18, NBV21)*
* Matteüs 18:18, BGT: ‘Luister goed naar mijn woorden: De besluiten die jullie op aarde nemen, zullen ook geldig zijn in de hemel.’
‘Binden’ en ‘ontbinden’ in het Nieuwe Testament betekent dus verbieden of toestaan. Het gaat om een (gerechtelijke) uitspraak c.q. besluit. De betekenis van beide termen wordt door de beweging echter totaal verdraaid.
Matteüs 12:29
Een foute interpretatie van Matteüs 12:29 (vergelijk Marcus 3:27 en Lucas 11:22) wordt tevens door de charismatici aangedragen als een onderbouwing van het ‘binden van demonen’:
‘Of hoe kan iemand in het huis van een sterke inkomen, en zijn vaten ontroven, tenzij dat hij eerst de sterke gebonden heeft?’ (HSV)
Jezus geeft hier antwoord op de kritiek dat Hij demonen zou uitdrijven door de kracht van ‘Beëlzebub, de overste der geesten’. ‘Gebonden’ betekent hier echter ‘vastgebonden’, bijvoorbeeld met een touw.
Matteüs 12:22-29 (NBV21): Confrontatie met farizeeën en schriftgeleerden.
22 Toen bracht men iemand bij Hem die bezeten was; hij was blind en kon niet spreken. Jezus genas hem, zodat hij kon spreken en zien. 23 Alle omstanders stonden versteld en zeiden: ‘Zou Híj de Zoon van David zijn?’ Maar de farizeeën die dit hoorden, zeiden tegen elkaar: ‘Hij kan die demonen alleen maar uitdrijven dankzij Beëlzebub, de vorst der demonen.’ 25 Jezus wist wat ze dachten en zei tegen hen: ‘Elk koninkrijk dat innerlijk verdeeld is gaat te gronde, en geen enkele stad of gemeenschap die innerlijk verdeeld is zal standhouden. 26 Als Satan Satan uitdrijft, is hij innerlijk verdeeld. Hoe kan zijn koninkrijk dan standhouden? 27 En als Ik inderdaad dankzij Beëlzebub demonen uitdrijf, door wie drijven uw eigen mensen ze dan uit? Zij zullen dan ook uw rechters zijn! 28 Maar als Ik door de Geest van God demonen uitdrijf, dan is het koninkrijk van God bij jullie gekomen. 29 Trouwens, hoe kan iemand het huis van een sterke man binnengaan en zijn inboedel roven, als hij die man niet eerst heeft vastgebonden (Grieks: δήσῃ, dēsē)? Pas dan kan hij zijn huis leeghalen.’ (Vergelijk Marcus 3:22-30 en Lucas 11:14-23.)
In de eerste plaats stelt Jezus Beëlzebub gelijk aan Satan (vers 26-27). Het was duidelijk dat áls Satan Jezus hielp demonen uit te drijven – wat de farizeeën en schriftgeleerden beweerden – Satans koninkrijk in zichzelf verdeeld was; hoe kon het dan stand houden? En hoe konden zij dan bewijzen dat hun eigen mensen dit deden op basis van een andere macht? Aangezien Satan zich niet tegen zichzelf zou keren (want ‘door wie drijven uw eigen mensen ze dan uit?’), zouden de farizeeën en schriftgeleerden moeten toegeven dat Jezus dit deed door de kracht van God. Zie hier het dilemma voor deze joodse theologen.
In de tweede plaats vertelt Jezus een gelijkenis over een sterke (ischyrou: een lichamelijk sterk persoon) en hiermee wordt Satan bedoeld. Met ‘het huis’ in vers 29 wordt de wereld bedoeld waar Satan door middel van hebzucht, lust, trots, woede en andere kwade hartstochten de mensen in zijn bezit houdt. Met ‘zijn inboedel’ worden dan ook de mensen die dit etaleren bedoeld. Jezus is echter in de wereld gekomen om de mensen bij God te brengen.
We zien in deze tekst dat Jezus machtiger is dan de duivel (dēsē is een vervoeging van deó wat ‘vastbinden’ betekent, géén ‘uitdrijven’) en dat Hij bezig is ‘Satans huis leeg te halen’ door middel van het verkondigen van het evangelie en de ware leer van het geloof. De betekenis van deze gelijkenis en bijbehorende termen worden door de beweging echter in haar totaliteit verkeerd geïnterpreteerd.
Lucas 11:21-22: ‘Wanneer een sterk, goed bewapend man zijn domein bewaakt, dan zijn zijn bezittingen veilig. Maar zo gauw iemand die sterker is hem aanvalt en hem overwint, dan neemt die sterkere hem de wapenrusting waarop hij vertrouwde af en verdeelt hij de buit.’
[Geraadpleegde bronnen: http://biblehub.com/commentaries/matthew/12-29.htm]
Efeziërs 6:10-17
Naast bovenstaande bijbelteksten rechtvaardigt men dit bevrijdingspastoraat op basis van Efeziërs 6:10-17. Hierin behandelt de apostel Paulus de wapenuitrusting. De tekst zou oproepen tot een letterlijke strijd tegen Satan en zijn demonen, en op het individuele vlak zou dit verwijzen naar het uitdrijven van demonen uit mensen. Paulus roept hier echter niet op tot een letterlijke strijd, maar schrijft hier dat een christen zich op de door hem beschreven manier moet verdedigen tegen verleidingen. De ‘geestelijke strijd’ van een gelovige beschreven door Paulus is die van de verkondiging van het evangelie, en tegen zonde en afdwaling van het geloof (zie voor uitleg het vorige onderwerp ‘Geestelijke oorlogsvoering, Efeziërs 6:10-17′). Deze passage kan echt niet gebruikt worden als rechtvaardiging van dit bevrijdingspastoraat.
Het gebruik van Matteüs 12:43-45
De vergelijking van de demon en het huis in Matteüs 12:43-45 (vergelijk Lucas 11:24-26) wordt ook gebruikt ter onderbouwing van dit bevrijdingspastoraat.
In vers 38 vragen enkele schriftgeleerden en farizeeën Jezus om een teken. Jezus antwoordde dat zij behoren tot een ‘verdorven en trouweloze generatie’. En hierop heeft de vergelijking in de verzen 43-45 betrekking.
Matteüs 12:43-45: Wanneer een onreine geest iemand verlaat, trekt hij door dorre oorden, op zoek naar een rustplaats. Maar als hij die niet vindt, zegt hij: ‘Ik zal terugkeren naar mijn huis, dat ik verlaten heb.’ En wanneer hij terugkeert, merkt hij dat het leegstaat, schoongemaakt is en op orde gebracht. Dan gaat hij weg en haalt er zeven andere demonen bij, slechter dan hijzelf, en zij nemen daar blijvend hun intrek. En zo is de mens bij wie de demon intrekt er ten slotte veel slechter aan toe dan voorheen. Zo zal het ook gaan met deze verdorven generatie.
De passage is een vergelijking met de toestand van het Joodse volk in die dagen (‘Zo zal het ook gaan met deze verdorven generatie’). De vergelijking gaat uit van het toenmalig denken dat de woestijnen van Syrië, Arabië en Egypte werden ‘bespookt’ door demonen die deze gebieden konden verlaten om de mensen binnen te vallen.
De termen ‘leegstaat’, ‘schoongemaakt’ en ‘op orde gebracht’ hebben een tweevoudige betekenis:
(a) De toestand van de eens bezeten man.
Deze toestand is echter een vergelijking met:
(b) De toestand van het Joodse volk in die dagen.
De man is na zijn bevrijding overgelaten aan de routine van het normale leven en de gebruikelijke moraal. Met de toepassing hiervan op het religieuze leven van het toenmalige Joodse volk, moeten we ons het volgende afvragen:
(1) Wat volgt er op het eerste bezit door de demon?
(2) Waar staat het tweede bezit (door de zeven demonen samen met de eerste) voor? Want deze situatie zal erger zijn dan het eerste bezit.
Het begrijpen van de gelijkenis ligt in de geschiedenis van het Joodse volk. De zonde vanaf de uittocht uit Egypte tot aan de Babylonische ballingschap (586 – 538 v.Chr.) was die van afgoderij en afvalligheid (ontrouw worden aan een geloof). De aanbidding van andere goden fascineerde het Joodse volk, maar het beroofde de Joden van een waar gelovig inzicht en de ware vrijheid van wil. Ze werden figuurlijk tot slaaf gemaakt. En uiteindelijk resulteerde dit in de letterlijke betekenis door de ballingschap.
Na de terugkeer uit de ballingschap leek afgoderij (het eerste bezit) voor altijd verbannen: het huis was ‘leeg, schoongemaakt en op orde gebracht’. Het religieuze leven daarna had echter niet als basis wat God verlangt van de mensen, maar bestond alleen maar uit starre voorschriften, uiterlijke ceremonies en de show van vroomheid. Het bestond uit schijnheiligheid in de ware zin van het woord.
Het oude kwaad kwam dan ook terug in een nog ergere vorm: de Mammon-aanbidding; de hebzucht die afgoderij is (Efeziërs 5:5). Dit resulteerde in bitterheid en haat, de goedkeuring van de vele Joodse echtscheidingen, zelfingenomenheid en hoogmoed, en het nastreven van eigenbelang. Deze situatie wordt bedoeld met ‘haalt er zeven andere demonen bij, die slechter zijn dan hijzelf’ (het tweede bezit). Het getal zeven* (een symbolisch getal bij de Joden) staat hier voor een toegenomen kracht met minder hoop op herstel.
Wij moeten leren van de Joodse geschiedenis die toen uitmondde in de verwoesting van Jeruzalem tijdens de Joodse oorlog (66-70). Want zo verging het ‘deze verdorven generatie’.
[Bron: http://biblehub.com/commentaries/ellicott/matthew/12.htm]
* Het getal zeven staat in de bijbel symbool voor compleetheid. Het geeft aan dat iets af is: iets kan niet beter worden dan het is, of juist niet erger. Als je dit weet over het getal zeven, ga je de bijbelverhalen nog beter begrijpen. [Bron: https://www.debijbel.nl/blog/zeven-een-heilig-getal]
Evangelist Herman Boon (zie hoofdstuk 9.2.), afkomstig uit de vroegere Beréa-beweging, onderwijst dat je in/tijdens het vasten demonen kunt bestrijden. Hij leert op basis van Matteüs 12:43-45 het volgende (citaat van een bezoekster van Boons bidden en vasten tiendaagsen): ‘We leerden over boze machten, wat ze aan kunnen richten. We leerden over bevrijding en ’s avonds hadden we de eerste bevrijdingssessie. Veel mensen maken afwijzing mee: pijn, angst (zelfs paniek van hoogtevrees of donker kan machten in je los maken die je in de greep vasthouden/belemmeren), drugs, alcohol, porno, verkrachting, incest, mishandeling, geen liefde in je leven ervaren, foute films, occulte praktijken, verkeerde muziek, etc. En al die machten werden aangesproken en in de naam van Jezus moet alles wijken. Jezus heeft alles overwonnen en als je in Zijn naam spreekt tegen iemand die ook waarlijk in God gelooft, dan kan het geen stand houden. Doe je dit bij mensen die niet in God geloven en niet waarlijk voor Jezus gekozen hebben, dan komt deze macht nog zeven keer zo sterk terug.’ [Bron, zie zondag]
Of dit een juiste uitleg is, laat ik aan u – lezer – ter beoordeling over. Maar blijkbaar is Joodse getallensymboliek Boon vreemd, evenals dat het in deze tekst om een vergelijking gaat die uitgaat van een toenmalig denken over demonen onder het volk.
Wilkin van de Kamp (zie hoofdstuk 9.2.), directeur van Vrij Zijn en tevens afkomstig uit de vroegere Beréa-beweging, geeft ook een eigen interpretatie aan de passage: ‘Het is niet alleen binden en wegzenden van demonen, maar ook het levenshuis schoonvegen en op orde brengen, zoals Jezus dat beschrijft in vers 44. Belijden van zonden, verbreken van vloeken en demonische bindingen spelen hier een beduidende rol. Hierna moet Gods geest het levenshuis vullen, zodat als de boze terugkomt deze niet opnieuw het levenshuis kan binnendringen.’ [Bron: http://www.vergadering.nu/bevrijding/index.html]
Het is duidelijk dat Van de Kamp een eigen uitleg aan de tekst geeft. Ten eerste staat er ‘wanneer een onreine geest iemand verlaat’; er staat echter niet hoe en waardoor dit gebeurt.
Ten tweede hebben de termen ‘schoongemaakt’ en ‘op orde gebracht’ betrekking op (de situatie na)dat de demon de man had verlaten. Maar waar staat dat deze termen betrekking hebben op ‘belijden van zonden, verbreken van vloeken en demonische bindingen’? Dit lijkt meer een vorm van inlegkunde door Van de Kamp.
Ten derde zegt Van de Kamp dat Gods geest het levenshuis moet vullen, hoewel dit door Jezus niet vermeld wordt. En dat kan ook niet, want Pinksteren met het ontvangen van de heilige Geest had toen nog niet plaatsgevonden. (De vergelijking heeft dan ook betrekking op het religieuze leven tot en met de toenmalige situatie.)
Maar het meest opvallende is dat ook Van de Kamp totaal voorbijgaat aan de context en dus betekenis van de tekst: een gelijkenis over het Joodse volk en zijn toekomst gebaseerd op een toenmalig denken over demonen onder het volk.
Conclusie: Matteüs 12:43-45 (zie ook Lucas 11:24-26) kun je niet gebruiken ter onderbouwing van dit bevrijdingspastoraat. Het betreft een vergelijking, maar men gaat totaal voorbij aan deze achtergrond.
Een bijkomstig aspect is dat hoewel Van de Kamp stelt dat ‘de boze’ niet opnieuw het levenshuis kan binnendringen als Gods geest het levenshuis heeft gevuld, hij (en anderen, waaronder Boon) toch onderwijst dat christenen door demonen gebonden kunnen zijn. Hoe legt men dat uit binnen dit bevrijdingspastoraat?
Vier manieren van gebondenheid?
Wilkin van de Kamp onderwijst dat christenen op vier manieren gebonden kunnen zijn. [2] Hierdoor zou ‘de boze’ een ingang hebben verkregen om een zekere macht te kunnen uitoefenen op een bepaald wilsgebied van een gelovige. Deze vier (verschillende) manieren zijn:
1) Gebonden door de macht van de zonde (n.a.v. Johannes 8:34 en 1 Johannes 5:18)
2) Gebonden door de leugen (n.a.v. Johannes 8:32)
3) Gebonden door emotionele banden (n.a.v. Matteüs 18:34-35)
4) Gebonden door demonische banden (n.a.v. Lucas 13:10-17)
Van de Kamp gebruikt voor zijn uitleg de HSV. Hieronder volgt kritiek op zijn uitleg.
1) Gebonden door de macht van de zonde (Johannes 8:34, 1 Johannes 5:18)
De bijbel spreekt over ‘zonde’ als mensen ingaan tegen de wil van God. Hieronder valt zowel verkeerd gedrag tegenover God zelf als verkeerd gedrag tegenover mensen.
In dit bevrijdingspastoraat meent men dat Satan de oorzaak is van zonde. De bijbel leert echter dat de oorzaak van zonde de ongehoorzaamheid van de mens zelf is. Dát is de basis van het verhaal in Genesis 3 over de zondeval in het paradijs: De slang verleidt, maar Eva en Adam begaan uiteindelijk de overtreding. Maar ze hadden de (wils)keuze en eigen verantwoordelijkheid dit niet te doen.
De oorsprong van de zonde wordt door de apostel Paulus ook in verband gebracht met Adam: door de overtreding van Adam is er zonde in de wereld gekomen (Romeinen 5:12-19).
Jezus noemt als oorsprong van de zonde het menselijk hart (Marcus 7:21-23). Paulus noemt het domein van het kwaad in de mens ‘het vlees’. Hij doelt daarmee vooral op lichamelijke begeerten die tot zonde kunnen leiden.
Voorbeelden van zonde die in het Nieuwe Testament genoemd worden zijn moord, overspel, ontucht en diefstal. In Johannes 15:22 wordt het afwijzen van Jezus Christus de grootste van alle zonden genoemd.
Paulus schrijft in zijn brief aan de Romeinen: ‘Immers, ik besef dat in mij, in mijn aardse natuur (“in mijn vlees”, HSV), het goede niet aanwezig is. Ik wíl het goede wel, maar het goede doen kan ik niet. Want ik doe niet wat ik wil, het goede, maar juist wat ik niet wil, het kwade, dat doe ik.’ (Romeinen 7:18-19)
Qua criteria zou de apostel (!) tegenwoordig direct in aanmerking komen voor dit bevrijdingspastoraat.
Johannes 8:34
‘Jezus antwoordde hun: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ieder die de zonde doet, is een slaaf van de zonde.’ (Johannes 8:34, HSV)
Van de Kamp: ‘Veel christenen zijn zich niet bewust van wie ze zijn: een nieuwe schepping van hart en geest (van Jezus). Veel leven echter nog steeds als een arme zondaar. Als we ons niet bekeren van een leven van voortdurend zondigen, blijven we kwetsbaar voor de boze en stellen we ons open voor demonische beïnvloeding.’
Kritiek:
‘Een slaaf van de zonde’ heeft hier niets te maken met ‘demonische gebondenheid’, maar heeft betrekking op een zondig leven.
Slaven werden als bezit beschouwd en hadden geen rechten. De bijbel spreek over de mens als ‘slaaf van de zonde’ (Johannes 8:33-34, Romeinen 6:16, 17, 20).
‘Wanneer u zich als slaaf in iemands dienst stelt, weet u toch dat u hem moet gehoorzamen? Wanneer u de zonde dient, leidt dat tot de dood; wanneer u God gehoorzaamt, leidt dat tot vrijspraak. 17 U was slaven van de zonde, maar – God zij gedankt! – nu gehoorzaamt u van ganser harte de leer waaraan u zich hebt toevertrouwd, 18 en bevrijd van de zonde bent u onderworpen aan de gerechtigheid. 19 Ik gebruik dit soort menselijke termen omdat u zwakke mensen bent. Zoals u zich ooit in dienst stelde van zedeloosheid en onrecht om een wetteloos leven te leiden, zo stelt u zich nu in dienst van de gerechtigheid om heilig te leven. Toen u nog slaven van de zonde was, was u niet gebonden aan de gerechtigheid.’ (Romeinen 6:16-20, geschreven door Paulus)
Het uitgangspunt van de vrijkoping-metafoor is dat de mens slaaf van een meester is. Hoe mooi dat Christus de mens vrijkoopt. Nu kan de mens zich in alle vrijheid ‘van harte onderwerpen’ aan een goede meester, voor de goede zaak: het dienen van gerechtigheid. Dit is ultieme vrijheid door onderwerping. Een meesterlijke paradox (schijnbaar tegenstrijdige situatie); je eigen vrije wil vieren door deze in overeenstemming te brengen met die van God.
‘Want een slaaf die door de Heer geroepen is, is een vrijgelatene van de Heer, zoals degene die als vrij man geroepen is een slaaf van Christus is.’ (1 Korintiërs 7:22, geschreven door Paulus)
Slaaf klinkt misschien een beetje negatief. Paulus noemt zichzelf ook wel ‘dienstknecht van Christus’ (Filippenzen 1:1), dat klinkt ietsje vriendelijker. Maar de bedoeling is helder. Het slaaf/dienstknecht-zijn staat voor dienstbare gehoorzaamheid. Het unieke aan het slaaf-zijn van Christus is dat dit in absolute vrijheid gebeurt. Hoe bijzonder dat de vrije wil het best tot uiting komt als deze zich in alle vrijheid in dienst stelt van een ander! Met dit doel ontstaat er richting en wordt kiezen een leven van ontwikkeling. Zelfbeperking geeft aan vrijheid waarde. Dit is diep paradoxaal (schijnbaar tegenstrijdig) en existentialistisch (ieder persoon is een uniek wezen, verantwoordelijk voor eigen daden en eigen lot). [5]
De toestand van een zondaar is die van iemand die de stem van een kwaad hart en de ingevingen van een kwaadaardige natuur dient en gehoorzaamt (Romeinen 6:17-20; 7:6, 8, 11; 8:21; Handelingen 8:23, Galaten 4:3, 9). Het effect van het volgen van Jezus is het verbreken van deze slavernij aan de zonde en bevrijding van de zondaar. We leren hieruit dat wat Jezus verkondigt niet slavernij of onderdrukking is, maar oprechte vrijheid. Jezus spreekt hier echter over bevrijding – en daardoor vrijheid – van (de schuld en het doen van) zonde, niet van demonen.
1 Johannes 5:18
Het normale christelijke leven staat volgens Van de Kamp in 1 Johannes 5:18 verwoord: ‘Wij weten dat ieder die uit God geboren is, niet zondigt; maar wie uit God geboren is, bewaart zichzelf en de boze heeft geen vat op hem.’ (HSV) [6]
Van de Kamp legt dit vers zo uit dat als een christen dus tóch zondigt, de duivel wél vat krijgt op de gelovige (‘gebonden door de macht van de zonde’). Het is echter Van de Kamps eigen uitleg door gebruik te maken van de ‘omgekeerde conclusie’. En het is een foute conclusie.
Kritiek:
De NBV21 vertaalt het vers als volgt: ‘We weten dat iemand die uit God geboren is niet zondigt. Want wie uit God geboren is kan zichzelf beschermen, zodat het kwaad geen vat op hem heeft.’
De schrijver van 1 Johannes verwijst hier naar ‘omdat u moet weten’ in vers 13, en somt drie punten op uit de voormalige delen van de brief, waarin het ware bewustzijn (het beseffen van iets) van een christen wordt beschreven.
- ‘We weten dat iemand die uit God geboren is niet zondigt.’ De schrijver bedoelt dat een ware christen niet opzettelijk zondigt (ingaan tegen Gods wil). Struikelblokken kunnen zich voordoen, maar opzettelijke wetteloosheid (het opzettelijk doen van zonde) kan er niet zijn.
- ‘Want wie uit God geboren is kan zichzelf beschermen’. Door (de leer van) Christus te volgen zal een gelovige zich kunnen beschermen en niet verloren gaan (vergelijk Johannes 6:39, 10:27-28, 17:12 en 17:15).
- ‘zodat het kwaad geen vat op hem heeft.’ Zolang een gelovige in Christus blijft en de leer van Christus volgt kan deze verleidingen tot zonde weerstaan (vergelijk 1 Petrus 5:8, Efeziërs 6:11 en Openbaring 3:10).
De schrijver van 1 Johannes schrijft dat een ware christen (een – wedergeboren – kind van God) zich bewust moet zijn dat door (de leer van) Christus te volgen hij/zij zich kan beschermen tegen de verleidingen tot zonde, ook al kunnen onopzettelijke fouten zich wellicht nog voordoen. ‘Als een christen de leer van Jezus volgt zal hij/zij niet meer zondigen.’ Dát is de strekking van wat hij schrijft. De auteur schrijft echter níet dat een christen ‘gebonden’ kan raken door te zondigen. Dat is pure inlegkunde door Van de Kamp. [3] [4]
2) Gebonden door de leugen (Johannes 8:32)
‘en u zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken’ (HSV).
Van de Kamp: ‘Als de waarheid ons vrijmaakt, dan houdt de leugen ons dus gebonden. Satan weet dat hij zijn controle over ons zal verliezen als wij leren de juiste gedachten te kiezen en de verkeerde te verwerpen.’
Kritiek:
Als gevolg van letterlijke interpretatie maakt Van de Kamp hier (weer) gebruik van de ‘omgekeerde conclusie’: de leugen houdt ons dus gebonden. Maar het is (weer) inlegkunde wat Van de Kamp doet.
‘Gebonden door de leugen’ betreft dan een ‘bolwerk’: een beschuldiging die diep in uw gedachten gevestigd is. Satan ‘stopt slechte gedachten en ideeën in ons hoofd, zoals gedachten van depressie, angst, twijfel, vooroordeel, schuld, wanhoop, wrok, enzovoort’. Het betreft ‘onjuiste denkpatronen die mensen in de loop der tijd ontwikkelen en ze worden vaak gevoed door demonen van leugens en bedrog’. (Zie ‘Bolwerken’ eerder in de tekst.)
Vaak wordt dit vers 32 uit Johannes 8 door charismatici aangehaald (zie ook ‘Ondervragen’ eerder in de tekst). Maar wat wordt hier met ‘de waarheid’ bedoeld? Want deze zal bevrijden.
Johannes benadrukt Jezus’ nauwe band met de Vader: Jezus is in spreken en handelen één met God. Bovendien laat Johannes de redding of de veroordeling van de mens direct afhangen van zijn reactie op de ontmoeting met Jezus: wie gelooft is gered en heeft eeuwig leven, wie Jezus afwijst is veroordeeld. Bekende begrippen in het evangelie volgens Johannes zijn: Jezus is het Woord, het licht, de enige Zoon, de profeet, de van God gekomen leraar, de Heer, het brood, de deur, de goede herder, de weg, de waarheid en het leven. Geconfronteerd met Jezus moet een zeer uiteenlopende reeks mensen beslissen of ze al of niet in Hem zullen geloven. Opvallend is dat Johannes bepaalde woorden op verschillende niveaus gebruikt: in een gewone en een religieuze betekenis. Dat maakt dat de personages Jezus vaak niet begrijpen. [Bron: https://www.debijbel.nl/kennis-achtergronden/bijbelboeken-artikelen/2517 ]
Jezus spreekt hier tegen Joden die in Hem gingen geloven (vers 31). Toen Jezus zei dat zij van hun slavernij bevrijd moesten worden, begrepen zij Hem echter niet, wat blijkt uit hun opmerking: ‘Wij zijn nakomelingen van Abraham en we zijn nooit iemands slaaf geweest – hoe kunt U dan zeggen dat wij bevrijd zullen worden?’ (vers 33). Jezus herinnert hen eraan dat iemand die een zonde beoefend, in feite een slaaf is van deze zonde (zie ook punt 1). En dit was het geval met de meesten van hen. Jezus moedigde hen aan zijn leer te onderhouden, te vertrouwen op zijn beloften en zijn geboden te onderhouden, ondanks alle verleidingen tot het kwaad. Dit doende zouden zij echte leerlingen van Jezus zijn. Los en onafhankelijk van Jezus blijven betekent: nooit los van de zonde komen.
‘De waarheid’ houdt hier dus de goede boodschap in: hoe God redding brengt door Jezus.
In Johannes 17 (vers 17) bidt Jezus voor zijn discipelen: ‘Heilig hen dan door de waarheid. Uw woord is de waarheid.’ (BGT: ‘De waarheid is de boodschap die bij u vandaan komt. Zorg dat mijn leerlingen die waarheid leren kennen, zodat ze voorbereid zijn op hun taak.’)
In antwoord op de vraag van de discipel Tomas in Johannes 14, verklaart Jezus in vers 6: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door Mij.’ En de waarheid zal iemand bevrijden van (de schuld en het doen van) zonde, door Jezus te volgen. (Vergelijk de uitleg in punt 1.)
[Geraadpleegde bronnen: http://biblehub.com/commentaries/john/8-32.htm ]
3) Gebonden door emotionele banden (Matteüs 18:34-35)
Van de Kamp: ‘Gezonde relaties zijn gebaseerd op liefde, ongezonde relaties op angst (haat, lust, schuld, schaamte, enzovoort), waardoor emotionele verbondenheid verandert in emotionele gebondenheid. Daarenboven houdt niet vergeven ons emotioneel gebonden aan hen die ons kwaad hebben gedaan en aan de pijn (boosheid, bitterheid, wrok, enzovoort) .’
Kritiek:
Matteüs 18:34-35 (HSV): ‘En zijn heer, boos als hij was, gaf hem aan de pijnigers over, totdat hij alles wat hij hem schuldig was, betaald zou hebben. Zo zal ook Mijn hemelse Vader met u doen, als niet ieder van u van harte de misdaden van zijn broeder vergeeft.’
Matteüs 18:21-35 betreft de vergelijking van de onbarmhartige knecht: hoewel wij volledig leven op genade, is het voor ons maar moeilijk om fouten en overtredingen van iemand anders te vergeven. De vergelijking leert dat we barmhartig moeten zijn en bereid moeten zijn anderen te vergeven, als wij hopen op vergeving van onze zonden door God (vergelijk Mat. 6:14-15).
‘Gaf hem aan de pijnigers over, totdat hij alles wat hij hem schuldig was, betaald zou hebben.’ Pijnigers (NBV21: folteraars) zijn hier gevangenisbewakers die folteren. We moeten deze zin zien als vergelijking voor hoe God werkt (en niet vermeende demonen) in rechtvaardige vergelding (straf tegen onrecht): ‘Zo zal mijn hemelse Vader ook ieder van jullie behandelen die zijn broeder of zuster niet van harte vergeeft’ (vers 35, NBV21); door spijt en wroeging van het geweten, door de minachting, hoon en smaad van mensen, en tenslotte niet uitgesloten welke elementen van het lijden liggen in het leven na de dood.
[Geraadpleegde bronnen: http://biblehub.com/commentaries/matthew/18-34.htm]
4) Gebonden door demonische banden (Lucas 13:10-17)
Van de Kamp: ‘De duivel verleidt ons om occulte, onreine en andere zondige relaties aan te gaan. Hierdoor kunnen we ook in de geestelijke wereld verbonden worden met de demonische krachten waar die persoon aan vastzit. Demonen kunnen zo een “brug” verkrijgen en ons overvallen met onreine, zondige, depressieve en negatieve gedachten en gevoelens.’
Kritiek:
Lucas 13:10-17 (HSV): ‘En Hij gaf onderwijs op de sabbat in één van de synagogen. En zie, er was een vrouw die achttien jaar lang een geest had die haar ziek maakte en zij was kromgebogen en kon zich in het geheel niet oprichten. En toen Jezus haar zag, riep Hij haar bij Zich en zei tegen haar: Vrouw, u bent verlost van uw ziekte. En Hij legde de handen op haar en zij werd onmiddellijk weer opgericht en verheerlijkte God.
En het hoofd van de synagoge, die verontwaardigd was dat Jezus op de sabbat genas, antwoordde en zei tegen de menigte: Er zijn zes dagen waarop men moet werken. Kom dan daarop en laat u genezen, maar niet op de dag van de sabbat.
De Heere dan antwoordde hem en zei: Huichelaar, maakt niet ieder van u op de sabbat zijn os of ezel van de voederbak los en leidt hem weg om hem te laten drinken? En moest dan deze vrouw, die een dochter van Abraham is en die de satan, zie, nu achttien jaar gebonden had, niet losgemaakt worden van deze band op de dag van de sabbat?’
Van de Kamp refereert aan vers 11: ‘En zie, er was een vrouw die achttien jaar lang een geest had die haar ziek maakte’, en vers 16: ‘En moest dan deze vrouw, die een dochter van Abraham is en die de satan, zie, nu achttien jaar gebonden had, niet losgemaakt worden van deze band op de dag van de sabbat?’
De woorden in vers 11 en 16 impliceren de Joodse overtuiging dat alle ziekte, of veel vormen daarvan, naast de oorzaak van lichamelijke zwakheid direct of indirect herleidbaar is naar de macht van de vijand. Het gaat hier echter niet om uitdrijving van een demon. In vers 12 zegt Jezus ook: ‘U bent verlost van uw ziekte,’ en in vers 13 staat: ‘en Hij legde haar de handen op.’ Handoplegging heeft te maken met éénwording en in de bijbelverhalen legde Jezus bij het uitdrijven van demonen nooít de handen op (zie het onderwerp ‘Handoplegging’).
Wat we uit de tekst kunnen opmaken is dat het gaat om een genezing van een ziekte bij een gelovige Joodse vrouw. Hoe Van de Kamp echter naar aanleiding van Lucas 13:10-17 bovenstaande kan concluderen is mij (R.K.) een raadsel: waar staat bijvoorbeeld dat de vrouw een occulte, onreine of andere zondige relatie had met een ander mens, naast de andere zaken die Van de Kamp meent te kunnen concluderen?
[Geraadpleegde bronnen: http://biblehub.com/commentaries/luke/13-16.htm]
Uit dit alles blijkt dat de neo-charismatische leer van ‘gebondenheid’ geen stand houdt. Maar men draagt nóg een eventuele oorzaak aan voor gebondenheid: een generatievloek.
Generatievloeken?
Een laatste oorzaak van gebondenheid zou volgens dit bevrijdingspastoraat een ‘generatievloek’ kunnen zijn. Het betreft dan een ‘bolwerk’ van Satan in de geslachten. De oorzaak hiervan zou begane zonde door uw voorouders zijn (demonische gebondenheid vanuit je voorgeslacht). Dit kan dan teruggaan tot het derde of vierde geslacht. Wat zij verkeerd hebben gedaan in hun leven, wordt aan u ‘doorberekend’ als een soort van straf. Het gevolg zou tegenspoed zijn, en dat kan zich bij u op allerlei manieren manifesteren (bijvoorbeeld door driftbuien of alcoholisme).
De oplossing bestaat uit twee stappen: u moet zich bekeren van de zondige levenswandel van uw voorouders en deze zonden van uw voorouders belijden, en vervolgens moet u zich in de naam van Jezus vrijspreken van deze vloek.
Men baseert deze leer op het tweede gedeelte van vers 5 in Exodus 20 (zie ook Deuteronomium 5:9, vergelijk met Numeri 14:18): ‘Voor de schuld van de ouders laat ik de kinderen boeten, en ook het derde geslacht en het vierde,…’ Betreft dit vers echter zogenaamde ‘generatievloeken’?
Exodus 20:1-17 betreft de tien geboden. Zien we vers 5b in de gehele context dan is het duidelijk dat het hier afgoderij betreft.
Exodus 20:1-6, NBV (zie ook Deuteronomium 5:6-11):
(1) Toen sprak God deze woorden:
(2) ‘Ik ben de HEER, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd.
(3) Vereer naast mij geen andere goden.
(4) Maak geen godenbeelden, geen enkele afbeelding van iets dat in de hemel hier boven is of van iets beneden op de aarde of in het water onder de aarde. (5) Kniel er niet voor neer en vereer ze niet, want ik, de HEER, uw God, duld geen andere goden naast mij. Voor de schuld van de ouders laat ik de kinderen boeten, en ook het derde geslacht en het vierde, wanneer ze mij haten; (6) maar als ze mij liefhebben en doen wat ik gebied, bewijs ik hun mijn liefde tot in het duizendste geslacht.’ (Vergelijk met Deuteronomium 7:9-10.)
N.B. In de NBV21 wordt het haten in vers 5 op de ouders betrokken. Voor uitleg hierover, zie https://debijbel.nl/berichten/moeten-kinderen-boeten-voor-de-schuld-van-de-ouders .
Exodus 20:5 (NBV21): ‘Kniel er niet voor neer en vereer ze niet, want Ik, de HEER, uw God, duld geen ontrouw. Als ouders Mij haten en zondigen, roep Ik hun kinderen daarvoor ter verantwoording, tot in het derde en vierde geslacht;’
In het Oude Testament komen collectieve (dus de schuld ook bij je voorouders leggen) en individuele verantwoordelijkheid naast elkaar en gelijktijdig voor.
Als het over collectieve verantwoordelijkheid gaat, wordt er gedacht aan het Hebreeuwse ‘beet ‘av’ (‘huis van de vader’). Het idee hierachter is dat er nooit meer dan vier geslachten tegelijk in leven zijn. Die vier geslachten woonden bij elkaar in de buurt, als één grote familie. De samenleving bestond dus uit allerlei ‘huizen van de vader’. Daarom worden deze ook aangesproken in sommige geboden, zoals Exodus 20:5. Deze huizen/families waren de ruggengraat van het sociale en godsdienstige leven. Slecht gedrag heeft invloed op latere generaties.
Het is wel heel belangrijk om te blijven zien dat de individualiteit en de individuele verantwoordelijkheid niet verdwijnen! Ook alle mensen zelf blijven verantwoordelijk voor wat ze doen. Met andere woorden: het gebod in Exodus 20:5 is zeer terughoudend wanneer het aankomt op het laten boeten. Het contrast tussen dit en het volgende vers met zijn uitbundig liefdebetoon (tot in het duizendste geslacht) onderstreept dit. Als iemand moet boeten, gebeurt dit niet voordat er zorgvuldig onderzoek gedaan is naar de overtreding binnen een ‘huis van de vader’. God toont zich in het onderzoek uitermate zorgvuldig en gaat uiterst terughoudend over tot bestraffing. Aan de andere kant is Hij juist grenzeloos wanneer er reden is om zijn liefde te bewijzen.
Het principe van Exodus 20:5 kent zijn weergave in de tijd van de Babylonische ballingschap door het spreekwoord ‘Als de ouders onrijpe druiven eten, krijgen de kinderen stompe tanden’. De Joden leggen daarmee de schuld van hun rampen bij hun voorouders.
Jeremia, een profeet in Juda, maakte de verovering van Jeruzalem en de verwoesting van de tempel door de Babyloniërs mee. Hij geeft een ander principe: Elk mens is verantwoordelijk voor zijn eigen daden. Het heeft geen zin achterom te kijken naar je voorouders, je moet naar je eigen leven kijken. Het is niet de schuld van God dat het volk in ballingschap gevoerd is, en ook niet van eerdere generaties, maar van het volk en de leiders zelf. Zij hebben verkeerd geleefd en daardoor deze ramp over zichzelf afgeroepen.
Opvallend is dat Jeremia het spreekwoord niet gebruikt als deel van zijn profetieën over oordeel. Het staat juist in het zogenaamde ‘Troostboek’ (Jeremia 30 en 31). Daarin zegt Jeremia dat er na de ballingschap, de straf van God, een tijd zal komen van redding. En dan zal alles goed zijn, en zal niemand het spreekwoord meer gebruiken.
Ezechiël, die ook ingaat op het spreekwoord, is een profeet die werkzaam is in Babylonië. Daarheen is hij met een deel van de bevolking van Jeruzalem weggevoerd. Ook volgens Ezechiël is de ballingschap een straf van God voor de zonden van het volk, vooral omdat ze andere goden zijn gaan vereren. Maar ook Ezechiël veroordeelt niet alleen, hij troost ook. Want uiteindelijk zullen de ballingen terugkeren naar het land van Israël en zal er een nieuwe afstammeling van David op de troon komen.
In Ezechiël 18 (:1-32) wil de profeet duidelijk maken dat God alleen de mensen die iets fout doen straft, en niet hun kinderen.
De HEER richtte zich tot mij: ‘Waarom gebruiken jullie in Israël toch het spreekwoord: Als de ouders onrijpe druiven eten, krijgen de kinderen stompe tanden? Zo waar Ik leef – spreekt God, de HEER –, nooit meer mag iemand bij jullie in Israël dit spreekwoord in de mond nemen! Weet dat alle mensenlevens Mij toebehoren: zowel het leven van de ouders als dat van hun kinderen ligt in mijn hand, en alleen wie zondigt zal sterven. (Ezechiël 18:1-4) (Lees voor de verklarende voorbeelden de verzen 5-29.)
Beide profeten zetten dus de eigen verantwoordelijkheid tegenover het spreekwoord. Exodus 20:5b betreft dan ook afgoderij door de kinderen begaan in navolging van de ouders: de kinderen verrichten dezelfde zonde als de ouders. Ze zijn hier echter zelf persoonlijk verantwoordelijk voor. Dit strookt absoluut niet met de leer van generatievloeken, waarbij u als het ware slachtoffer bent van de zonden van uw voorouders. Maar God verhaalt de schuld van de ouders niet op hun kinderen. Ieder is verantwoordelijk voor zijn eigen daden.
‘Iemand die zondigt zal sterven, maar een zoon hoeft niet te boeten voor de zonden van zijn vader, en een vader hoeft niet te boeten voor de zonden van zijn zoon; wie rechtvaardig is wordt als een rechtvaardige behandeld, en een slecht mens wordt voor zijn slechte daden gestraft.’ (Ezechiël 18:20)
De bijbel noemt geen generatievloeken. Het is onder andere een leer die mensen niet bewust maakt van de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van eigen gedrag.
‘Iedereen komt in de verleiding door zijn eigen begeerte, die hem lokt en meesleept. Is de begeerte bevrucht, dan baart ze zonde; en is de zonde volgroeid, dan brengt ze de dood voort.’ (Jakobus 1:14-15)
[Geraadpleegde bronnen: https://debijbel.nl/wereld-van-de-bijbel/over-bijbelvertalen/met-andere-woorden/877/het-huis-van-de-vader-collectieve-en-individuele-verantwoordelijkheid%C2%A0 , https://www.debijbel.nl/blog/spreekwoorden-uit-de-bijbel-druiven-geven-stroeve-tanden, https://debijbel.nl/berichten/moeten-kinderen-boeten-voor-de-schuld-van-de-ouders ]
Eindgedachte
De kritiek op deze ‘geestelijke oorlogsvoering’ stelt dat Jezus geen ophef maakte over demonen; in het Nieuwe Testament exorcisme geen teken van geloof was; er in de bijbel geen geestelijke oorlog is tussen de gelovigen en demonen; en de uitdrijving door deze evangelisten meer lijkt op de praktijk van heidense exorcisten, het lijkt in ieder geval niet op de gevallen van demonenuitdrijving in het Nieuwe Testament waar de strijd al gewonnen is. [Bron: Covenant Theology, pagina 48-50]
De dwaling in dit bevrijdingspastoraat is dat men ervan uitgaat dat christenen ‘gebonden’ kunnen zijn, terwijl dat totale onzin is. De bijbel geeft ook nergens een voorbeeld van iemand die in Christus gelooft en tevens ‘gebonden’ zou zijn. Mensen laten zich zo een occulte belasting aanpraten. Dat christenen nog steeds problemen in hun leven ondervinden – en nog steeds fouten maken – heeft niets te maken met zogenaamde ‘demonische beïnvloeding’; het heeft alles te maken met het leven van ieder op zich.
‘Aan de officier van justitie’
Op de site Goedgelovig deed een jurist het volgende kritische schrijven naar aanleiding van dit bevrijdingspastoraat [bron: https://goedgelovig.wordpress.com/2014/03/20/aan-de-officier-van-justitie/]:
‘Aan de officier van justitie die nog wat tijd over heeft. En dat is een uitstervend ras helaas. Ik bewonder nu alvast uw geduld om dit te lezen.
(…)
Het lijkt mij uiterst nuttig en noodzakelijk dat u een (proef)proces gaat starten om uit te vinden waar de grens ligt tussen christelijke hulp en christelijke waanzin. Ik heb voor u twee casussen (de tweede over sekten is hier niet weergegeven). Ik hoop van harte dat u deze zaken oppakt, gerechtelijk onderzoekt en daders ter verantwoording roept in de rechtbank.
Casus 1: Bevrijdingspastor (m/v)
De laatste jaren was er sprake van een heuse trend in christelijk Nederland: bevrijdingspastoraat. Als u een idee wilt krijgen wat dat is, dan zou u eens de Miniserie ‘Bevrijd’ moeten lezen, op deze website (Goedgelovig.nl).
Bevrijdingspastoraat is een vorm van (al dan niet kerkelijk) pastoraat. Het draait om de hypothese dat het slachtoffer bezeten zou zijn. Dit bezeten zijn wordt dan uitgelegd als: gebonden aan demonische machten, vloeken (al dan niet overgenomen uit de familielijn) en/of geneigd te zijn zaken te doen die niets met een christelijke levensstijl te maken zouden hebben.
De dader, degene die het bevrijdingspastoraat aanbiedt, biedt het slachtoffer de mogelijkheid om bevrijd te worden van deze bezetenheid. Dit kan op afspraak zijn, tijdens daartoe opgezette inloopspreekuren of collectief tijdens grotere bijeenkomsten die al dan niet gratis te bezoeken zijn. Het doel van de bevrijding van bezetenheid is om genezen te worden, of heel te worden als mens. Dit vanuit de gedachte dat een bezetenheid een besmetting vormt in het leven van de christen.
Voorafgaand aan het daadwerkelijke bevrijden van de bezetenheid gaat de dader listig te werk om het vertrouwen te wekken van het slachtoffer. De dader instrueert het slachtoffer zich over te geven aan zijn of haar kundigheid op het gebied van bezetenheid. Deze kundigheid wordt vaak tentoongesteld met het gebruiken van termen uit boeken waar de dader vaak zelf amper wat van heeft begrepen. Daarnaast worden ook vragenlijsten gebruikt die een zeer sterke suggestie wekken dat het slachtoffer te maken heeft met een professionele zorgverlener. Op beide wil ik ingaan.
Het is zeer waarschijnlijk dat de dader het slachtoffer ‘confident’ noemt. De dader zal deze term niet richting het slachtoffer gebruiken maar wel in onderling verband met andere daders of in ondersteunende protocollen die dader heeft opgesteld om zijn of haar handelen te objectiveren. De term confident is ontleed aan het boek ‘Bevrijdingspastoraat’ van Joost Verduijn. Deze term is een expliciete verwijzing naar de relatie tussen dader (in het boek ook wel: de hulpgever) en het slachtoffer (in het boek: de hulpvrager). In het boek wordt uitgegaan van een professionele zorgrelatie, die sterk vergelijkbaar is met de relatie tussen arts en patiënt. Het is nog maar zeer de vraag of de dader ook daadwerkelijk een professionele zorgverlener is die vergelijkbaar is met een arts, een BIG-geregistreerde psycholoog of psychiater. In veel gevallen zal de daartoe benodigde opleiding van de dader geheel ontbreken, niet gedocumenteerd zijn of slechts gedeeltelijk geëxamineerd door een daartoe bevoegde instelling.
Ook is het zeer waarschijnlijk dat de dader gebruik maakt van vragenlijsten of vraaggesprekken waarbij het slachtoffer tal van gegevens prijs dient te geven die onder het medisch beroepsgeheim gevallen. Zo wordt er onder andere gevraagd of en zo ja welke ziektes het slachtoffer onder de leden heeft. Hiermee worden dan de medisch ziektebeelden bedoeld zoals een arts deze zou vaststellen. Er wordt gevraagd of het slachtoffer last heeft van mogelijke psychische stoornissen, depressies en/of zelfmoordneigingen. Er wordt gevraagd naar de seksuele ontwikkeling. Daarnaast wordt vaak ook gevraagd wat de emotionele verhouding was/is tussen slachtoffer en diens kinderen, ouders en grootouders. Deze vragenlijsten hebben dus duidelijk het doel de dader te voorzien van informatie als ware hij/zij een professioneel zorgverlener, aangezien het niet ongebruikelijk is dat vergelijkbare vragen gesteld worden door een daadwerkelijk professioneel zorgverlener zoals een arts, een BIG-geregistreerde psycholoog of psychiater. In veel gevallen zal de daartoe benodigde opleiding van de dader geheel ontbreken, niet gedocumenteerd zijn of slecht gedeeltelijk geëxamineerd door een daartoe bevoegde instelling.
Nadat de vertrouwensrelatie tussen dader en slachtoffer is opgebouwd volgt een bevrijdingsritueel. De verwachtingen van het bevrijdingsritueel bij het slachtoffer over de uitkomst zijn niet anders dan hooggespannen te noemen. Immers het slachtoffer gaat door de dader bevrijd worden van iets wat niet zou passen in zijn of haar christelijke levensstijl. Deze hooggespannen verwachting is vaak ook een bron van daadwerkelijk aanwezige en medisch aantoonbare spanning bij het slachtoffer. Het is niet ongewoon dat het slachtoffer daardoor gedurende het bevrijdingsritueel buiten zinnen raakt. Dit uit zich dan in het maken van spastische bewegingen, hysterisch huilen, onverstaanbaar praten, schreeuwen en andere ongecontroleerde lichaamsbewegingen. Dit wordt door de dader ‘manifesteren’ genoemd, waarmee de dader probeert aan te duiden dat dit om een strijd zou gaan tussen geestelijke machten en niet zo zeer gerelateerd aan de eerder genoemde opgebouwde spanningen.
Enige tijd na het bevrijdingsritueel zal het slachtoffer bemerken dat gevoelens die hij of zij had voorafgaand aan hele bevrijd worden van bezetenheid weer terugkeren. Afhankelijk van de autonomie van het slachtoffer, diens omgeving en vergelijkbare invloeden zal het slachtoffer zich opnieuw wenden tot de dader voor opnieuw een bevrijding. Soms daartoe aangemoedigd door de dader. Ook is het niet ongebruikelijk dat het slachtoffer zich wendt tot een andere dader die zich bezig houdt met vergelijkbare zaken als de oorspronkelijke dader.
Wanneer het slachtoffer zich weet te onttrekken aan door de dader gevestigde autoriteit breekt er een nieuwe fase aan. In deze fase komt het slachtoffer tot de realisatie dat hij/zij niet geholpen is door de dader. Daarna is vaak langdurige daadwerkelijke professionele psychische hulpverlening nodig om het slachtoffer weer op de been te helpen, niet in de laatste plaats om weer vertrouwen in de mensheid te herwinnen. De dader heeft het slachtoffer in alle gevallen psychische schade toegebracht. Daarnaast is er vaak ook sprake van economische schade. Deze economische schade bestaat dan uit de vrijwillige collectes, verkoop van boeken, cd’s, dvd’s, vragenlijsten, cursusgelden en soortgelijke zaken. De dader gebruikt deze economische middelen om zijn of haar misdadige praktijk voort te zetten.
De dader is in mijn ogen schuldig aan het overtreden van artikel 255 uit het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel stelt het volgende:
“Hij die opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij krachtens wet of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand brengt of laat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.”
De bestandsdelen van dit delict zijn (1) een behandelovereenkomst en (2) het in hulpeloze toestand brengen of laten.
Er ontstaat een ongeschreven behandelingsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 446 boek 7 Burgerlijk Wetboek. Door de beschreven houding en kunstgrepen moet de dader gezien worden als iemand die pretendeert een hulpverlener te zijn zoals bedoeld in artikel 446 boek 7 Burgerlijk Wetboek. Er is sprake van beroepsmatig handelen doordat de dader zijn of haar modus operandi met enige regelmaat herhaalt. Het doet niet ter zake of dit fulltime of parttime is. Het herhalen van de modus operandi is voldoende om te spreken van beroepsmatig handelen. Er is sprake van geneeskundig handelen omdat de dader door de beschreven houding en kunstgrepen gezien moet worden als iemand die vergelijkbaar is met een BIG-geregistreerde psycholoog. Het geneeskundig handelen van een psycholoog bestaat onder andere uit het analyseren van gedrag aan de hand van vragen die gesteld worden aan de patiënt. Het behandelen van de patiënt bestaat uit het leren omgaan met gevoelens en het denken over bepaalde zaken. Uit de modus operandi van de dader blijkt dat deze overeenkomstig handelt. Doordat het slachtoffer uitgaat van de gepretendeerde kwaliteit van de dader ontstaat er een behandelovereenkomst.
De dader weet dat het slachtoffer om hulp verlegen zit met de vraag om bevrijding van bezetenheid. Er is dus sprake van een hulpbehoevende situatie. Omdat de dader geen professioneel hulpverlener is zal er ook nooit een daadwerkelijk geneeskundig handelen volgen zoals bedoeld in afdeling 5, titel 7 boek 7 Burgerlijk Wetboek. Doordat er geen sprake is van geneeskundig handelen volgt er ook geen verandering in de hulpbehoevende situatie van het slachtoffer. Er is tenminste sprake van het in hulpeloze toestand laten van het slachtoffer. Als het slachtoffer nadat die zich onttrokken heeft van de dader daadwerkelijke professionele hulpverlening nodig heeft dan is er zelfs sprake van het in hulpeloze toestand brengen van het slachtoffer door de dader.
Daarnaast verzamelt de dader bijzondere persoonsgegevens zoals bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens, namelijk gegevens over de gezondheid van het slachtoffer. Indien deze gegevens verwerkt zijn door de dader dan is hier ook een probleem. Ook hier heeft te gelden dat doordat de dader zich gedraagt als een professioneel hulpverlener ook dezelfde wet- en regelgeving van toepassing zijn op de dader als bij de daadwerkelijk professioneel hulpverlener. De bijzondere persoonsgegevens die de dader verzamelt van het slachtoffer vallen onder het medisch beroepsgeheim. De dader zal ook voorzieningen moeten treffen om adequaat zorg te dragen dat deze gegevens ook als zodanig behandeld worden. Omdat deze voorzieningen bij de dader niet aanwezig zijn schendt de dader het medisch beroepsgeheim en daarmee artikel 272 Wetboek van Strafrecht.
Als strafeis zou ik komen tot: 9 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 voorwaardelijk, een onvoorwaardelijke geldboete van € 8.500,- en een schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer waarmee tenminste de kosten voor de psychische hulpverlening van het slachtoffer betaald kunnen worden. De geldboete dient met name de afschrikkende functie om andere daders te laten weten dat het echt niet door de beugel kan.’
[Geraadpleegde bronnen: http://www.gotquestions.org/Nederlands/door-demonen-bezeten-zijn.html, https://www.debijbel.nl/onderwerpen/s/demon/2416, http://www.gotquestions.org/Nederlands/demonen-Bijbel.html, http://www.gotquestions.org/Nederlands/christen-uitdrijven.html, http://www.bevrijdingeninnerlijkegenezing.nl/index.php/wat-is-bevrijdingspastoraat, http://www.toetsalles.nl/htmldoc/g.o.wakely.htm, https://debijbel.nl/wereld-van-de-bijbel/kennis-achtergronden/bijbelboeken-artikelen/175/evangelie , [1] http://www.herschepping.nl/08wl/bevr_08demonische_gebondenheid.php, [2] https://goedgelovig.wordpress.com/2012/04/18/waarom-hebben-christenen-bevrijding-nodig/#more-30070, http://www.petersteffens.nl/artikelen/onderwijs/binden-en-ontbinden.html, http://biblehub.com/commentaries/exodus/20-5.htm, http://biblehub.com/commentaries/exodus/20-6.htm, [3] http://biblehub.com/commentaries/ellicott/1_john/5.htm, [4] http://biblehub.com/1_john/5-18.htm, [5] http://lazarusmagazine.nl/2017/04/zonderschuld-2/?utm_content=buffer9002a&utm_medium=social&utm_source=facebook.com&utm_campaign=buffer, http://biblehub.com/commentaries/john/8-32.htm, [6] https://goedgelovig.wordpress.com/2012/04/18/waarom-hebben-christenen-bevrijding-nodig/ opmerking aan het einde van punt 4, https://www.debijbel.nl/onderwerpen/s/zonde/1063, http://www.vergadering.nu/boeknannen-waarlijk-vrij.htm, http://www.refdag.nl/kerkplein/kerknieuws/els_nannen_wie_satan_bindt_wordt_zelf_gebonden_1_534548, https://books.google.nl/books?id=ziszAgAAQBAJ&pg=PT38&lpg=PT38&dq=kritiek+geestelijke+oorlogsvoering&source=bl&ots=86xB5dxPaG&sig=a_Pw3fy36al4Mqjy9JSytCKUs_A&hl=en&sa=X&ved=0ahUKEwjZ7pCTnZDLAhXkJXIKHbgAD6oQ6AEIRTAF#v=onepage&q=kritiek%20geestelijke%20oorlogsvoering&f=false, https://goedgelovig.wordpress.com/2014/03/20/aan-de-officier-van-justitie/, https://goedgelovig.wordpress.com/category/miniserie-bevrijd/]
12. Aanbidding (worship)
Aanbidding (Engels: worship) is het bewijzen van eer aan God. De basis van aanbidding in de bijbel is erkenning van en onderwerping aan God, uitgedrukt in houding en gedrag. Hierbij hoorden in bijbelse tijden vaak rituele handelingen, zoals buigen, knielen, zich voorover ter aarde werpen, het hoofd ontbloten of juist bedekken. Lofprijzing is een lovende opmerking maken: prijzen, loven, roemen, eren.
Binnen de moderne charismatische beweging wil men, in navolging van de Latter Rain, de Davidische lofprijzing weer tot leven brengen. Uitgangspunt hierbij is de tempeldienst ingesteld door koning David.
In de (New Order of) Latter Rain is het concept van de restauratie van de tabernakel (oorspronkelijk de tent waarin de Israëlieten tijdens hun tocht door de woestijn de Ark des Verbonds bewaarden) door koning David een belangrijk thema in de diensten van aanbidding.
De meest belangrijke gebeurtenis in het leven van David was dat hij de Ark, die al voor de regering van de Joodse koning Saul door de Filistijnen was buitgemaakt (1 Samuel 4), naar Jeruzalem haalt en daar een nieuwe plaats geeft (2 Samuel 6). De Ark (Hebreeuws: aron: kist) was een draagbare kist, waarin de twee stenen tafelen met daarop de tien geboden bewaard werden. Het was het allerheiligste voorwerp bij de joden. De Ark speelt een grote rol in de boeken Exodus tot en met 2 Kronieken, maar daarna wordt hij niet meer genoemd. Hoe en wanneer de Ark verdwenen is, is onzeker.
David stelde 288 zangers aan die samen met vierduizend musici in 24 groepen van twaalf volgens een rooster dag en nacht dienst deden. Poortwachters moesten toezien dat mensen die kwamen aanbidden, hiervoor geheiligd en gereed waren. De zangers en musici zongen en speelden met hun gezicht naar de Ark en met hun rug naar de mensen.
Aanbidding (Engels: worship) binnen de moderne beweging richt zich op deze oudtestamentische eredienst, de tempeldienst van Israël (hoewel Davids zoon koning Salomo pas de eerste tempel bouwde, omstreeks duizend voor Christus). Daar haalt men onder andere het gegeven van aanbiddingleiders, voorzangers en muziekgroepen vandaan.
‘Sacrifice of Praise’
De ‘Sacrifice of Praise’ (naar aanleiding van Hebr. 13:15: ‘Through him then let us continually offer up a sacrifice of praise to God, that is, the fruit of lips that acknowledge his name’ (‘Laten we met Jezus’ tussenkomst voortdurend aan God een dankoffer brengen: het huldebetoon van lippen die zijn naam belijden’), houdt bij de Latter Rain in dat men God wil aanbidden door middel van muziek, dans, het opheffen van de handen en spontane lofprijzing. Deze manier van aanbidding heeft men overgenomen in neo-charismatische kring. Voorheen lag in evangelische kring de nadruk echter op dankzegging. Dit is veranderd door de worship-golf.
Praisemuziek
Praisemuziek wordt ook wel aanbiddings- of lofprijzingsmuziek genoemd, maar is vaak beter bekend onder de Engelse termen ‘worship’ en ‘praise & worship’. Praisemuziek wordt met name gespeeld in evangelische kerken en op christelijke festivals en evenementen. De praiseband heeft als doel om een groep mensen voor te gaan in het aanbidden van God. Zo helpt de band anderen om zich naar God toe te uiten door middel van muziek en om door middel van muziek open te staan voor wat God tot hun hart wil spreken. Praisemuziek wordt ook wel omschreven als ‘liefdesliedjes voor God’. Het aanbidden van God is dan ook het primaire doel van de muziek. De leadzanger(es) van de band wordt vaak de aanbiddingsleider genoemd.
Vaak wordt er onderscheid gemaakt tussen lofprijs- en aanbiddingsliederen, wat vooral te maken heeft met het karakter van de muziek. Kenmerken van lofprijsliederen zijn: vaak uptempo en feestelijk, of tekstueel een vrij algemene oproep tot aanbidding bevattend (bijvoorbeeld: ‘Laten wij aanbidden!’). Kenmerken van aanbiddingsliederen zijn: vaak wat langzamere muziek, tekstueel meer op God gericht en persoonlijker van aard (bijvoorbeeld: ‘Ik aanbid U.’). Veel praiseliederen bevatten kenmerken van beide; vaak is dan het refrein lofprijzing en het couplet aanbidding of andersom. In veel gevallen begint een zangdienst in de lofprijssfeer en gaat deze halverwege over in een sfeer van aanbidding.
Internationaal gezien maken voornamelijk veel Amerikaanse artiesten praisemuziek. Daarnaast houden sommige kerkgenootschappen en christelijke bewegingen zich bezig met het maken van nieuwe praisemuziek. Voorbeelden hiervan zijn Jesus Culture, Vineyard, Soul Survivor, Hillsong en Hillsong United. Stichting Opwekking geeft ieder jaar een nieuwe bundel liederen met bijbehorende cd uit. Deze opwekkingsliederen zijn meestal vertalingen van Engelstalige praisemuziek.
Een punt van kritiek is dat de liederen soms zo zijn ontworpen dat je door het (mee)zingen in een bepaalde trance komt, door de nadruk op emotionele woorden als ‘kracht’ en ‘liefde’ en het steeds herhalen van bepaalde zinnen aan het einde. Dit zijn contemplatieve technieken (zie 10.2.).
Voorbeeld van een worship-lied (Hillsong): I surrender. Heel duidelijk is de contemplatieve herhaling toewerkend naar het einde.
Opheffen van de handen
Het opheffen van de handen komt meestal voort uit het verlangen om gevuld te worden met Gods liefde en kracht; men strekt zich naar dit gevoel uit. Men staat met de armen opgeheven, ogen dicht, hoofd naar boven gericht. Deze manier van aanbidden is afgeleid van de oosterse manier van bidden. Zo schrijft 1 Timoteüs 2:8 aan de gemeente: ‘Ik wil dat de mannen overal waar ze bidden de handen vol toewijding opheffen, zonder wrok of onenigheid.’
(Volgens cabaretier Tim Hawkins zijn er veel verschillende manieren om je handen op te heffen. Zie https://www.youtube.com/watch?v=GuRN2LL3fBs. Hawkins kwetst niet.)
Vlaggen
Door het gebruik van vlaggen en banieren wil men, zoals men dat noemt, de Davidische lofprijzing in de kerken tot leven brengen (evenals door muziek, dans en drama). Maar naast het gebruik tijdens lofprijs en aanbidding, is het ‘strijdend vlaggen’ ook een middel tijdens ‘geestelijke oorlogsvoering’. Als er over God gezongen wordt, wordt er liefelijk met de vlag gezwaaid, als er over Satan gezongen wordt is dit boos en heftig. Zoals men zegt: ‘Het gebruik van vlaggen en banieren is een profetische expressie, die de weg baant voor bevrijding, genezing en herstel.’ Gedeelten uit de bijbel die naar het vlaggen zouden verwijzen haalt men uit het Oude Testament.
Zo zou Jesaja 5:26a naar het vlaggen verwijzen: ‘Daarom heft Hij een banier op voor het volk in de verte (en Hij fluit het tot Zich van het einde der aarde; zie, haastig, ijlings komt het.)’ (NBG51)
Hier dient de banier echter niet voor lofprijs of aanbidding, maar in de oorlogsstrijd tot verzamelplaats van verstrooide troepen of soldaten, om zo de aanval te hernieuwen of zich te verdedigen. Het gaat in dit vers om beeldspraak: om de woede van God ten opzichte van het volk van Juda.
Ook worden Exodus 17:15b, Psalm 20:6, Psalm 60:6 en Hooglied 2:4b (teksten uit het OT) aangehaald. Opvallend is echter dat we in het Nieuwe Testament helemaal niets tegenkomen wat met ‘vlaggen’ te maken heeft. En pas in het Nieuwe Testament zijn teksten gericht op christenen…
Hooglied 2:4b (NBG51): ‘en zijn banier over mij was de liefde.’ Het op deze tekst gebaseerde opwekkingslied is nummer 41: ‘Love is the flag’. Maar is liefde een banier? Natuurlijk niet.
‘Banier’ moet hier uitgelegd of vertaald worden als/met ‘herkenningsteken’. Eigenlijk is nog beter ‘veldteken’, want de banieren die in de bijbel genoemd worden, waren namelijk de veldtekens van de Israëlieten. De veldtekens van Israël, die doorgaans onterecht met ‘vaandels’ of ‘vendels’ zijn vertaald, waren in bijbelse tijden nog geen vlaggen, maar voorwerpen die boven aan een stok bevestigd zaten. Zo hadden de twaalf stammen van Israël veldtekens met hun eigen symbolen, zoals bijvoorbeeld een leeuw voor de stam van Juda. Het veldteken was dus het kenmerk van een stam of legerafdeling, en zo is de liefde het veldteken. Het betreft hier dus beeldspraak en is niet letterlijk te nemen. De Israëlieten dansten beslist niet met hun veldtekens in of rondom de tabernakel, en zeker niet met vlaggetjes.
Maar als de bijbelse banieren geen vlaggen waren, maar veldtekens met afbeeldingen van hout of metaal, waar komt het sacrale gebruik van vlaggen ter ondersteuning van de aanbidding en lofprijs dan vandaan?
Reeds vier- tot vijfduizend jaar geleden begonnen de Chinezen fel gekleurde zijdedoeken aan lange stokken bij processies mee te dragen, en bij bepaalde religieuze gelegenheden zelfs daarmee te dansen. Vanuit China breide zich het sacrale religieuze gebruik van vlaggen en wimpels uit naar zuidelijk en westelijk gelegen landen. Vooral in Tibet en Nepal, maar ook in Laos, Cambodja, Vietnam en Thailand, Korea en zelfs op Sri Lanka wapperen altijd en overal kleurrijke boeddhistische gebedsvlaggetjes aan lange lijnen, op tempels, in speciale gebedsruimtes en op bijzondere plekken in de natuur, zoals in bomen en op bergtoppen.
Maar het gebruik van fel gekleurde vlaggen, wimpels, slingers, doekjes en linten komt men niet alleen in het boeddhisme en het hindoeïsme tegen, want het heeft zich vanuit China uitgebreid naar zuidelijk en westelijk gelegen landen zoals India, Babylon en het Perzische Rijk. Zelfs in Europa werd de sacrale vlaggendans geïntroduceerd door de Griekse en Romeinse veroveraars, die het van de overwonnen oosterse volken hadden overgenomen.
Het gebruik om grote stukken stof aan een vlaggenstok te bevestigen verspreidde zich van China naar het Nabije Oosten uit, want met de zijde kwamen de vlaggen via de karavaanroute naar Arabië. De Arabieren kenden hun dynastieën en individuele leiders kleuren toe, die hun oorsprong vonden in de godsdienst. Daardoor werden vlaggen in verband gebracht met de profeet Mohammed en werd de strijder herinnerd aan het doel waarvoor gevochten werd. Dit religieuze vlaggebruik werd via de kruisridders, die het in het Heilige Land leerden kennen, overgenomen en in aangepaste vorm in Europa geïntroduceerd. Door de kruistochten hadden de meegevoerde vlaggen erkenning gekregen als symbolen van gezag, ideologie en godsdienst. Het sacrale vlaggenzwaaien bloeide op in de middeleeuwen, waarin het tijdens religieuze plechtigheden werd toegepast.
Het is dus eigenlijk niets nieuws onder de zon wat er nu in de charismatische gemeenten gedaan wordt. De oorsprong ervan is echter meer dan dubieus en zeker niet door de bijbel te onderbouwen.
Nog afgezien van het feit dat de bijbelse banieren geen vlaggen van textiel waren, maar diverse voorwerpen van hout of metaal op stokken, en er bovendien geen bijbelse opdracht bestaat om daarmee in de samenkomst te dansen en te zwaaien, hanteren charismatische christenen niet eens de symbolen van de twaalf stammen van Israël, wat op zich toch wel het meest voor de hand zou liggen, omdat zij zich immers beroepen op de teksten waarin deze genoemd worden. In plaats daarvan maken zij voor de lofprijs en aanbidding – evenals de boeddhisten – gebruik van gebedsvlaggen op basis van een kleurensymboliek. Om dat bijbels te onderbouwen beroepen zij zich op de vier kleuren van de Mish’kan (tabernakel): wit was de kleur van de omheining, en de deur van de tabernakel was rood, blauw en paars. Daarom zijn dit ook de vier basiskleuren voor de vlaggen, maar daarnaast zijn er nog heel wat vlaggen in andere kleuren, die allemaal weer een speciale betekenis hebben. De diepere betekenis van deze kleuren noemt men kleurensymboliek. Ook in de New Age-beweging hecht men grote waarde aan de kleurensymboliek en het is verbazingwekkend dat zij hierin met de charismatici niet zo veel verschillen.
De gegeven betekenis aan de kleuren: Rood: vergeving, genezing (bevrijding), vrede met God, overwinning. Groen: leven, genezing, hoop, herstel, bevrijding. Wit: reiniging, heiliging, vrede (door overgave), lichaam van Christus. Geel: vreugde, blijdschap, roeping, Gods Woord. Paars: offer van Jezus, macht en autoriteit, overwinning (koningschap). Blauw: geestelijke kracht, de heilige Geest. Goud: Gods aanwezigheid, loutering, zuivering, lofprijzing. Zilver: Gods voorziening, loutering, zuivering, verlossing, onze gaven aan hem. Koper/brons: bekering, verootmoediging, vergeving, reiniging. Regenboog: verbondstrouw.
Samengevat: Voor het gebruik van vlaggen, banieren en wimpels met betrekking tot lofprijs en aanbidding (en geestelijke oorlogsvoering) is geen bijbels fundament aanwezig. De oorsprong van dit ‘vlaggen’ ligt in oosterse religie en niet in de bijbel.
[Geraadpleegde bronnen: http://nl.wikipedia.org/wiki/Praisemuziek, http://nl.wikipedia.org/wiki/Aanbidding, http://www.toetsalles.nl/htmldoc/opwekkingsliederen.bezwaren.htm, http://www.toetsalles.nl/htmldoc/aanbidding.htm, https://nl.wikipedia.org/wiki/Vlaggen_(liturgisch), https://www.debijbel.nl/onderwerpen/s/ark-van-het-verbond/2540, http://www.succatyeshua.nl/upload/files/023_%20Vlaggen%20en%20banieren%20-%20Degalim%20v’Nisim.pdf]
Emotie
De traditionele kerken krijgen vanuit charismatische kringen vaak de kritiek dat het gevoelselement terzijde wordt geschoven. Waarom is dat? Emotie is toch een belangrijk element van ons bestaan?
Dr. André Floris Troost (1948), emeritus predikant van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), reageerde december 2016 in een open brief op de uitlatingen van Kees Kraayenoord (1972), voorganger van Mozaïek0318 te Veenendaal, die deze kritiek verwoorde [Bron: http://www.andretroost.nl/files/2016/12/Open-brief-aan-Kees-Kraayenoord.pdf ]:
Beste Kees,
‘Ik begrijp niet waarom in de kerk het gevoelselement terzijde wordt geschoven.’ Paul Witteman kon je niet verder helpen. Misschien lukt het mij wel…
Tussen haakjes: ik neem aan dat je het niet erg vindt dat ik je tutoyeer. Als ik zie hoe informeel gekleed je gaat, zelfs tijdens het leiden van een dienst, krijg ik spontaan de overtuiging dat je liever niet hebt dat ik ‘mijnheer Kraayenoord’ schrijf… Geen wonder dat vooral veel jongeren liever naar jou kijken dan naar mij, al hebben we allebei een kale schedel. In mijn saaie zwarte toga kan ik nu eenmaal niet op tegen jouw hippe jeans met rafelige gaten.
Ik wilde je graag iets zeggen naar aanleiding van dat televisieprogramma met Paul Witteman. Allereerst dat ik geboeid naar jouw beantwoording van zijn vragen heb zitten kijken. Heel authentiek! Vaak knap ik direct al af als ik sommige evangelische broeders (of zusters) hoor oreren. ‘Doe niet zo overdreven vroom!’, denk ik dan. Maar dat had ik bij jou niet. Je was zoals je ook bent, denk ik, in de supermarkt of op een camping in het buitenland. Oprecht. Gevat. Geestig. Maar ook bloedserieus. En dan ook nog eens to the point. Heerlijk!
In de tweede plaats wilde ik je (ongevraagd, sorry!) graag helpen om een antwoord te vinden op de vraag die je in dat televisieprogramma stelde. Je zei iets in de trant van: ‘Emotie is een belangrijk onderdeel van ons bestaan. Ik begrijp niet waarom in de kerk het gevoelselement terzijde wordt geschoven’. De beelden die Paul Witteman liet zien van de dienst die hijzelf met jou als voorganger meemaakte, spraken voor zichzelf. Wat een enthousiasme! Wat een geestdrift! Drums, gitaren, opgeheven handen, het halleluja was niet van de lucht. Er werd gelachen, gejuicht, maar ook gehuild, omarmd, geknuffeld. Ik wil niet zeggen: het was een en al emotie, maar daar zat het soms wel tegenaan. Dat moet een verrukkelijke ervaring zijn voor bepaalde mensen die dat ‘stijve gedoe’ in de kerk zat zijn. Heerlijk uit je dak te kunnen gaan op zondagmorgen, met koffie vooraf en na afloop, in een riante, ruime, sfeervol verlichte evenementenhal.
Maar nu de kern van mijn betoog. Jij begrijpt niet ‘waarom in de kerk het gevoelselement terzijde wordt geschoven’. Laat ik dat nu juist heel goed begrijpen! Daarom kan ik je misschien een beetje helpen wat betreft dat begrip. Wat jou beweegt, begrijp ik ook heel goed en ik gun het jou en al die jonge en oudere broeders en zusters die dat heerlijk vinden van harte – als ik maar niet mee hoef te doen. Want dat kan ik niet. Daar ben ik waarschijnlijk te stijf voor, te nuchter, te Hollands.
Mijn voornaamste punt is echter het volgende: het valt me van jou een ietsje pietsje tegen dat jij niet begrijpt waarom in de kerk (die overal is waar Christus wordt geprezen, en daar horen jij en je gemeenschap dus ook bij!) het gevoelselement niet zoveel ruimte krijgt als jij zou willen. Je zei op de televisie zelfs dat het gevoelselement in de kerk ‘terzijde wordt geschoven’. Maar dat herken ik niet, dat is gewoon niet waar. In de kerk mag er ook gehuild worden. Neem maar van mij aan dat er regelmatig tranen vloeien in heel gewone diensten van de traditionele kerken! Misschien komt de humor er wat slechter van af. Het zal waar zijn dat we niet vaak schuddebuikend van het lachen de kerkbanken laten wiebelen, maar dat wil nog niet zeggen dat de vrolijkheid totaal ontbreekt.
Wat ik nu ten diepste bedoel is dit: waarom begrijp jij niet dat de kerk het gevoelselement niet zoveel ruimte geeft als jijzelf praktiseert, terwijl je toch, net zoals ik, een volgeling van Jezus wilt zijn? Kijk naar Hem en je begrijpt het! Zeg nu zelf: waar in de Bijbel lezen wij dat Jezus, de handen ten hemel geheven, eindeloos halleluja zong of tot tranen bewogen zijn broeders om de hals viel of gierend van de lach leuke moppen door zijn gelijkenissen vlocht? Die Jezus ken ik niet!
Moest Hij dan niets van emotie hebben? Dat hoor je mij niet zeggen! Integendeel. Hij riep soms op tot vreugde. Hij uitte af en toe zijn woede of zijn angst. Hij toonde zich soms verdrietig. Maar deed Hij dat aan de lopende band, van sabbat tot sabbat, voor het oog van Jan en alleman? Absoluut niet. Hij deed dat maar zelden.
Zeker, Jezus huilde, toen Hij bij zijn intocht Jeruzalem zag liggen en zich realiseerde wat er van de stad uiteindelijk zou worden. Hij moest ook huilen vanwege de dood van zijn vriend Lazarus. In dat verband lees je ook nog dat Jezus geïrriteerd raakte: Hij ergerde zich aan het verdriet van Lazarus’ zusters en vrienden. In datzelfde bijbelgedeelte lees ik dat Jezus zich ook ergerde aan de kritiek die men op Hem had in verband met de dood van Lazarus. Ook verneem je soms iets over Jezus’ angst, met name vlak voor zijn dood, als Hij in Getsemane is: ‘Ik voel me dodelijk bedroefd’. Van het tegenovergestelde word je eigenlijk niets gewaar: van een gul lachende Jezus is in het evangelie in het geheel geen sprake.
Kortom: het is maar zelden dat je Jezus in een emotionele toestand ontmoet. Bladzij na bladzij kom je in het evangelie een Heiland tegen die rustig en beheerst zijn waarheid verkondigt. Van grote emoties is maar af en toe sprake.
Kijk, beste Kees, ook in dat opzicht probeer ik Jezus zo goed mogelijk te volgen. Soms dringen tijdens een dienst de tranen naar mijn ogen, soms zou ik een grap willen vertellen waarvan ik van tevoren al weet dat een bulderende lach het gevolg zou zijn, soms voel ik me geïrriteerd en erger ik me mateloos aan het een of ander – maar ik probeer al die emoties toch maar een beetje binnenskamers te houden.
Ik begrijp je goed: jij ziet dat als een nadeel. Toch houd ik persoonlijk vooral het grote voordeel in het oog. Dit voordeel: ik maak niemand jaloers die al deze grote emoties niet kent. En reken maar dat er duizenden rondlopen die zo emotioneel nu eenmaal niet kunnen zijn. In nogal wat mensen zit dat nu eenmaal niet, zoals ook niet iedereen bijzonder muzikaal is of artistiek. Ik vrees (laat mij nu ook maar eens emotioneel worden!), ik ben zelfs doodsbang dat er mensen zijn die hevig jaloers kunnen worden op zo’n uitbundige, extatische manier van geloven, mensen die dan al snel denken: whow, dat is nog eens echt! Wat moet dat heerlijk zijn… Maar ja, ik heb dat nu eenmaal niet, ik ervaar het niet zo. Zou ik iets missen? Zou ik niet genoeg geloven? Zou God mij wel kennen, zou Hij mij wel accepteren met mijn emotie-arme, nuchtere manier van geloven?
Kortom, ik ben enorm blij (laat mij nu ook maar eens eventjes extatisch blij zijn!), ik ben zo verschrikkelijk blij dat Jezus ons niet wordt afgeschilderd als een extatisch blije geloofsprediker, maar als een man die, hoewel hij zeker emoties kende en die ook af en toe liet blijken, dat bepaald niet deed aan de lopende band en al helemaal niet van sabbat tot sabbat in de synagoge. Hij kwam tot ons, heel gewoon. Zo gewoon als een gewone protestant. Of als een gewone katholiek. God: net een mens, zo gewoon!
Beste Kees, ik rond af; dominees moeten van ophouden weten. Ik houd mijn diepe respect voor jouw authentieke manier van doen (blijf dus ook maar gewoon die je bent – wij behoeven per slot van rekening geen kopietjes van Jezus te worden), maar mocht je ook in de toekomst niet begrijpen waarom het gevoelselement in de kerk niet zoveel ruimte krijgt als jij wel zou willen, bel me dan gerust, dan kunnen we elkaar eens flink kwaad, verdrietig en blij maken. Of, heel gewoon, rustig praten…
Met vriendelijke, broederlijke groet,
André F. Troost
13. Vasten en bidden
Vasten is het zich vrijwillig onthouden van voedsel en is een godsdienstig ritueel in de bijbel. Hoewel de bijbel niet zegt dat christenen moeten vasten, en vasten niet iets is dat God van christenen vereist of verlangt, presenteert de bijbel vasten toch als iets dat goed is en ons voordeel zal opleveren. Vasten en bidden zijn vaak aan elkaar verbonden (Lucas 2:37, 5:33) en het doel is je ogen af te wenden van de zaken van deze wereld en je zo op God te concentreren. Vasten is een manier om aan God en aan jezelf te laten zien dat je je relatie met hem serieus neemt. Vasten kan je helpen om een nieuw perspectief en een hernieuwd vertrouwen op God te bereiken.
Oosters-orthodoxe christenen en rooms-katholieke christenen kennen veel vastendagen. Rooms-katholieken hebben hun vastentijd in de veertig dagen voor Pasen. Evenzo de Grieks-katholieken die bovendien nog een veertigdaagse vasten vóór kerst kennen. De Koptische kerk kent een uitgebreide vastentraditie gedurende meer dan 250 dagen per jaar. In het protestantisme is de waarde van vasten sterk afgenomen uit reactie op praktijken in de Rooms-Katholieke Kerk waar men het niet mee eens was. Wel is er een herwaardering gekomen voor het vasten in protestantse kerken en evangelische gemeenten.
In het Oude Testament was vasten iets dat zowel individueel als gemeenschappelijk kon worden uitgevoerd. Een periode van vasten kon dienen als teken of ter bekrachtiging van verschillende dingen:
- Een teken van rouw. Een voorbeeld is David die vastte na de dood van Saul en Jonatan (2 Samuel 1:12) en na de dood van Abner (2 Samuel 3:35).
- Boetedoening. Daniël vastte om boete te doen voor de overtredingen van zijn volk (Daniël 9:3).
- Bekrachtiging van een persoonlijk gebed. In Psalmen 35:13 hoopt de dichter dat, als hij vast, zijn gebed door God verhoord zal worden.
- Een teken van toewijding aan God. In het vroege jodendom werd vasten steeds meer een uiting van vroomheid, net als gebed en het geven van aalmoezen.
In het Nieuwe Testament wordt vasten gezien als een teken van iemands toewijding aan God; het was een teken van vroomheid.
In het jodendom van de eerste eeuw werd vasten steeds gebruikelijker en werd het gezien als een handeling waarmee men zich toewijdde aan God. De farizeeën waren gewend om maar liefst twee keer per week te vasten (Lucas 18:12). Regelmatig wordt vasten genoemd in combinatie met gebed en het geven van aalmoezen.
Het vasten dat we in de evangeliën tegenkomen, sluit aan bij de toenmalige joodse leefwereld: het werd gezien als een daad van vroomheid. Over de profetes Hanna staat er dat zij ‘God dag en nacht diende met vasten en bidden’ (Lucas 2:37). En Jezus zelf vastte volgens Matteüs 4:2 (en Lucas 4:2) veertig dagen lang in de woestijn.
Een uitzondering is Marcus 2:18-22. Dat is de enige tekst, waarin bezwaar gemaakt wordt tegen de praktijk van het vasten. Mensen vragen hier aan Jezus waarom de leerlingen van Johannes en van de farizeeën wél vasten, maar zijn eigen leerlingen niet. Jezus geeft als antwoord een vergelijking: bruiloftsgasten vasten ook niet zolang de bruidegom bij hen is. Pas als de bruidegom bij hen wordt weggehaald, is het hun tijd om te vasten. Jezus bedoelt hiermee dat zijn leerlingen, zolang hij op aarde is, een goede reden hebben om niet te vasten.
Ook de manier waarop men in het vroege christendom tegen vasten aankeek, weerspiegelt grotendeels de joodse praktijk. Zo legt het boek Handelingen vast hoe gelovigen vasten, voordat ze belangrijke beslissingen nemen (Handelingen 13:2-3, 14:23). Maar er bestonden in de kerk tijdens de beginperiode nog geen voorschriften rondom vasten. Het werd aan iedere gelovige persoonlijk overgelaten of en wanneer hij wilde vasten. Het kerkelijke gebruik om te vasten op Goede Vrijdag ontstond pas in de tweede eeuw na Christus.
Vasten dient om een diepere gemeenschap met God te ontwikkelen. Er zijn ook andere manieren om te vasten, hoewel in de bijbel vasten bijna altijd betrekking heeft op het onthouden van voedsel . Alles wat je tijdelijk op kunt geven om je beter op God te kunnen scherpstellen, kan als een vorm van vasten worden beschouwd (1 Korintiërs 7:1-5). Men kan dus compleet vasten (zich alles ontzeggen voor een periode), maar ook door bijvoorbeeld geen vlees te eten of zich allerlei luxe artikelen te ontzeggen. Er is geen duidelijk bijbels voorschrift, maar vasten is van waarde en christenen kiezen een vorm die bij hen past.
Vasten zou beperkt moeten worden tot een vastgestelde tijdsperiode, vooral wanneer het gaat om het vasten van voedsel. Lange periodes zonder eten kunnen het lichaam namelijk schade berokkenen. Sommige mensen bevinden zich weliswaar niet in een positie waarin ze van voedsel kunnen vasten (diabetici bijvoorbeeld), maar iedereen is in staat om tijdelijk iets in hun leven op te geven om zich beter op God te kunnen concentreren.
Vasten is geen manier om spiritueler te lijken dan anderen. Vasten hoort met een nederige geest en een vreugdevolle houding te worden gedaan. Matteüs 6:16-18 schrijft: ‘Wanneer jullie vasten, doe dan niet als de huichelaars met hun sombere gezichten, want zij vertrekken hun gezicht om iedereen te laten zien dat ze aan het vasten zijn. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. Maar als jullie vasten, was dan je gezicht en wrijf je hoofd in met olie, zodat niemand ziet dat je aan het vasten bent, alleen je Vader, die in het verborgene is. En jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen.’
In de brief aan de Kolossenzen verzet de auteur zich tegen een overdreven vorm van vasten die hij in de gemeente van Kolosse heeft aangetroffen. Hij noemt dit ‘zelfbedachte vroomheid, zelfvernedering en verachting van het lichaam’. Hij is van mening dat het geen enkele waarde heeft en alleen maar dient tot eigen bevrediging (Kolossenzen 2:18-23).
Nergens in de bijbel wordt de indruk gewekt dat God eerder gebeden beantwoordt, wanneer ze gepaard gaan met vasten. Het lijkt er eerder op dat het vasten bij het bidden een duiding is van de oprechtheid van de mensen die aan het bidden zijn en de kritieke aard van de situaties waarin ze zich bevinden.
In Nederland organiseert Herman Boon (zie hoofdstuk 9.2.) vier keer per jaar ‘bidden en vasten tiendaagsen‘. Hij leert dat je in het vasten de duivel ‘tegenkomt’ en onderwijst dat het doel van vasten is ‘wandelen in het bovennatuurlijke’: demonen verjagen, tongentaal spreken en zieken genezen. Boon meent dat een christen eigenlijk verplicht is te vasten en zegt dat God een gelovige de autoriteit heeft gegeven om in dit vasten ‘de duivel te verslaan’, met andere woorden: demonen te verjagen. Bovenstaande maakt duidelijk dat dit totale onzin is.
[Bronnen: https://www.debijbel.nl/onderwerpen/s/vasten/1707, http://www.kutsalkitap.nl/zuilen/11.html, http://www.gotquestions.org/Nederlands/Christelijk-vasten.html, http://www.gotquestions.org/Nederlands/vastentijd.html, http://www.gotquestions.org/Nederlands/vasten-en-bidden.html ]
10.2. Contemplatieve technieken en passieve houding
Binnen charismatische kringen maakt men soms gebruik van contemplatieve technieken. Contemplatie is een andere term voor beschouwing en is verwant aan meditatie. Letterlijk betekent contemplatie ‘het scheiden van iets uit zijn omgeving’. Meestal gebruikt men de term specifiek bij de kloosterorden die een beschouwend leven leiden.
Hoewel contemplatie en meditatie aan elkaar verwant zijn, is er een verschil. Bij meditatie wordt vaak een onderwerp of iets of iemand, in het midden van de aandacht geplaatst (objectgerichte meditatie). Bij contemplatie probeert men zich meer ontvankelijk (vatbaar) op te stellen tot het onderwerp. Als onderwerp kan men bijvoorbeeld God, Jezus, een bijbeltekst, een spirituele tekst of een deugd kiezen.
Contemplatie kan objectgericht zijn – zoals meditatie dat is -, maar het veronderstelt een zekere mate van passiviteit en afhankelijkheid van het onderwerp: één en al aandacht (focus) op. Vaak gaat deze vorm van meditatie in de Rooms-Katholieke Kerk met een vorm van devotie gepaard.
De term ‘beschouwing’ zou een afstandelijke, misschien eerder rationele, benadering kunnen doen vermoeden, maar contemplatie veronderstelt juist dat de afstand tussen datgene/diegene die men beschouwt, overbrugd wordt. Het gaat eerder over een betrokken-zijn, van binnenuit, niet enkel met het verstand of met berekening, maar met alle zones van het mens-zijn, vooral van die waar men noodzakelijk het beheersbare (zeker het beheersende denken) moet leren loslaten. Contemplatie gaat uit van een passieve houding en behoort daarmee tot het domein van de overgave.
De bekendste contemplatieve technieken zijn het contemplatief gebed (bepaalde woorden blijven herhalen, ook wel repetitief gebed genoemd) en de lectio divina: een bijbeltekst aandachtig en indringend lezen (lectio), overweging van de tekst (meditatio), gebed (oratio) en nadere beschouwing (contemplatio).
Contemplatieve technieken zien we ook in het ‘soakingprayer’ (je ontspannen en de heilige Geest ‘uitnodigen’, zie verder ‘Soaken’) en in lofprijs en aanbidding (bijvoorbeeld herhalend zingen).
Contemplatie kan leiden tot mystieke ervaringen. In de mystiek is het hoogste doel om door middel van meditatie, trance en extase zichzelf ‘met God te verenigen en te aanschouwen’. Men past deze middelen toe, zodat men ‘godservaringen’ krijgt. Uit Jezus’ antwoord in Johannes 14:9 blijkt dat Hij niets moet hebben van het door mensen stimuleren van mystieke ervaringen. In vers 8 stelt de discipel Filippus een vraag aan Jezus die typerend is voor een mysticus.
Johannes 14:8-11: 8 Daarop zei Filippus: ‘Laat ons de Vader zien, Heer, meer verlangen we niet.’ 9 Jezus zei: ‘Ik ben nu al zo lang bij jullie, en nog ken je Mij niet, Filippus? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien. Waarom vraag je dan om de Vader te mogen zien? 10 Geloof je niet dat Ik in de Vader ben en dat de Vader in Mij is? Ik spreek niet namens mezelf als Ik tegen jullie spreek, maar de Vader die in Mij blijft, doet zijn werk door Mij. 11 Geloof Me: Ik ben in de Vader en de Vader is in Mij. Als je Mij niet gelooft, geloof het dan om wat Hij doet.’
Geen mens kan Gods gezicht zien en in leven blijven (Exodus 33:20), maar Filippus denkt aan een of andere openbaring van God, zoals die is verleend aan Mozes of zoals drie van de discipelen hadden gezien op de berg Tabor (de gedaanteverandering van Jezus). De profeten Elia (1 Koningen 19:11-13) en Jesaja (Jesaja 6) hadden Gods majesteit ervaren. Als discipel verlangde Filippus naar een soortgelijk teken om zijn geloof te bevestigen.
‘Ik ben nu al zo lang bij jullie, en nog ken je Mij niet, Filippus?’ Verdrietig, maar ook liefdevol en met een beetje berisping, spreekt Jezus Filippus aan bij naam en probeert zijn fout duidelijk te maken. Wist hij niet dat in Jezus de hoogste openbaring van God was gemanifesteerd? Daarom zegt Jezus: ‘Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien.’
Jezus’ woorden hebben geen referenties nodig, maar desgewenst zijn er Jezus’ werken: ‘Geloof Me: Ik ben in de Vader en de Vader is in Mij. Als je Mij niet gelooft, geloof het dan om wat Hij doet.’
[Bron: https://biblehub.com/commentaries/john/14-8.htm]
Twee voorbeelden
Hieronder volgen twee voorbeelden van het aanleren van een passieve houding in het charismatische onderricht. Bron is de tekst die de Belgische dr. Patrick Lens (1963) in 2008 gebruikte voor zijn colleges aan de Vrije Universiteit te Amsterdam over christelijke mystiek en charismatische theologie. Lens is docent fundamentele theologie en systematische theologie. Priester sinds 1988, Dominicaan sinds 2004. Hij gaat eerst in op tongentaal, dan op ‘woord van kennis’.
Over tongentaal:
‘…Tongentaal gaat ook niet altijd gepaard met emotie. Het kan wel iets heel diep raken in het psychische niveau of emoties losmaken. Toch zit er een spirituele dimensie onder, niet zozeer in de ervaring zelf, maar wel in de innerlijke houding die dit veronderstelt. Tongentaal is eigenlijk het loskomen van het intellect (evenwel zonder dat dit vermogen uitgeschakeld wordt; dit gebeurt enkel in de “extatische” fase) en het bewerkt een soort zuivering van de geest. Waarom? Tongentaal is bidden met woorden die je niet begrijpt. Het is bidden vanuit de intenties van de heilige Geest, ook al begrijp je die niet. Het is het loslaten van wat je zelf wilt; je bidt immers niet meer voor je eigen intenties. Door de tongentaal te beoefenen breng je als het ware tijdens je gebed de offerande van je wil. Door het onsamenhangende van de lettergrepen uit te drukken, moet je soms wel heel wat menselijk opzicht overwinnen; in die zin maakt tongentaal je ook een behoorlijk stuk nederiger. Tongentaal raakt misschien ook aan andere spirituele tradities, bijvoorbeeld het chanten (ritmisch spreken van woorden of geluiden) in de boeddhistische tradities. Maar waarom ook niet? Maar in de christelijke charismatische vernieuwing staat de lof van God centraal.’
En over ‘woord van kennis’:
’…Hoe ontstaan zulke boodschappen? Hoort de ontvanger iets? Blijkbaar gebeurt het meer via intuïtieve weg. Bedoeling is blijkbaar wel loskomen van het verstand (wat niet hetzelfde is als anti-intellectualisme!). We kunnen ook denken aan andere, niet-christelijke tradities, bijvoorbeeld de boeddhistische praktijk van de zen-koan: die heeft tot doel het discursieve (redenerend) intellect te relativeren en te overstijgen, zelfs te breken, en zo dieper tot bewustzijn (of tot leegte van bewustzijn) te komen. Maar in de christelijke spiritualiteit of mystiek is leegte van bewustzijn eerder een middel dan een doel: in de christelijke geloofsvisie gaat het niet om de leegte op zichzelf, maar om een houding die helemaal open staat voor God en werkelijk naar hem heeft leren luisteren.’
‘Wat betreft het verband met de mystiek zouden we hetzelfde kunnen zeggen als wat we hierboven gezegd hebben in verband met de tongentaal: wellicht is er een verschuiving mogelijk, nu eens in de richting van het menselijke, genadevol gedragen door God, dan weer eerder in de richting van God, waardoor zijn spreken ook klaarder wordt of waardoor men in ieder geval intuïtief sterker gewaar wordt dat het spreken werkelijk van God komt. Maar nogmaals: waarom zouden ook hier niet de genade en de natuur perfect op elkaar kunnen inspelen, al naargelang de persoonlijke spirituele groei van degene die het charisma van de profetie beoefent?’
Het is duidelijk dat in beide voorbeelden uitgelegd wordt dat je moet ‘loskomen van het verstand’: een passieve houding wordt aangemoedigd.
[Bron: http://www.stucom.nl/document/0263.pdf, pagina 4-6]
Soaken
Tegenwoordig wordt het ‘soakingprayer’ veel gestimuleerd in neo-charismatische kring. De praktijk van het soaken (of soaking) is ontstaan in de Toronto Blessing beweging. De Engelse term betekent zoveel als ‘doordrenken’ of ‘volzuigen’. Door te soaken wil men ‘de helende energie van de heilige Geest als een spons volledig opnemen’. Men wil ‘in de stilte luisteren naar wat de heilige Geest een persoon wil laten zien’. De nadruk ligt op rusten en meestal gebeurt het soaken dan ook liggend.
Zoals het contemplatieve gebed en de lectio divina gericht zijn op de stilte, zo is dit ook met soaken: ‘in de stilte God ervaren’. Het soaken wordt gepromoot door John en Carol Arnot (Catch The Fire Toronto), maar komt oorspronkelijk uit oosterse religie. Het wordt onder andere door de monniken in het boeddhisme en het hindoeïsme beoefend. Ook in New Age-kringen is het soaken geaccepteerd.
Volgens het (Catch the Fire) Soaking Prayer Center Den Haag is soaken ‘…een tijd van rusten onder zachte aanbiddingsmuziek. Het is dus geen tijd van strijd en gebed. Zachte en intieme aanbiddingsmuziek zal je helpen je ziel tot rust te brengen en je dichter bij God te brengen. (…) Het duurt vaak een minuut of vijftien, voordat je je gedachten een beetje tot rust hebt laten komen. Hoe vaker je soakt, hoe sneller je Gods tegenwoordigheid kunt ervaren.’ [Bron: http://www.soakingprayercenter.nl/soaking]
De belangrijkste elementen van soaken zijn: tot rust komen, op God gericht zijn, luisteren, zegenen en ontvangen. Hoewel men toegeeft dat je het woord ‘soaken’ niet terug kunt vinden in de bijbel, meent men dat de activiteit van het soaken en de uitwerking daarvan wel hierin is terug te vinden. Voor het soaken worden dan ook diverse bijbelteksten aangedragen om het een bijbelse legitimatie te geven, zoals Psalm 23:2-3a, 27:14, 37:7, 46:11, 62:6 en 131:2; Jesaja 30:15 en 40:29; Hosea 2:13, Sefanja 3:13b, Matt. 11:28-30, Lucas 11:13b en Efeziërs 5:18. [Bron: http://www.soakingprayercenter.nl/bijbel] De aangehaalde teksten betreffen echter niet het onderwerp. Het is totale inlegkunde door de aanhangers.
De in Torrance (Californië, VS) wonende Johanna Michaelsen (foto rechts) is een autoriteit op het occulte of esoterische gebied. Ze beweert tot haar bekering in november 1972 occulte gaven te hebben gehad, waarna zij zich tegen ditzelfde occulte gekeerd heeft. Ze is onder andere bekend door haar boek ‘The beautiful sight of Evil’ (1982). Michaelsen waarschuwt voor het soaken op haar Facebookpagina (oktober 2013): ‘De bijbel zegt dat we ons niet moeten inlaten met tovenarij, mystiek, waarzeggerij en dergelijk. “Soaking prayer”, “listening prayer” en andere mystieke oefeningen zijn onderdeel van het “contemplatief gebed” en contemplatieve spiritualiteit, die nergens te vinden zijn in de Schrift. Wat zegt de bijbel over het bijbels gebed? Het is gewoon praten met God met zijn wil in gedachten (1 Johannes 5:14). Een bijbels biddende gelovige begrijpt al dat Gods aanwezigheid altijd bij hem is (Psalm 139:7, Matteüs 28:20, 1 Korintiërs 6:19, 1 Thessalonicenzen 4:8, 2 Timoteüs 1:14).’
[Geraadpleegde bronnen: https://nl.wikipedia.org/wiki/Contemplatie, https://nl.wikipedia.org/wiki/Meditatie#Contemplatie, http://www.stucom.nl/document/0266.pdf, pagina 4-6, https://nl.wikipedia.org/wiki/Soaken ]
10.3. Kritiek op de manifestaties ‘in de geest’
Wat is ‘vallen of rusten in de geest’? Iemand legt een ander de handen op (of soms wijst of blaast men, of in het geval van Benny Hinn wappert hij met een jasje), waarna de ander achterover valt. Sommigen blijven daarna een tijd in zwijm op de grond liggen. Bekend zijn ook de ‘lachen’- en ‘dronken in de geest’-ervaringen, en het ‘brullen, blaffen en krijsen in de geest’. Minder komt voor het ‘dansen in de geest’ (een soort van tap- of balletdansen). In al deze gevallen ondergaat de gelovige een ‘veranderd bewustzijn’ en zou God een ‘diep werk’ in de desbetreffende persoon verrichten. Hebben deze manifestaties echter een bijbelse basis en zijn ze daadwerkelijk het gevolg van de werking van de heilige Geest?
De Belgische rooms-katholieke kardinaal èn voorstander van de charismatische vernieuwing Leo Jozef Suenens (1904-1996) was aangesteld om de charismatische vernieuwing binnen de Rooms-Katholieke Kerk internationaal te overzien. Suenens schrijft in zijn boek ‘Rusten in de Geest’ uit 1986 (nog voor de Toronto Blessing, 1994):
‘Het fenomeen waarover het hier gaat is helemaal niet onbekend in het verleden. De Kerk wordt bij herhaling geconfronteerd met lichamelijke uitingen die min of meer vergelijkbaar zijn.’ Suenens haalt voorbeelden aan die teruggaan tot zo’n 1700, daarmee niet zeggende dat daarvoor dit verschijnsel niet is voorgekomen.
Suenens haalt pater Georges A. Maloney s.j. aan, stichter van het Instituut Johannes XXIII voor de studie van de Oosterse spiritualiteit, dat verbonden is met de Universiteit van Fordham in de Verenigde Staten. Maloney schrijft in een studie gewijd aan ‘slain in the Spirit’: ‘Voor veel katholieke charismatici is dit fenomeen, dat bekend is bij de klassieke “Pentecostals” (pinkstergelovigen) onder de naam “slaying in the spirit”, nieuw voor onze generatie. In feite gaat het over een fenomeen dat al langer bestaat en dat gemeenschappelijk is in de geschiedenis van groepen die men “enthousiast” noemt, meer bepaald in de vernieuwingsbewegingen van New England en van de Oostkust (van de VS) in de zeventiende en negentiende eeuw.’
Suenens vervolgt met een citaat uit het dagboek van de Brit John Wesley (1703-1791), stichter van het methodisme. Deze geeft een relaas van een ervaring naar aanleiding van een liturgische viering op 1 januari 1739: ‘Rond drie uur ’s morgens, terwijl wij verder gingen met bidden, is de macht van God op ons neergedaald met zo’n kracht dat velen kreten begonnen uit te stoten, overmand door vreugde, en dat velen op de grond vielen.’ Later deelt Wesley mee in zijn dagboek (4 juni 1772) dat deze manifestaties, die in het begin talrijk voorkwamen, later uitzonderlijk werden, aldus Suenens.
‘Dergelijke fenomenen vindt men ook terug tijdens de eerste vergaderingen van het Leger des Heils (gesticht in 1878); men noemde dat: “Having a holy fit” (een heilige bezwijming ondergaan).’
‘Tijdens de grote religieuze vernieuwingsbeweging op het einde van de negentiende eeuw, waren verschillende sekten – waarvan er één de naam “shakers” (bevers) kreeg – getuige van hetzelfde fenomeen, op ruime schaal en op dramatische wijze, met bewustzijnsverlies, stuiptrekkingen, enzovoort.’
‘Dichter bij ons vermeldt de evangelist George Jeffreys, de stichter van de alliantie “Elim Foursquare Gospel” (1915), die ook een belangrijke impuls heeft gegeven aan de Pinkstergemeente tussen 1925 en 1953, het fenomeen en bestudeert hij het. Hij erkent het overdreven karakter van de lichamelijke verschijnselen die samengaan met de grote vernieuwingsbewegingen van 1895 en 1904, maar hij schrijft dit toe aan de weerstand aan de Heilige Geest van sommigen die volgens hem slachtoffer zijn van hun weigering.’
‘Meestal komt het “falling phenomenon” vandaag voor zonder die overdreven “trances” en “extases”, maar toch blijft de vraag hangen of het fenomeen behoort tot dezelfde familie.’
De kardinaal vervolgt: ‘Buiten de wereld van het christendom komen lichamelijke uitingen voor die tot op zekere hoogte vergelijkbaar zijn. Zij gaan samen met zekere religieuze ervaringen die inleiden tot een nieuwe zielstoestand, en die gezien worden als een mysterieus contact met het goddelijke; meestal zijn ze aanleiding tot een gevoel van vrede en van “overgebracht worden” naar een andere wereld; ze gaan al of niet samen met een vallen op de grond en met een zekere vorm van onbewustheid.’ Suenens noemt hierna de ervaringen van ‘trance’ en ‘extase’ in het leven van Boedha en Mohammed, maar gaat hier niet verder op in.
‘Het is belangrijk ook te weten dat het fenomeen terug te vinden is in oosterse sekten. Mircea Eliade wijdt er een gedegen studie aan in zijn boek over het sjamanisme.’
De Belgische kardinaal noemt als laatste voorbeeld de Amerikaanse gebedsgenezeres en evangeliste Kathryn Johanna Kuhlman (1907-1976). Zij was bevriend met Oral Roberts, een prominent figuur binnen de Healing Revival. Haar diensten in Carnegie Hall (Pittsburgh, VS) groeiden uit tot een begrip. Ze had een belangrijke invloed op de Word of Faith-gebedsgenezer Benny Hinn. In haar genezingsdiensten nam het verschijnsel ‘vallen en rusten in de geest’ een belangrijke plaats in.
‘Het fenomeen bleef niet beperkt tot de middens waarin het ontstond, en waarin het trouwens achteruit gaat. Het fenomeen kende deze laatste jaren een vlugge verspreiding over heel de wereld, deels ten gevolge van de internationalisatie.’
Suenens haalt de waarschuwing aan die David du Plessis, de vertegenwoordiger van de pinkstergemeenten tijdens het Tweede Vaticaans Concilie (11 oktober 1962 tot 8 december 1965), deed. ‘Hij vroeg met aandrang dat de katholieken niet zouden trappen in de vergissing van de pinksterkerken uit het verleden, door het “falling phenomenon” in te voeren dat hen heel wat ontgoochelingen had bezorgd.’
Kardinaal Suenens gaat in op de werking van de heilige Geest en zet dit af tegen het verschijnsel ‘vallen in de geest’:
‘De werking van de Heilige Geest laat zich kennen door delicate geestelijke aanraking, eerder dan door al of niet spectaculaire fysische manifestaties. Zijn tegenwoordigheid laat zich feilloos kennen waar er toename is van het geloof, van de theologische deugden van het geloof, hoop en liefde tot God en tot de naaste. De noodzakelijke oppervlakkige, want lichamelijke, uitingen mogen nooit belangrijker geacht worden dan dit fundamentele criterium.
Wij weten ook dat de Heilige Geest zich nooit laat vangen door een menselijke voorspelling; hij verschijnt niet op bevel.’
‘De Heilige Geest werkt niet in verwarring, en ook niet aan de lopende band. Hij houdt geen rekening met onze rijen van wachtenden en evenmin met onze vooraf geplande sessies. Hij is bij uitstek degene die niet kan worden voorzien of gemanipuleerd.
Men kan zichzelf geen mystieke genade verschaffen en ze ook niet afdwingen. Een mystieke genade is niet noodzakelijk voor herhaling vatbaar en kan nooit uitgelokt worden.’
Suenens besluit: ‘Alles wat we gezegd hebben over de onvoorspelbare en soevereine werking van de Heilige Geest, sluit het idee uit van een optreden dat dit fenomeen zou voorzien. A priori kan men zeggen: “De vinger Gods is niet daar”. Die is immers niet verzoenbaar met alles wat te maken heeft met psychologisch induceren (opwekken), suggestie, enzovoort. Men moet God vrijlaten en dus alles achterwege laten wat, bewust of niet, dit fenomeen loslaat in een groep a fortiori in een massabijeenkomst. Hoe talrijker de deelnemers zijn, hoe groter het risico van collectieve manipulatie, massapsychologie, enzovoort.
Het lijkt me heel belangrijk alles wat naar dergelijke fenomenen zweemt, niet toe te laten in onze liturgische vieringen. In Lourdes (Zuid-Frankrijk) is het voorgekomen dat priesters in liturgisch gewaad de een na de ander vielen op het einde van een viering in een kapel. Een van die priesters heeft me zelf ingelicht over de omstandigheden en het verloop. Dat alles zou zorgvuldig vermeden moeten worden.’
[Bron: http://www.stucom.nl/document/0229.pdf, pagina
22-55]
Trance en religieuze ervaringen in de opwekkingen van de achttiende eeuw
[Bronnen: http://www.apologetique.org/nl/artikelen/mens/antropologie/RS_trance_opwekkingen_achttiende.htm, http://en.wikipedia.org/wiki/Great_Awakening]
Binnen de Pinksterbeweging heeft trance en religieuze ervaring altijd een centrale rol gespeeld. Tegenwoordig is er echter sprake van een ware opleving van lichamelijke religieuze ervaring door bewegingen als de Toronto Blessing en mensen als Benny Hinn. Nu is bekend dat in allerlei historische opwekkingen binnen het christendom zich al dergelijke verschijnselen voordeden. Dit begint al in het boek Handelingen, met de uitstorting van de heilige Geest op de discipelen. En door de gehele kerkgeschiedenis heen kwamen allerlei charismatische bewegingen voor die ook opvielen door allerlei in het oog springende fysieke verschijnselen. Genoemd moet worden de beweging in Phrygië rond de profeet Montanus, in het midden van de tweede eeuw. Nog in de zevende eeuw werden er sporen van dit zogenaamde montanisme waargenomen. Ook tijdens de Reformatie kwamen allerlei bewegingen voor waarin zich fysieke verschijnselen en toestanden van trance voordeden. Vooral in de zogenaamde ‘radicale reformatie’ waar de wederdopers of anabaptisten allerlei visioenen en tranceverschijnselen ondergingen.
Onderstaande tekst richt zich op de opwekkingen in de achttiende eeuw (1700-1800), allereerst omdat daar veel naar verwezen wordt vanuit huidige vernieuwingsbewegingen zoals de Toronto Blessing, maar in de tweede plaats ook omdat die eeuw zich kenmerkte door een sterke groei van allerlei revivalistische bewegingen. Vooral Jonathan Edwards en de methodistische campmeetings worden daarbij genoemd. Ter vergelijking bespreken we ook een Nederlandse revival uit die tijd, de Nijkerker beroerselen, die zich voordeden in de periode 1749-1750.
De ‘Franse Profeten’
In 1681 was de vervolging van de protestanten (Hugenoten) in Frankrijk hevig. Lodewijk XIV gaf opdracht tot de zogenaamde ‘dragonnades’ die van 1683-1686 werden gehouden. De Hugenoten werden vervolgd en gearresteerd, en werden daarbij gedwongen over te gaan tot het katholieke geloof. Maar juist in die vervolgingen ervoer men een sterk geloof: visioenen en profetieën gaven hoop en uitzicht. In de streek ‘de Cévennes’, waar de vervolging het grootst was, kwam tegelijkertijd veel extase en profetie voor onder de protestanten. Kinderen hadden visioenen waar volwassenen aandachtig naar luisterden, als van de Geest. Bij veel profetieën, trancepreken en visioenen waren profetische boeken als Daniël, Joël en Openbaring vaak favoriet. Het was met name de protestante jeugd die trok naar de bijeenkomsten waar visioenen en het zogenaamde ‘tranceprediken’ (in een toestand van trance een boodschap doorgeven) een rol speelden. Ook veel vrouwen werden aangetrokken tot de wonderlijke bijeenkomsten. In de hopeloosheid van de situatie voor de protestante gelovigen namen de bijzondere verschijnselen flink toe. Toen eens een vergadering bedreigd werd door de Franse troepen had de voorgaande profeet een visioen van de engelen die hun zouden beschermen. Daardoor maakte de gemeente geen aanstalten om te vluchten. Vervolgens werden driehonderd mensen van die vergadering doodgeschoten door de Franse troepen.
Uiteindelijk vluchtten de protestanten die zich niet overgaven, en verspreidden zich over geheel Europa. Een deel kwam in Zwitserland terecht, waar bleek dat de ‘gift of inspiration’ de profeten verlaten had; de dramatiek was verdwenen. Maar in Londen vestigde zich een kleine groep ‘Franse Profeten’ die wel het vuur en de inspiratie bewaard hadden. In de samenkomsten in Engeland gebeurden opvallende dingen. Mensen huilden, sprongen en vielen als reactie op de prediking. Er zijn getuigenissen van mensen die in vreemde talen spraken (Latijn en Hebreeuws worden hierbij genoemd). De manifestaties werden steeds extremer. Een van de profeten, John Lacy, kreeg in 1711 een opdracht van de heilige Geest om van zijn vrouw te scheiden en samen met een andere vrouw, een profetes genaamd Elizabeth Gray, samen te gaan leven. Na wat weerstand vanuit de groep van gelovigen accepteerde men dit uiteindelijk als ‘a special instance of the inscrutability of God’. Zo verwijderde de beweging zich meer en meer van het mainstream protestantisme.
Een ander gedeelte van de vervolgde Hugenoten vluchtte naar Halle, het centrum van het piëtisme (vroomheidsbeweging in de Lutherse Kerk uit de zeventiende en achttiende eeuw) in Duitsland. Anderen vluchtten naar Zweden, Holland en Polen. De beweging van de Franse profeten in deze verstrooiing is nooit geworden tot een grote opwekkingsbeweging. Wel is er een invloed geweest op het piëtistisch denken, op het methodistisch denken van Wesley, en zijn er uiteindelijk lijnen te trekken naar de religieuze groep de Shakers, waar zich ook allerlei manifestaties voordeden.
Britse opwekkingen
In Engeland kwamen de Franse profeten in aanraking met de Anglicaanse theoloog John Wesley (1703-1791), stichter van de Methodisten. Bij Wesley ontstond de visie dat dergelijke fysieke manifestaties een gedeelte van het proces van de wedergeboorte waren.
John Cennick (1718-1755), een twintigjarige volgeling van Wesley, preekte gedurende 1739-1740 in Kingswood (bij Bristol, Zuid-west Engeland) voor een gehoor van hoofdzakelijk mijnwerkers. Mensen schreeuwden het uit en vielen op de grond. Cennick schreef veel van de manifestaties toe aan de duivel.
Tijdens de Schotse Opwekking van 1742-1743 veranderde de visie op dat de manifestaties gerelateerd moesten worden aan de wedergeboorte. Een van de leiders in Schotland schreef de ervaringen toe aan een ontspanning van de geest, door het werk van de Geest, waarop wel een reactie van het lichaam moest volgen.
Onder leiding van de Schotse predikant te Cambuslang, William M’Culloch (1691-1771), brak op 18 februari 1742, na drie dagen van gebed en vasten, een opwekking uit. M’Culloch volgde Whitefield (zie verder), maar waar bij Whitefield de uitingen van de mensen zich veelal beperkten tot huilen en hevige emotie, begonnen tijdens de bijeenkomsten van M’Culloch allerlei lichamelijke manifestaties plaats te vinden. Mensen ervoeren allerlei pijnen in hun lichaam en vielen op de grond. In 1743 was de Schotse opwekking al weer over haar hoogtepunt heen. M’Culloch bleef nog tientallen jaren predikant te Cambuslang, maar na 1743 hebben zich daar nooit meer manifestaties voorgedaan.
Theologisch bleef John Wesley worstelen met zijn benadering van de buitengewone verschijnselen. Aan de ene kant zag hij het gevaar dat de manifestaties te veel benadrukt werden; aan de andere kant was er ook het gevaar om de manifestaties geheel geen plaats te geven. In 1758 was er in Everton (Engeland) door de prediking van Wesley een opwekking die in totaal drie jaar duurde. Het bijzondere van deze opwekking was dat de buitengewone verschijnselen zich voordeden tijdens de gewone liturgische kerkdiensten (dit zien we overigens ook in Nijkerk, zie verder). Toen de opwekking in Everton voorbij was ontstond er bij de gelovigen ter plaatse grote twijfel: was het echt wel het werk van God geweest?
Nijkerker Beroerselen
In 1749 werd de 26-jarige Gerardus Kuypers (1722-1798) als predikant van de Gereformeerde Kerk beroepen te Nijkerk, op de Nederlandse Veluwe. Tijdens een preek in een gewone zondagsmorgendienst, 16 November 1749, werd de gehele gemeente aangeraakt. ‘Tranenbeken’ werden gestort en mensen snikten het uit. ‘Ja, omtrent of onder het geeven van den zeegen sommige, zeer bevreest zijnde en bevende, vielen neerder voor de voeten, kunnende niet staan van weegen de beroering, die de levende indrukken hunner zielsnooden in hunne lichaam werkte’ (uit een brief van Kuypers). Er begon daarna een tijd van vele beroeringen, welke zijn hoogtepunt bereikte in mei 1750. Sommigen moesten grote angsten doorstaan: men verstijfde en was niet meer in staat zich te bewegen, of men viel flauw. Vanuit Nijkerk verspreidde de beweging zich naar andere plaatsen als Hoogeveen of Aalten. Vanuit de Nijkerker beroerselen zijn er lijnen te trekken naar de Schotse Opwekking: Kuypers weigerde namelijk al deze aandoeningen als directe werkingen van de Geest te zien. Ze waren volgens hem meer een gevolg van de werkingen van de Geest, een reactie van het lichaam op dit werk.
In 1980 legde de Nederlandse cultureel antropoloog Jojada Verrips (1942) een link tussen de verschijnselen en moederkorenvergiftiging. Moederkoren was een zwam die voorkwam in allerlei granen, maar vooral in rogge. De bijverschijnselen van dit gif zijn hallucinaties en visioenen; het heeft dezelfde werking als lsd. In die tijd hadden de armen geen geld om tarwebrood te eten en aten zij hoofdzakelijk roggebrood. Dit verklaart dan, volgens Verrips, dat de mensen die de verschijnselen ondergingen, vooral uit arme en sociaal mindere milieus kwamen. De cultuur van de achttiende eeuw was dermate doortrokken van religie dat het zeer voorstelbaar is dat men massale hallucinaties toeschreef aan goddelijke krachten. Toch is het een te specifieke verklaring. Immers, hoe verklaar je dan soortgelijke verschijnselen in andere culturen waar geen roggebrood werd gegeten? En hoe verklaar je dat men nu tegenwoordig, bij een evenwichtige voeding, dergelijke verschijnselen ondergaat?
The First en Second Great Awakening
De term Great Awakening (Groot Ontwaken) verwijst naar een aantal periodes van religieuze opleving in de Amerikaanse geschiedenis tussen het begin van de achttiende eeuw en de late negentiende eeuw. The First Great Awakening begon na 1730 in New England en in Boston, en duurde tot ongeveer 1743. Predikanten uit verschillende evangelische protestantse kerkgenootschappen ondersteunden de opwekking. De grote leiders waren de Engelse Anglicaanse voorganger George Whitefield (1714-1770) (illustratie links) en vooral de Amerikaanse puriteinse (streng en vroom) voorganger en theoloog Jonathan Edwards (1703-1758) (illustratie rechts). In het midden van de koloniën beïnvloedde hij niet alleen de Britse kerken, maar ook de Nederlandse en Duitse. Overigens was er een aantal decennia eerder al een opwekking begonnen onder de Hollandse immigranten, in de Dutch Reformed Church.
Edwards ging genuanceerd om met buitengewone verschijnselen en hij wees op de gevaren van het onkritisch accepteren ervan. Over het algemeen wordt hij beschouwd als degene die de grootste invloed in de First Great Awakening heeft gehad. De leiders van deze opwekking zochten een sterke emotionele reactie van hun publiek, welke het ervaringsgerichte bewijs zou zijn van de werking van de heilige Geest.
The Second Great Awakening begon in de late achttiende eeuw en duurde tot ongeveer 1850. Gedurende de periode 1800-1850 groeide de bevolking van de Verenigde Staten van vijf miljoen naar dertig miljoen en bewoog de grens van bewoning steeds meer verder westwaarts. Revivals (opwekkingen) werden de belangrijkste manier van kerstening (bekering) van de groeiende bevolking. Hoewel het zich in alle delen van de Verenigde Staten voordeed, was The Second Great Awakening vooral sterk in het noordoosten en midwesten, vooral in de regio in het westen van New York. De opleving was uniek, omdat het een stap verder ging dan de opgeleide elite van New England. Men concentreerde zich meer op degenen die minder rijk en opgeleid waren. Centraal in de prediking waren de hel en verdoemenis.
Campmeetings
De opwekking die rondom 1800 plaatsvond in het zuiden en westen van Amerika wordt de ‘Great Revival’ genoemd. Deze kenmerkte zich door een massale uitbreking van buitengewone verschijnselen.
Centrale figuur in de ‘Great Revival’ was James McGready (1760), een presbyteriaanse voorganger. Hij had een visie voor opwekking in deze streek, daarom drong hij bij mensen erop aan een verdrag te ondertekenen waarbij men zich verplichtte op speciale tijden, wekelijks, gedurende een jaar te bidden voor de uitstorting van de heilige Geest. Een aantal andere presbyteriaanse voorgangers die later een rol van betekenis ging spelen, werden aangetrokken door de benadering van McGready, zoals de gebroeders John (die later methodist werden), William McGee, Barton W. Stone en William Hodge. In hun prediking schetsten zij een levendige voorstelling van de hel. De opwekking begon in 1797, werd meer algemeen in 1798, en had haar doorbraak in 1799.
In juni 1800 was er in Red River (New Mexico), de plaats waar McGready voorganger was, een bijeenkomst waar diverse presbyteriaanse voorgangers bij elkaar waren. Toen bijna alle voorgangers daar weg waren gebeurde er onder de prediking van McGee iets opmerkelijks: ‘Suddenly a woman who had long been seeking self-assurance of her salvation began shouting and singing.’ Na afloop van deze bijeenkomst was er een grote stilte, waarbij McGee huilend op de grond zat. Toen stond hij op en moedigde het publiek aan om God in hun hart toe te laten. Vanaf dat moment begonnen de mensen te schreeuwen en te huilen. Overal vielen mensen op de grond. Toen later de overige leiders terugkwamen en zagen wat er aan de hand was, concludeerden zij unaniem dat dit het werk van God was. Vanaf dit moment werden overal campmeetings georganiseerd om het werk van de geest van God vrije doorgang te laten vinden.
Een maand later, juli 1800, was er in Gasper River, Tennessee, een bijeenkomst waar velen vielen en niet in staat waren op te staan, totdat zij verzekerd waren van hun wedergeboorte. Ooggetuige en leider Barton W. Stone (1772-1844) beschrijft het gebeuren levendig: ‘The scene to me was new and passing strange. It baffled description. Many, very many, fell down, as men slain in battle, and continued for hours together in apparently breathless and motionless state -sometimes for a few moments reviving, and exhibiting symptons of life by a deep groan, or piercing shriek, or by a prayer for mercy most fervently uttered. After lying thus for hours, they obtained deliverance.’ De opwekkingsbewegingen verspreidden zich afzonderlijk onder de verschillende denominaties: baptisten, presbyterianen en methodisten. De campmeetings zelf echter waren vaak inter-denominationele happenings.
In de herfst van 1801 was Stone de centrale leider van een in Cane Ridge (Kentucky) gehouden opwekking. Deze campmeeting wordt algemeen beschouwd als het hoogtepunt van de toenmalige Revival. Geschat wordt dat hier zo’n 25.000 mensen aanwezig waren. Tijdens de bijeenkomsten werden velen aangeraakt. In een bijeenkomst geldt dat ‘in less than twenty minutes scores had fallen to the ground. Paleness, trembling, and anxiety appeared in all; some attempted to fly from the scene panic-stricken, but they either fell or returned immediately to the crowd, as unable to get away.’ Tijdens deze campmeetings verdween de scheiding tussen zwart en blank. Ook kinderen kregen allerlei manifestaties en uitten zich door middel van ‘trance preaching’. Op een moment vielen zelfs meer dan vijfhonderd mensen op de grond. De mensen die werden ‘aangeraakt’ bevonden zich door alle lagen van de bevolking heen: sterk en zwak, mannen en vrouwen, kinderen en volwassenen, onwetenden en geschoolden, leiders en leden; allen werden aangedaan door wat er gebeurde. Opmerkelijk was de grote rol die jonge mensen en kinderen speelden.
‘The most frequent forms (van verschijnselen) were falling to the ground, jerking, barking, and dancing.’ ’Imagine a group of persons gathered together for worship and someone in the midst of the spirited singing or earnest exhortation suddenly uttering a piercing shriek and falling to the floor. Immediately others in all parts of the room would follow the example set, and many would lie prostrate.’
De gebeurtenissen op de Cane Ridge campmeeting waren besmettelijk. Het was bijna onmogelijk om niet aangedaan te worden. Intelligente mensen die vol scepsis naar het veld gingen, eindigden gevallen op de grond. Voordat de mensen vielen uitten ze vaak een scherpe gil, sommigen bewogen hun handen en voeten zeer snel op en neer. Daarna lag men op de grond, gewoonlijk met een langzamere polsslag. Na een schreeuw stond men op en gaf ‘de glorie aan God’. Sommigen spraken terwijl ze lagen, anderen zagen visioenen tijdens deze tijd. De periode dat men op de grond lag kon variëren tussen de vijftien minuten en 24 uur. Al die tijd waren deze mensen zich bewust van hun omgeving, maar waren ze vaak niet in staat zich te bewegen.
Andere manifestaties waren een schudden van het hoofd, razendsnel op en neer springen, en heen en weer rennen. Ook maakten mensen brul- en blafgeluiden. Anderen gingen dansen en over de grond rollen. Degenen die aangedaan werden door deze ervaringen, ervoeren vaak trance en visioenen. Stone vat het aantal ‘exercises’ tot zes samen: het vallen, het rollen, de zogenaamde ‘jerks’ (zenuwtrekkingen en oncontroleerbare bewegingen), blaffen, dansen en lachen.
In feite kwamen manifestaties in het westen van Amerika al de gehele eeuw voor, met name bij de methodisten, maar het bijzondere aan de gehele opwekking van 1797-1805 was de frequentie (hoe vaak iets gebeurt) van die manifestaties.
De bijzondere verschijnselen werden beschouwd als het werk van God. Feitelijk begon men pas met het zoeken naar legitimatie toen de manifestaties al eenmaal waren begonnen. Veelvuldig werden teksten uit de bijbel geciteerd om te rechtvaardigen dat neervallen, beven en dansen bijbelse activiteiten waren. Maar er was ook een sterke oppositie tegen de manifestaties. Vooral de conservatieve presbyteriaanse leiding wees de manifestaties af en noemde het hypocrisie, van de duivel of hekserij.
De Amerikaanse Catharine Caroline Cleveland wees in haar dissertatie (wetenschappelijke verhandeling ter verkrijging van de graad van doctor) op de verklaring van hypnotische suggestie. Zij schreef haar dissertatie in 1916, toen de psychologie nog in de kinderschoenen stond; desalniettemin zijn haar opmerkingen waardevol: ‘Those who attended the Great Revival meetings expected to experience certain feelings and to see certain results. This led to expectant attention with the usual result which follows the possession of the mind by a dominant idea.’ Dit verwachtingspatroon is belangrijk. Mensen kwamen niet geheel onvoorbereid op de bijeenkomsten af: ‘Those who came knew what to expect (many had been to campmeetings before) and if they responded with unusual enthusiasm this could be explained by their lack of regular access to worship services and by the duration of the event.’
De Amerikaanse hoogleraar in geschiedenis John B. Boles (1943) wees in 1972 ook nog op een algemeen religieus godsbesef wat aanwezig was bij de mensen in de regio, zelfs de niet-religieuzen. Mensen hadden een idee van een God die overal de hand in had, die controle had over alles wat gebeurde (terwijl anderszins velen niet actief met het christelijk geloof bezig waren). De opwekkingspredikers haakten hier op in door de gruwelijkheden van de hel tot in details te beschrijven. Die preken liepen altijd uit op een roep tot bekering. De mensen waren dan al zo meegesleept in het betoog, dat zij zich hierbij volledig overgaven aan God, waardoor die bekering gepaard ging met allerlei uitwendige verschijnselen. Toch wijst Cleveland erop dat de manifestaties vaak onvrijwillig werden ondergaan: ‘There is no doubt that the exercises were in many cases involuntarily’, alhoewel er ook anderen waren die de manifestaties vrijwillig ondergingen: ‘still others entered upon them voluntarily, impelled by the desire to attract attention and by various other motives.’ Dat mensen de manifestaties niet altijd vrijwillig ondergingen wordt ondersteund door de vele verhalen van tegenstanders van de opwekking en de sceptici, die toch neervielen.
Nog een organisatorisch punt wat Boles noemt, en wat zeker een factor is voor de totale sfeer, was de tijdsduur van de bijeenkomsten. Deze gingen gedurende de campmeetings vaak dag en nacht door. Daardoor kregen velen hun nachtrust niet en raakte men hierdoor emotioneel meer ontvankelijk.
De campmeetings waren geen spontane gebeurtenissen. In later tijd verscheen een ‘Campmeeting Manual’, geschreven door een methodistische dominee die allerlei praktische tips en leidraden voor een meeting gaf. Voordat een meeting begon werd er eerst een publiciteitscampagne gehouden. Daarna werden de meetings goed en gestructureerd opgezet. Zo was Whitefield een uitmuntend organisator. Hij had een groep assistenten rondom zich en een weldoordachte strategie hoe de opwekking te brengen. Er werd veel geld en moeite in de campagnes gestopt, zodat de bijeenkomsten uiteindelijk massa’s mensen trokken.
Conclusies
Als we naar de boven beschreven verschijnselen kijken, doemt de vraag op naar de aard van deze ervaringen. Kunnen we spreken van trance en dissociatie (toestand dat je geen aandacht voor je omgeving hebt) of moeten we de manifestaties wellicht benaderen met psychologische termen als massahysterie? Het vermogen tot trance en ‘spirit possession’ (de veranderde bewustzijnstoestand die de gelovige ondergaat, als gevolg van invloeden van de bovennatuurlijke wereld, het goddelijke of het demonische, en welke zich fysiek uit) is een deel van het menselijk genetisch materiaal. Tijdens de opwekkingen wordt dit deel gestimuleerd, en kan een plaats krijgen door de religieuze bijeenkomsten. Dit heeft implicaties voor de theologische benadering. Als trance een menselijk vermogen is, dan hoeft zij niet per definitie van de Geest of van de duivel te komen. Een gezichtspunt van trance als menselijk vermogen kan wellicht oplossing bieden aan de fervente voor- en tegenstanders, en de daartussen gehouden scherpe veroordelende discussie. Als we trance accepteren hoeven de theologische antwoorden niet zozeer gezocht te worden in het bovennatuurlijke, als wel in een emotioneel vermogen van de godsdienstige mens.
Tenslotte moet nog het belangrijke punt van het verwachtingspatroon worden genoemd. Mensen ondergingen de manifestaties omdat zij er naar uitzagen, er naar verlangden. Veelal waren ze voorbereid door verhalen van opwekkingen elders en dat maakt dat men, wanneer de verschijnselen zich voordoen, zich er eerder aan overgeeft. Door het verwachtingspatroon wisten mensen hoe ze moesten reageren op de verschijnselen. Het was het teken dat God aanwezig was en dat men mocht reageren op die aanwezigheid van God.
Naar Toronto
Als we tot slot een korte vergelijking trekken tussen hedendaagse vernieuwingsbewegingen als de Toronto Blessing en personen als Benny Hinn enerzijds, en de opwekkingsbewegingen in de achttiende eeuw anderzijds, dan vallen een aantal overeenkomsten en verschillen op.
Allereerst speelt tegenwoordig persoonlijke bekering een ondergeschikte rol. De manifestaties worden beschouwd als het werk van de Geest in de gelovigen, of als emotionele en lichamelijke reacties op dit werk. In de achttiende eeuw was men veeleer geneigd om de manifestaties te zien als werk van de wedergeboorte. (Een uitzondering hierop zijn de Franse Profeten, waar men ook een plaats gaf aan charismata: de Geestesgaven die de mens verkregen heeft en die zich uit door ‘spirit possession’.)
Toch lijkt het erop dat tijdens de campmeetings de manifestaties veelvuldig voorkomen, zodat mensen ze meermalen ondergingen. Alhoewel de verklaringen van deze manifestaties gekoppeld werden aan de wedergeboorte, kan toch gesteld worden dat zij verder voerden. In ieder geval kan een mens maar één keer wedergeboren worden. Maar ook kwamen daar allerlei tranceverschijnselen voor die gepaard gingen met visioenen en het doorgeven van boodschappen.
De Toronto beweging vertoont derhalve sterke overeenkomsten met de campmeetings, niet in het minst vanwege haar democratische gehalte. Tijdens de campmeetings was er niet één centrale bemiddelaar, zoals later Edwards of Wesley, maar konden gewone gelovigen de heil en de kracht van de Geest doorgeven. In groepjes kwam men bij elkaar om die Geest te ervaren en de manifestaties te ondergaan, alhoewel er ook massale bijeenkomsten waren. Maar ook op die massale bijeenkomsten waren er allerlei lokale groepjes. Men kon immers niet één spreker voor tienduizenden mensen laten spreken zonder versterking.
Een ander punt van verschil is de impact van de beweging op de cultuur (gewoonten en gebruiken). De opwekkingen in de achttiende eeuw hadden een enorme invloed hierop: kerkgang nam toe, mensen wijzigden hun levensstijl. In huidige vernieuwingsbewegingen zien we nauwelijks een verandering in de cultuur, alhoewel vele miljoenen mensen zich betrokken voelen bij de beweging. Dit heeft te maken met de ondergeschikte positie die religie inneemt in de huidige cultuur, maar ook de neiging om religie te beperken tot de persoonlijke levenssferen.
De bewegingen van de achttiende eeuw komen met de Toronto Blessing overeen als we kijken naar de centrale plaats die de verschijnselen innemen. Ook hier lijken de campmeetings weer sterk op de huidige vernieuwingsbeweging. Bezoekers waren bij de campmeetings niet in staat weerstand te bieden aan de manifestaties en vielen op de grond, of kregen hevige huilbuien. Ook nu ondergaan bezoekers van vernieuwingsbijeenkomsten gemakkelijk de manifestaties. Beide bewegingen sluiten aan op een algemene menselijke hang naar ervaring. Hierbij komt nog dat in onze huidige cultuur religieuze ervaring weggerationaliseerd is. Bewegingen zoals de Toronto Blessing en de campmeetings die ervaring weer willen terugbrengen, kunnen dan ook beschouwd worden als protestbewegingen tegen de rationele geloofsbeleving van veel christenen of tegen het starre dogmatisme.
Bijbelse onderbouwing van de manifestaties ‘in de geest’?
In zijn boek ‘Vallen in de Geest’ bespreekt de Nederlandse charismatische theoloog WiIlem J. Ouweneel (zie hoofdstuk 9.2.) het verschijnsel. Uit de boekrecensie in ‘Oogst’, april 2009, door Pieter Siebesma:
‘Volgens Ouweneel zijn degenen die hier moeite mee hebben gelovigen die moeite hebben met charismatische uitingen in het algemeen. Of in zijn eigen woorden: “Deze broeders en zusters zijn mensen die alles geloven wat in de Bijbel staat, maar terugschrikken als puur Bijbelse fenomenen ook in hun eigen omgeving opduiken. Het zou gemakkelijker zijn, als ze wel eens in extase voor God waren geweest (…) als ze wel eens in tongen gesproken of geprofeteerd hadden, als ze wel eens zieken de handen opgelegd hadden (…) of als ze wel eens een demon hadden uitgeworpen” (blz. 89).’
Niet hetzelfde
‘Nu zit hier mijn voornaamste punt van kritiek op dit boek. Hoe men ook over het spreken in tongen, profeteren, bidden voor genezing of bevrijding mag denken, niemand zal ontkennen dat het in de Bijbel staat. Gelovigen die dit doen, mogen zich hiervoor terecht op de Bijbel baseren. En zij die hiertegen bezwaar maken, dienen aan te tonen dat wat op dit vlak vandaag gebeurt niet hetzelfde is als ten tijde van de Bijbel. Maar hoe duidelijk spreekt de Bijbel over het vallen in de Geest? W.J. Ouweneel noemt zeven teksten uit het Oude Testament als bewijs hiervoor (Gen. 17:1-3; Lev. 9:24; Joz. 5:13-14; Richt. 13:17-20; 1 Sam. 28:20; 2 Kron. 5:13-14; 1 Kon. 18:38-39), en nog eens zeven andere tekstverwijzingen die speciaal gaan over profeten van God: Bileam (!) in Numeri 22:31 en 24:4, Ezechiël in Ezechiël 1:28, 3:22-23 en 43:2-3, en Daniël in Daniël 8:15-18 en 10:4-11.’
Inlegkunde
‘In nagenoeg alle eerste zeven teksten gaat het niet over het vallen in de Geest, maar over de oud-oosterse manier van eer bewijzen, namelijk door je naar voren op de grond te laten vallen. Bijvoorbeeld in Jozua 5:13-14 staat een man tegenover Jozua met een uitgetrokken zwaard in zijn hand. Wanneer Jozua vraagt wie hij is, en hij zich bekend maakt als de Vorst van het leger des HEREN, valt Jozua op zijn gezicht ter aarde en buigt zich neer. Zoals men aan een koning hulde bewijst, zo bewijst Jozua eer aan deze engel. Dat dit slaat op het vallen in de Geest, is mijns inziens een vorm van inlegkunde. De enige uitzondering daarop is 2 Kronieken 5:13-14, waarin wordt beschreven dat de priesters niet konden staan vanwege de heerlijkheid des HEREN. Maar zelfs deze tekst kan anders geïnterpreteerd worden. Bij de voorbeelden genoemd in Daniël en Ezra valt op dat deze profeten op hun gezicht vallen, wanneer ze God zien.’
Kritische vragen
‘Ook in het Nieuwe Testament vindt Ouweneel zeven voorbeelden van het vallen in de Geest (Matt. 17:1-6; Matt. 18:3-6; Matt. 28:2-4; Joh. 9:3-4; Hand. 16:25-29 en Openb. 4:10; 5:8 en 5:14). Het ontbreekt aan ruimte om deze teksten uitvoerig te bespreken. Ook een aantal van deze teksten spreken over het zich naar voren werpen of laten vallen om eer te bewijzen. De lezer oordele zelf. Ouweneel geeft zelf ook toe dat veel van deze teksten anders vertaald kunnen worden en ook worden vertaald.’
‘Opmerkelijk is dat nagenoeg altijd wordt gesproken van het naar voren (laten) vallen, terwijl bij het vallen in de Geest mensen meestal naar achteren vallen. In het Nieuwe Testament vinden we een aantal voorbeelden dat de Heilige Geest op mensen valt (zie bijv. Hand. 1:8; 8:16; 10:16; 11:15), maar niet dat de mensen als gevolg daarvan ook letterlijk vallen.’
‘Kortom, het Bijbelse bewijs vind ik nogal mager. De vraag is natuurlijk wel of het vallen in de Geest daarom altijd verkeerd is. Immers, als de Bijbel er niet over spreekt, hoeft het daarom per definitie niet fout te zijn, zoals ook Ouweneel zelf aangeeft. Maar dat geeft ons wel het recht kritische vragen te stellen bij dit verschijnsel.’
[Bron: http://www.vergadering.nu/boekouweneel-vallen-in-de-geest.htm ]
‘Lachen in de geest’
Het ‘lachen in de geest’ (‘heilig lachen’ of ‘holy laughter’) komt er op neer dat u zo vol bent van de ‘heilige Geest’ dat u een enorme lachkick krijgt. Het gaat soms zo ver dat men er ‘dronken van wordt in de geest’. Men zou dan zo vol van Gods glorie zijn, dat men niet meer op de benen kan blijven staan en als een dronken persoon rondloopt. Nergens in de bijbel zien we echter dat er ook maar iemand is die zo onbedaarlijk uitbarst in lachen dat hij of zij niet meer normaal kan functioneren.
‘Dronken in de geest’
In de bijbel wordt in diverse teksten gewaarschuwd voor dronkenschap.
‘Toen zei de HEER tegen Aaron: “Jij en je zonen mogen geen wijn of bier drinken voor je naar de ontmoetingstent komt, anders sterven jullie. Deze bepaling blijft voor jullie en je nakomelingen voor altijd van kracht. Jullie moeten onderscheid kunnen maken tussen wat heilig is en wat niet, tussen wat rein is en onrein, en de Israëlieten uitleg geven over alle bepalingen die de HEER bij monde van Mozes aan hen bekendgemaakt heeft.”‘ (Leviticus 10:9-10)
Deze waarschuwing was bedoeld voor de joodse priesters. Zij waren de religieuze leraren van het joodse volk.
‘Van wijn word je een spotter, van bier een braller, wie zich bedrinkt, verliest zijn verstand.’ (Spreuken 20:1)
‘Laat je niet verleiden door de glans van wijn, wanneer hij fonkelt in de beker. Hij glijdt zo makkelijk over de tong, maar later bijt hij als een slang, spuit hij gif als een adder. Dan zie je vreemde dingen en begin je wartaal uit te slaan.’ (Spreuken 23:31-33)
‘Bedrink u niet, want dat leidt tot uitspattingen, maar laat de Geest u vervullen…’ (Efeziërs 5:18)
Als in de bijbel gewaarschuwd wordt voor dronkenschap, zal God dan als uiting van de heilige Geest zijn kinderen dronken gedrag laten vertonen?
Als tegenwerping haalt de Toronto-beweging twee bijbelteksten aan, namelijk Efeziërs 5:18 (hierboven al weergegeven) en Handelingen 2:13-15: ‘Maar sommigen zeiden spottend: “Ze zullen wel dronken zijn.” Daarop trad Petrus naar voren, (…) en sprak de menigte toe: “(…) Deze mensen zijn niet dronken, zoals u denkt;…” De beweging stelt hiermee dat de heilige Geest wel degelijk de oorzaak kan zijn van de ‘dronken in de geest’-manifestaties.
Efeziërs 5:18 is (evenals de verzen 16-17) een uitbreiding van vers 15: ‘Let er dus goed op welke weg u bewandelt, gedraag u niet als dwazen maar als verstandige mensen.’ Drank maakt meer kapot dan je lief is. Je kunt je beter door de Geest laten vervullen en samenkomen om te zingen tot Gods eer (vers 19). Heeft niets met een zogenaamde ‘dronken manifestatie’ te maken. [Geraadpleegde bron: http://bijbel.eo.nl/bijbel/efeziers/5 ]
In Handelingen 2 heeft de spottende opmerking betrekking op het in vreemde talen spreken van de discipelen op Pinksteren. Heeft niets te maken met zogenaamd dronken gedrag; de discipelen liepen niet waggelend rond, zoals wel het geval is tijdens het ‘dronken in de geest’ zijn.
‘Vallen – en rusten – in de geest’
Veel aanhangers van het ‘vallen (en rusten) in de geest’ zeggen dat de geest van God de mensen neerslaat. Dit staat echter nergens in de bijbel. Wanneer mensen zich op hun aangezicht hebben geworpen, moeten ze meteen weer opstaan en krijgen daarvoor ook de kracht, en indien nodig zelfs bij herhaling.
In de bijbel vallen mensen nooit door de tussenkomst van een ander mens. Er is niet iemand die met deze mensen bidt, de handen oplegt of zelfs maar naar ze wijst. Ze ‘vallen’ (buigen in aanbidding voorover neer; dit was een manier van eer betuigen) als ze een goddelijke ontmoeting hebben en nooit komt er iemand anders aan te pas. Geen mensen die in rijen aanschuiven om te willen vallen. Er waren geen herhalende refreinen die de mensen voorbereiden op mystieke ervaringen. Er was geen schreeuwen van ‘Vuur!’ en ‘Meer, Heer!’ of dit soort dingen.
Tijdens het ‘vallen in de geest’ vallen de mensen (bijna) altijd achterover. In de bijbel staat wel dat men achterover viel, maar dat was dan door een oordeel van God, vanwege ongeloof of zonde. Zoals de Romeinse soldaten en dienaren van de hogepriesters en de farizeeën in de hof van Getsemane, toen zij Jezus wilden gevangennemen: ‘Toen Hij zei: “Ik ben het”, deinsden ze achteruit en vielen op de grond.’ (Johannes 18:6) Of zoals de rechter (richter) Eli die achterover viel van zijn bank en zijn nek brak, als oordeel over het wangedrag van zijn zonen (1 Samuel 3:14), toen hij hoorde dat de Filistijnen de Ark op het Joodse volk hadden veroverd (1 Samuel 4:18).
Als je bepaalde filmpjes op you tube bekijkt met betrekking tot ‘in de geest’-manifestaties dan valt je op dat de diensten bestaan uit mensen die over elkaar heen vallen, krijsen en brullen, schudden, onbedaarlijk lachen, en dierlijk en oncontroleerbaar gedrag ten toon spreiden. Dit zijn wellicht excessen, maar beschouw in dit kader eens de volgende bijbeltekst: ‘…, want God is niet een God van wanorde maar van vrede. Zo is het in alle gemeenten van de heiligen.’ (1 Kor. 14:33)
In dit licht gezien kan het onmogelijk de heilige Geest zijn die deze ervaringen veroorzaakt. Hij heiligt ons niet door als een demon bezit te nemen van ons en ons te dwingen om rare, submenselijke dingen in wanorde doen.
Door de Toronto Blessing zijn de ‘in de geest’-manifestaties wereldwijd verspreid. Een bijbelse grondlegging is er echter niet. Integendeel, de bijbel roept ons juist op om ‘nuchter en waakzaam’ (HSV) (Grieks: néphó: op de hoede, helder van geest, oplettend, kalm en bedachtzaam) te zijn en dat kan niet als men niet meer volledig bij bewustzijn is.
‘Wees waakzaam, wees op uw hoede, want uw vijand, de duivel, zwerft rond als een brullende leeuw, op zoek naar een prooi.’ (1 Petrus 5:8) ‘Brullen als een leeuw’… Is dit niet een van de ‘in de geest’-manifestaties? Zal de heilige Geest zich op deze manier manifesteren, terwijl in de bijbel dit juist als een illustratie van de duivel wordt gegeven? En zal de heilige Geest dronken gedrag manifesteren, terwijl in de bijbel juist gewaarschuwd wordt voor de gevolgen van dronkenschap? En zal de heilige Geest iemands geloof bevestigen door deze achterover te laten vallen, terwijl in de bijbel hier enkel naar gerefereerd wordt in de trant van een oordeel van God, vanwege ongeloof of zonde? De vraag stellen is hem beantwoorden…
Maar als de manifestaties niet te wijten zijn aan de werking van de heilige Geest, wat is dan de oorzaak van deze ervaringen?
Kundalini?
Sommige personen menen dat de manifestaties ‘in de geest’ het rechtstreekse gevolg zijn van demonen. Men wijst hierbij op het zogenaamde ‘kundalini-ontwaken’, een ervaring bekend in het hindoeïsme en aangeduid met de term shakti pat. Het is een uitdrukking die gebruikt wordt voor de aanraking van een goeroe (spirituele leraar), gewoonlijk met zijn hand op het voorhoofd van de vereerder, wat bovennatuurlijke effecten teweegbrengt bij de vereerder.
De bekeerde, voormalige hindoe Rabi Maharaj beschrijft in zijn boek ‘De Goeroe is dood’ (1981) shakti pat als volgt: ‘Shakti betekent letterlijk “macht” en in het toebrengen van shakti pat wordt de goeroe een kanaal van oerkracht, de kosmische kracht, die aan het universum ten grondslag ligt en die belichaamd is in de godin Shakti. Het bovennatuurlijke effect van Shakti door de aanraking van de goeroe kan de vereerder tegen de grond doen slaan, of hij kan een helder licht zien, en een ervaring krijgen van innerlijke verlichting of nog een andere mystieke psychische ervaring hebben.’
In het hindoeïsme wordt gewezen op deze ‘spirituele kracht’. In het Sanskriet betekent kundal ‘opgerold’. Kundalini wordt in Indiase yoga en Tantrische geschriften beschreven als een krachtveld dat zich, wanneer ‘ontwaakt’, vanuit het onderlichaam (de stuit) langs de ruggengraat naar boven begeeft. Deze kracht opent deuren naar allerlei mystieke ervaringen. Het kan echter ook enorme impact hebben op het lichaam, zowel geestelijk, psychisch als spiritueel. Enkele kenmerken zijn schokken, lichamelijke onrust en bewegingsdrang, interne geluiden, stemmen horen en spontane veranderingen van lichaamshouding. Deze symptomen worden toegeschreven aan deze ‘kundalinikracht’ die vrijkomt in het lichaam van de vereerder.

Sommige critici schrijven de ‘in de geest’-manifestaties toe aan deze ‘kundalinikracht’. Maar hoewel de symptomen van het ‘kundalini-ontwaken’ binnen oosterse religie meer omschreven worden als het vrijkomen van een bepaalde energie, menen zij dat het demonen zijn die de mensen in hun greep houden.
Promotor van deze theorie is de Nieuw-Zeelander Andrew Strom, schrijver van het boek ‘Kundalini warning – False spirits invade the church’ (2010). Hij is een ex-charismaan die meer dan 25 jaar bij de charismatische beweging betrokken is geweest, waarvan elf jaar bij dezelfde profetische beweging als Todd Bentley (zie hoofdstuk 8). Strom gelooft nog wel in tegenwoordige Geestesgaven, maar veroordeelt alle ‘in de geest’-manifestaties. Hij waarschuwt voor de kundalinikracht en meent dat dit één van de ergste ‘invasies van valse geesten’ is die de kerk ooit gezien heeft. Strom baseert zijn conclusie op eigen ervaring en gedane waarnemingen. Zijn uitleg wordt weerlegd in 10.4. en 10.5..

Het begin van de ‘invasie van valse geesten’ legt Strom bij Word of Faith-prediker Rodney Howard-Browne (Zuid-Afrika, 1962), die gedurende de jaren 1993 en 1994 grote bijeenkomsten hield in de VS. Howard-Browne groeide op in een Zuid-Afrikaanse pinkstergemeente en emigreerde samen met zijn vrouw in 1987 naar de VS. Hij wordt wel de ‘heilige Geest-barkeeper’ genoemd, omdat er veel manifestaties van ‘dronken in de geest’ voorvielen tijdens zijn diensten, naast ‘huilen’ en ‘vallen (en rusten) in de geest’.
Strom stelt: ‘Veel Word of Faith-leiders ondergingen de “aanrakingen” door Howard-Browne en werden hierdoor geïnspireerd. Randy Clark introduceerde het in de Vineyardbeweging van Toronto, wat later bekend werd als de Toronto Blessing: mensen vielen neer, toonden dronken gedrag, lachten hysterisch, schudden, trilden en beefden onbeheersbaar met hun hoofd als wel met hun lichaam, mensen maakten dierengeluiden (bijvoorbeeld het brullen van een leeuw). Deze manifestaties waren nog nooit op zo’n grote schaal in de kerk gezien en werden in een paar jaar tijd in de hele charismatische wereld bekend.’
De centrale vraag die Strom stelt is: Waarom zijn deze manifestaties zo vergelijkbaar met die van oosterse religies, het hindoeïsme en kundalinisekten, terwijl je deze ervaringen niet terug kunt vinden in de bijbel en het klassieke christendom op zich? Strom stelt dat Howard-Browne, de inspirator van dit alles, beïnvloed werd door een kundalinigeest (demon), omdat alle verschijnselen absoluut precies hetzelfde zijn. Strom zegt dat kundalini is als een valse heilige Geest. ‘Het produceert zelfs wonderen en genezingen, naast gevoelens van liefde, kracht, energie en andere emoties. Het is de hindoeversie van de heilige Geest,… maar het is niet heilig.’
Strom besluit met op te merken dat er in de bijbel gewaarschuwd wordt dat er valse leringen, valse leraren, valse wonderen en valse tekenen zullen komen. In de Schrift staat dat je daarom nuchter en waakzaam moet zijn. ‘Vandaag de dag hebben we echter een beweging die vreemde en bizarre tekenen en wonderen promoot; zelfs de meest rare spirituele ervaringen. Er wordt in de Schrift gewaarschuwd voor zulke misleidende geesten, geesten die ook leiders kunnen beïnvloeden. Waarom promoot de charismatische beweging dan deze uitingen, terwijl juist in de bijbel hiervoor zo gewaarschuwd wordt?’ Strom meent dat de charismatische beweging dit nooit had mogen toelaten en dit direct had moeten veroordelen.
Bovenstaande citaten komen uit Stroms documentaire ‘False spirits invade the church – Kundalini warning’. Hierin zijn de ervaringen, zowel in het hindoeïsme als in de moderne charismatische beweging, visueel te aanschouwen. De documentaire is via deze drie linken te zien: https://www.youtube.com/watch?v=Ti5hyJ1CeDQ&list=PL-sqCc2i3vRWWSCJ1Hxpj3BmT-OD12oXn (deel 1, duur: 9.11 min.) en https://www.youtube.com/watch?v=W-Jp-RJC41M (deel 2, duur: 9.53 min.) en https://www.youtube.com/watch?v=Qy14g-cccfQ&list=PL-sqCc2i3vRWWSCJ1Hxpj3BmT-OD12oXn&index=3 (deel 3, duur: 9.38 min.)
Kundalini in andere religies
Kundalini wordt vooral geassocieerd met het hindoeïsme, maar de verschijnselen als zijnde een spirituele ervaring hebben veel overeenkomsten met mystieke en gnostische tradities (doorgegeven gebruik of gewoonte) van andere religies ter wereld. Veel kenmerken wijzen op de algemeenheid van het verschijnsel.

Er zijn overeenkomsten bij hedendaagse charismatische manifestaties die aan de heilige Geest toegeschreven worden. Religieuze studies zien ook parallellen bij de Quakers en Shakers, het joodse Shuckling (het schudden en schommelen tijdens gebed), de ‘wuivende’ zikr-meditatie bij de soefi’s (mystieke islamitische broederschap) en de ‘wervelend dansende’ derwisj (geestelijke binnen de soefi’s), de trillingen van de oosters-orthodoxe Hesychast (een bepaald contemplatief gebed), de vloeiende bewegingen van tai chi (Chinese vechtkunst), de extatische sjamanistische dans, de ntum trance dans van de Bosjesmannen (oorspronkelijke bewoners van zuidelijk Afrika), de Tibetaanse boeddhistische Tumowarmte door meditatie*, en de Andalusische flamencodans (Zuid-Spanje). Kundalinipraktijk is middelpunt in de (terroristische) Japanse Aum Shinrikyo-sekte, en kundalini-yoga is een van de etappes die een meditatiebeoefenaar kan bereiken. [Bron: ‘Awake Kundalini’ – Pt. Rajnikant Upadhyaya & Pt. Gopal Sharma, 2006.]
* De Nederlander Wim Hof (1959), bekend als ‘The Iceman’, is een beoefenaar van Tumo.
Waardoor zijn nu uiteindelijk deze ervaringen binnen charismatische kringen te verklaren? Op de oorzaken gaan 10.4. en 10.5. in.
10.4. Kritiek op de Toronto Blessing
Onderstaand artikel ‘The Toronto Blessing’ heb ik (R.K.) vertaald uit het Engels. De originele tekst van veertien pagina’s heb ik ingekort naar twaalf. De gehele originele Engelse tekst is te lezen via deze link: http://orthodoxinfo.com/inquirers/toronto.aspx.
De tekst verscheen oorspronkelijk in ‘The Shepherd’ in drie delen uit december 1995 (Vol. XVI, nr. 3) tot en met februari 1996 (Vol XVI, nr. 5). Dr. Nick Needham is een baptistenvoorganger uit Londen (Engeland) en docent in de kerkgeschiedenis aan het Highland Theological College in Dingwall (Schotland). Zijn artikel gaat vooral in op de (niet-)theologische aspecten van de ‘Toronto-zegen’ (10.5. benadert het onderwerp meer wetenschappelijk).
De Toronto Blessing
Door Dr. Nick Needham
Dr. Nick Needham beschrijft zichzelf als een conservatieve evangelische, waarbij hij uitlegt dat dit een traditionele reformatie-stijl van het protestantisme is waarvan de overtuigingen zijn geworteld in de Schrift en de oecumenische geloofsbelijdenissen.
DEEL EEN
1. Wat is de Toronto Blessing?
Wat is dan deze grote zegen die God naar verluidt over zijn kerk uitstort in deze tijd? Volgens de voorstanders is het een nieuwe uitstorting van de heilige Geest die kan worden vergeleken met de dag van Pinksteren. Deze uitstorting gebeurt wanneer een leider, die de zegen al zelf heeft ontvangen, het aan anderen doorgeeft. De zegen zelf wordt ook vaak de ‘zalving’ of een ‘nieuwe zalving’ genoemd.
Soms zal de ‘gezalfde’ leider eenvoudigweg de zegen over de gehele bijeenkomst uitroepen, maar over het algemeen zullen de mensen worden gevraagd naar voren te komen, waar de leider en zijn team hen de handen op zal leggen, om zo de zegen aan hen fysiek door te geven. Een paar van de leiders hebben vreemdere en meer dramatische methoden van doorgeven van de zegen, bijvoorbeeld door op mensen te blazen, het ‘slingeren’ van de zegen op mensen door dramatische handgebaren, of zelfs het doorgeven van de zegen in een doek om daarna deze naar iemand toe te gooien.
Met betrekking tot de innerlijke geestelijke of emotionele ervaring, is er geen reden te betwijfelen dat veel mensen een overweldigend gevoel van geliefd te zijn voelen, met enorme gevoelens van vreugde en euforie. De enige vraag is hoe deze emotionele ervaringen moeten worden geïnterpreteerd, een vraag waar we later op terug zullen komen.
2. Wat is de oorsprong van de Toronto Blessing?
De TB (Toronto Blessing) kent zijn oorsprong in de Word of Faith-beweging. Maar deze Word of Faith-leraren leren niet de waarheid over Christus, en ze verheerlijken niet de Christus van de Schrift, maar een Christus van hun verbeelding: een Christus die niet de almachtige God in het vlees was, een Christus die miljonair was, een Christus die gedemoniseerd werd aan het kruis en voor de zonde ‘geestelijk’ stierf in de hel in plaats van door zijn bloed, een Christus die alleen de incarnatie van God was in de zin dat (volgens hen) elke gelovige een incarnatie van God is. Het is geen wonder dat bijbelgetrouwe geleerden en theologen als Hank Hanegraaff, Dan McConnell en anderen hebben geconcludeerd dat het evangelie van de Word of Faith-beweging een ‘ander evangelie’ (2 Korintiërs 11: 3-4) is.
Dus waar we mee worden geconfronteerd in de Word of Faith-beweging is een ander evangelie, een andere Jezus en een andere geest. De ware heilige Geest van God zou nooit ‘ministries’ van mensen die giftige fouten leren eren, bekrachtigen of geloofwaardigheid schenken. Welke geestelijke kracht ook aan het werk is door mannen als Benny Hinn, Kenneth Copeland en Rodney Howard-Browne, men moet concluderen dat het niet de Geest van de waarheid is.
3. Hoe arriveerde de Toronto Blessing in Toronto?
Het belangrijkste om op dit punt te onthouden is de oorsprong van de TB. Het begon in de Word of Faith-beweging. Het begon in een context van destructieve en giftige dwaling. Maar nu zijn er mensen als Randy Clark en John Arnott die geen enkele van de ketterijen van de Word of Faith-beweging veroordelen, maar vrolijk en enthousiast de geestelijke kracht omarmen die aan het werk is in deze beweging. De valse geest die actief is in de Word of Faith-beweging is nu welkom, geaccepteerd en door veel van de Vineyardkerken van John Wimber onderschreven, en van hen is het overgegaan in de charismatische en pinksterkerken op een wereldwijde basis. Ze zeggen dat het God is die zijn kerk aan het verfrissen en vernieuwen is. Een eerlijker oordeel zou zijn dat het een van de ergste wanen ooit is die de belijdende kerk van Jezus Christus teisteren.
DEEL TWEE
Nu gaan we proberen te zien wat er werkelijk gebeurt met mensen als ze de TB ervaren.
1. TB ervaringen in andere religies
Het eerste waar we aan moeten denken is het feit dat de ervaringen die mensen hebben wanneer ze de zegen of de zalving van mannen als Rodney Howard-Browne ontvangen, niet typisch christelijk van aard zijn. Daarmee bedoel ik dat het heel goed mogelijk is om precies dezelfde emotionele en fysieke ervaringen te hebben buiten het christendom, in andere religies of andere geloofsrichtingen. Laten we de emotionele ervaring van het overweldigende gevoel van liefde nemen. Rodney Howard-Browne legt je zijn handen op en ‘zapt’ (geeft energie) je met dit enorme gevoel van liefde. Is dit een typisch christelijke ervaring? Wel, voordat we iets besluiten, laten we eerst luisteren naar een getuigenis van iemand die deze prachtige ervaring heeft gehad:
Hij strekte zijn armen, en ik zag opeens Benjamin Creme’s gezicht verdwijnen, en in het kader van wat zijn gezicht was geweest, was een heel ander gezicht, die in het geheel niet op hem leek. Het was een gezicht met een soort van goud-bronzen kleur, met zeer grote donkere ogen die zeer lichtgevend waren, en zeer hoge jukbeenderen, en een vrij lang gezicht. Dit buitengewone wezen dat naar mij keek, had ook nog een baard. Ik zag hem voor de volle twintig minuten dat deze zegen heeft geduurd, dus ik had heel goede gelegenheid om het gezicht goed te bekijken. En als zijn ogen rechtstreeks in mijn gezichtsveld kwamen, voelde ik enorme golven van energie vanuit dit wezen uitstralen, en het raakte me in het hart. En ik was echt bewogen, naar het diepste van mijn wezen, want wat ik feitelijk meemaakte was een enorm krachtige en zeer zuivere liefde. Het was iets heel bijzonders, een liefde zoals die te ervaren. [3]
Dit getuigenis van Patricia Pinchon kan vrij eenvoudig komen van een TB-bijeenkomst. Ze heeft een visioen van een Jezus-achtig gezicht: niet ongewoon voor degenen die de TB ontvangen. Ze wordt overweldigd door een